ECLI:NL:RBALM:2011:BU9010

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710627-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op gezin in Enschede met bedreiging en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 21 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een gezin in Enschede op 25 november 2010. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woonplaats, werd samen met drie anderen beschuldigd van het bedreigen van de gezinsleden met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en het stelen van mobiele telefoons en een laptop. De rechtbank oordeelde dat de verdachte actief had deelgenomen aan de overval, waarbij hij de woning binnendrong en de slachtoffers onder druk zette om hun bezittingen af te geven. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een straf op van twee jaar en acht maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk, met toezicht van de reclassering. De rechtbank hield rekening met de psychische impact van de overval op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven. Daarnaast werden vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710627-11
Datum vonnis: 21 december 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren [1986] in [geboorteplaats],
zonder bekende woonplaats hier te lande,
nu verblijvende in het huis van bewaring De Karelskamp in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 december 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Brunsveld en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Flokstra, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met anderen een gewapende overval heeft gepleegd, waarbij goederen zijn weggenomen of personen zijn afgeperst,dan wel dat hij, verdachte, daarbij heeft geholpen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft weggenomen een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een
laptop, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of het
kind van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer vuurwapen(s),
althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of gemaskerd
en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) - de woning van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in die woning (een)
vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht
(gehouden);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld (in een woning aan de [adres])
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of
meer (mobiele) telefoon(s) en/of een laptop en/althans enig goed en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of
meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)
voorwerp(en) en/of gemaskerd en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) - de
woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in
die woning (een) vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft/hebben weggenomen een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of
een laptop, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of het
kind van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer vuurwapen(s),
althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of gemaskerd
en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) - de woning van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in die woning (een)
vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht
(gehouden),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25
november 2010 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een door
verdachte bestuurde auto naar en/of van de plaats van het misdrijf te vervoeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld (in een woning aan de [adres])
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een laptop en/althans enig goed en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer vuurwapen(s),
althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of gemaskerd
en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) - de woning van die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in die woning (een)
vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht
(gehouden);
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25
november 2010 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een door
verdachte bestuurde auto naar en/of van de plaats van het misdrijf te
vervoeren.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft gezeten, en met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat een meldingsplicht en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa) inhoudt. Voorts heeft zij gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden: er is volgens haar sprake van medeplegen en van bedreiging met
geweld.
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is van medeplegen, nu verdachte zich pas in de woning realiseerde dat het om een overval ging en hij gedurende de overval verschillende keren naar buiten is gelopen: er was daarom geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking of een gezamenlijke uitvoering. Volgens de raadsvrouw is er evenmin sprake van medeplichtigheid aangezien verdachte vóór of tijdens de overval geen opzet had om ondersteunende gedragingen te verrichten, nu hij immers niet wist dat er een overval gepleegd zou worden. De raadsvrouw concludeert dat verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 25 november 2010 bestuurde ik een auto waarin drie anderen zaten. Daarna zijn wij een woning aan de [adres] in Enschede binnengegaan, waarbij één van de jongens een bivakmuts op had en een pistool in zijn hand hield, [X] en de derde droegen een muts, ik zette mijn capuchon op om niet herkend te worden. Toen ik de woonkamer binnenkwam zag ik een man met een been in het gips op een bank liggen, er was ook een vrouw met een jong kind aanwezig. Er zijn twee telefoons en een laptop weggenomen. Ik ben daarna met de jongens weggereden naar Rotterdam. Eén van die telefoons hebben [X] en ik verkocht, ik kreeg de helft, namelijk € 100,--.
2.
Verdachte heeft bij de politie, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op de dag van de overval op de woning aan de [adres] in Enschede droeg ik een bruine jas met bontkraag en capuchon.
