ECLI:NL:RBALM:2011:BU8571

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374.896 CV EXPL 11-4936
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R.K. Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor psychische schade na roofoverval op werkvloer

In deze zaak vorderde de werkneemster, eiseres, een verklaring voor recht dat haar werkgever, Coop Supermarkten B.V., onvoldoende had voldaan aan de wettelijke zorgverplichtingen op grond van de artikelen 7:658 en 7:611 BW, en dat zij gehouden was tot vergoeding van de schade die eiseres had geleden na een roofoverval in de winkel. De overval vond plaats op 27 januari 2010, waarbij eiseres onder bedreiging van een wapen werd geconfronteerd. Na de overval meldde eiseres zich ziek en onderging zij langdurige psychologische behandeling.

De kantonrechter oordeelde dat Coop niet aan haar zorgplicht had voldaan, omdat de werkgever meer verantwoordelijkheid had moeten nemen voor de psychische schade die eiseres had opgelopen. De rechter stelde vast dat de verzekering van Coop geen dekking bood voor psychische schade, wat in strijd was met de redelijkheid en billijkheid die van een werkgever verwacht mag worden. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, met dien verstande dat de aansprakelijkheid werd gebaseerd op artikel 7:611 BW, dat de verplichtingen van werkgever en werknemer regelt.

Coop werd veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 1.000,-- op de schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 6 december 2011 door kantonrechter H.R.K. Valk in Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 374.896 CV EXPL 11-4936
Uitspraak : 6 december 2011 (t)
Vonnis in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eisende partij
hierna ook wel [eiseres] te noemen
gemachtigde: mr G.M.H. van Stokkum
advocaat te Enschede
tegen
De besloten vennootschap
Coop Supermarkten B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Velp
gedaagde partij
hierna ook wel Coop te noemen
gemachtigde: mr P. van den Broek
advocaat te Amsterdam
1. procedure
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
de dagvaarding van 3 mei