2.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik doe aangifte van beroving in mijn woning aan de [adres] te Enschede, gepleegd door vier mannen. Op 25 november 2010 lag ik op de bank, mijn vriendin [slachtoffer 2] zat met ons babyzoontje op de andere bank. Vanaf de bank waarop ik lag had ik zicht op de hal en de voordeur als de haldeur openstond. Ik hoorde dat iemand buiten mijn voornaam riep. Mijn vriendin opende de voordeur en ik zat dat er meteen vier mannen naar binnen liepen. De voorste had een vuurwapen zijn handen en kwam met een ander de woonkamer binnen. Ik zag dat de twee andere mannen meteen naar de bovenverdieping gingen. Eén van de mannen die naar boven ging was een Surinamer, hij had een capuchon op. Ze vroegen of ik geld thuis had. Eén van de mannen liep naar de badkamer en ik hoorde dat hij ging telefoneren, hij bracht als het ware een verslag uit. Ondertussen hoorde ik dat de twee mannen boven veel lawaai maakten. Op een gegeven moment kwamen de twee mannen naar beneden: één van hen bleef in de hal staan, de ander bleef in de deuropening staan tussen de woonkamer en de hal. Ze namen een laptop en vier telefoons mee. Die goederen behoorden mij en mijn vriendin geheel in eigendom toe. Niemand had recht die goederen weg te nemen en zich toe te eigenen.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik doe aangifte van een overval in mijn woning aan de [adres] te Enschede. Op
26 november 2010 was ik samen met mijn vriend en mijn zoontje in die woning. Mijn vriend lag op de bank omdat hij net geopereerd is. De deurbel ging en ik opende de voordeur. Een man drukte met kracht tegen de deur en er drongen nog drie andere mannen de woning binnen. Twee gingen de kamer in en twee mannen gingen naar boven. Eén van de mannen die naar boven ging had een capuchon van een jas over zijn hoofd, hieraan zaten bruine veertjes. Eén van de mannen die in de kamer stond had een bivakmuts op en hield een pistool in zijn hand die hij op mijn vriend en mij richtte. De mannen in de kamer vroegen om geld. Zij vroegen ook om onze telefoons: die hebben wij hen gegeven, het waren er vier. Ook de laptop werd door de mannen meegenomen.
Aanvullend kan ik een signalement van de vierde persoon geven: hij had vanaf het begin een capuchon over zijn hoofd. Ik zag dat deze persoon snel naar boven liep.
Verbalisanten relateren –zakelijk weergegeven- in hun proces-verbaal van bevindingen het volgende :
Perceel [adres] te Enschede is een eengezinswoning bestaande uit twee etages. Geheel links in de voorgevel bevindt zich de voordeur, waarachter zich een kleine hal bevindt. Vanaf de voordeur het halletje in gezien bevond zich meteen rechts een toegangsdeur naar de woonkamer en in het midden de trapopgang naar de 1e etage.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de voorgaande bewijsmiddelen bewezen kan worden dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op een later tijdstip dan zijn drie passagiers de woning aan de [adres] is binnengekomen, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beiden verklaren dat de overvallers gevieren hun woning binnendrongen Daaraan doet niet af dat verdachte op enig moment gelegen omstreeks het tijdstip van de overval zou hebben gebeld (volgens het proces-verbaal gedurende 28 seconden) dan wel, zoals verdachte zelf zegt, zou hebben “gepingd”. “Pingen” genereert overigens, anders dan bellen, alleen datagebruik en wordt dus niet als afzonderlijk gesprek geregistreerd, zodat de stelling van verdachte niet wordt onderbouwd door de verkeersgegevens van de telefoon die zich in het dossier bevinden.
Volgens verdachte is hij niet boven geweest en is hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, op de trap gaan zitten. Niettemin zijn aangevers ook op dat punt stellig in hun verklaringen dat zij zicht hadden op wat zich in de hal van hun woning in de richting van de trapopgang afspeelde en dat ze zagen en hoorden dat twee van de overvallers naar boven liepen. De aangevers noemen ieder voor zich expliciet de man met de capuchon als één van de twee mannen die naar boven liepen en aangever [slachtoffer 1] ziet ze daarna beiden gelijktijdig weer in beneden in de hal verschijnen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd, dat hij in de woning zijn capuchon had opgedaan. De rechtbank heeft mede gelet op de indeling van de woning, zoals uit het proces-verbaal van bevindingen naar voren komt, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de slachtoffers.
De rol van verdachte was dus groter dan uitsluitend een auto besturen. Zijn ter zitting verkondigde stelling, dat hij tevoren niets van de overval wist, slechts dacht dat er geld opgehaald zou worden (waar hij een deel van zou ontvangen) terwijl hij – eenmaal terechtgekomen in de overval – geen actieve rol heeft gespeeld, wordt door voorgaande bewijsmiddelen weerlegd: Verdachte drongen gelijktijdig de woning binnen, verdachte is meegegaan naar boven bij het zoeken in de woning en heeft het getalsmatig overwicht dat de overvallers op de slachtoffers hadden door zijn aanwezigheid versterkt. De rechtbank leidt hieruit af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en van een gezamenlijke uitvoering. Dat maakt hem een medepleger. Als verdachte zich werkelijk aan de overval had willen onttrekken, dan had hij daartoe, als bestuurder van de auto en daarmee vervoerder van de medeovervallers, voldoende gelegenheid. Daar komt bij dat verdachte na de overval zijn kompanen terug naar Rotterdam heeft gebracht en één van de gestolen mobieltjes met een mededader heeft verkocht, waarbij verdachte de helft van de opbrengst heeft geïncasseerd.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de
[adres] heeft weggenomen mobiele telefoons en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders - voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en gemaskerd - de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft gezeten, en met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft daarbij onder meer overwogen dat het een ernstig feit betreft, terwijl uit de documentatie van verdachte blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Ten slotte vordert de officier van justitie toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte stelt zich op het standpunt dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt, verdachte een gevangenisstraf krijgt opgelegd van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en reclasseringstoezicht. De verdediging wijst erop dat verdachte oprecht berouw heeft, hij qua opleiding en zorg voor zijn gezin op de goede weg is en er daardoor – zoals is geconstateerd door de reclassering en de psycholoog – een laaggemiddeld risico is op recidive. Voorts stelt de raadsvrouw dat verdachte weliswaar documentatie op het gebied van geweldsdelicten heeft, maar dat deze documentatie van ongeveer 4,5 jaar geleden is, terwijl van eerdere overvallen geen sprake is.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft actief deelgenomen aan een brutale overval waarbij de slachtoffers in de beschermde omgeving van hun woning door de overvallers, die waren voorzien van (bivak)mutsen of een capuchon terwijl één van hen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had, werden gedwongen de diefstal van mobiele telefoons en een laptop toe te laten. Daarbij werd het wapen op de slachtoffers gericht gehouden, terwijl de baby van de slachtoffers zich in de woonkamer bevond. Verdachte heeft zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en geen oog gehad voor met name de psychische schade die hij mede door zijn toedoen bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. De slachtoffers hebben de overval, zo blijkt uit hun verklaringen bij de politie en uit de slachtofferverklaringen, als beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat een overval in een woning een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhoudt. Te verwachten valt dat die slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaring. Daarbij brengt een dergelijk feit de samenleving maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee, te meer nu deze overval deel uitmaakt van een golf van overvallen in de regio Twente.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overweging de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) betrokken, voor zover deze voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor het delict overval in een woning met licht geweld en/of bedreiging als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank houdt ten nadele rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2010 tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld voor een mishandeling. Anderzijds heeft verdachte, die slechts 24 jaar oud is, verantwoordelijkheid getoond door ter zitting tot op zekere hoogte opening van zaken te geven over zijn aandeel in de overval en ook verder heeft meegewerkt met het onderzoek, terwijl hij berouw toonde en zijn spijt uitsprak naar de slachtoffers, waarvan dhr. [slachtoffer 1] ter zitting aanwezig was.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het psychologisch onderzoeksrapport van de gezondheidspsycholoog P.K. Kristensen van 30 november 2011, waaruit blijkt dat er bij verdachte weliswaar geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling, maar dat hij wel laat in de puberteit is gekomen en dat zijn groei naar volwassenheid ten gevolge van moeilijke levensomstandigheden enige vertraging heeft opgelopen. Hierdoor is hij, aldus de rapporteur, nog een beetje goedgelovig en denkt hij soms onvoldoende na over de keuzes die hij maakt; er is voorts sprake van enige naïviteit en goedgelovigheid in de relatie tot anderen. De psycholoog is van mening dat het versterken van verdachtes vermogen om kritisch over zijn keuzes na te denken op het moment dat iemand een beroep op hem doet, hem zal helpen om niet meer in de problemen te komen. De psycholoog is daarom van oordeel dat een Cova(Cognitieve vaardigheid)-training hierin nuttig kan zijn. Verdachte heeft ter zitting verklaard, dat hij die training nuttig vindt en bereid is deze te volgen.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het rapport van de reclassering van
1 december 2011, waaruit (eveneens) blijkt dat verdachte een jongeman is die waarschijnlijk door zijn enigszins naïeve en goedgelovige houding ten opzichte van anderen mede tot zijn betrokkenheid bij het delict heeft geleid. Rapporteur heeft er veel vertrouwen in dat verdachte, met ondersteuning van de reclassering en door het volgen van een Cova-training, verder zal gaan op het goede pad. Het recidiverisico wordt als laag gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan de Cova-training. Verdachte stemt in met dit advies.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twee jaar en acht maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op voornoemde adviezen van de psycholoog en de reclassering en op de bereidheid van verdachte om zich aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden te houden, aanleiding om te bepalen dat verdachte zich onderwerpt aan reclasseringstoezicht en een Cova-training volgt.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partijen
[Slachtoffer 2], wonende te [adres], en [slachtoffer 1], wonende op hetzelfde adres, hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 2.750,-- (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit een immateriële schadevergoeding (smartengeld).
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.748,77 (tweeduizend zevenhonderdachtenveertig euro zevenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit:
Mobiele telefoon Samsung: € 30,--
Mobiele telefoon Nokia € 40,--
Mini laptop € 150,--
Laminaat € 28,77
Immateriële schadevergoeding (smartengeld): € 2.500,--.
Beide vorderingen zijn gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partijen behouden zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen moet worden toegewezen aangezien het aannemelijk is dat een overval in de woning van de slachtoffers bij hen tot psychische schade heeft geleid. Voorts acht zij het aannemelijk dat de door dhr. [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade door de overval is veroorzaakt.
Namens de verdachte worden de vorderingen bestreden aangezien uit het dossier blijkt dat de slachtoffers geen ontdane indruk hebben gemaakt, terwijl er tijdens de overval geen geweld is gebruikt. Ten slotte acht de raadsvrouw de vorderingen onvoldoende onderbouwd en werden de mobiele prepaidtelefoons niet meer door de slachtoffers gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partij in hun vorderingen ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers, terwijl het evident is dat de overval een grote impact had op de slachtoffers. De daarvoor opgevoerde immateriële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Gelet op vorderingen die in vergelijkbare zaken zijn toegewezen, ziet de rechtbank wel aanleiding de hoogte van de bedragen voor de immateriële schadeposten enigszins te matigen. Voor wat betreft het meer of anders gevorderde is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelden voor dat deel van hun vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Voorts is bewezen dat de mobiele telefoons en de laptop zijn meegenomen en niet zijn teruggegeven, terwijl de zich op de bladzijden 302 en 303 van de in de ordner bevindende foto’s van de bovenverdieping aannemelijk maken, dat er (beperkte) schade is ontstaan op de laminaatvloer. De rechtbank zal het gevorderde daarom gedeeltelijk toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Primair: het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee jaren en acht maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en/of deelname aan een gedragsinterventie (CoVa);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor een deel van € 500,-- niet ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 500,-- niet ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.250,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2010) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan ;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2.248,77 (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2010) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.250,-- ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 32 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.248,77 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 32 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M.E. van Wees en
mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.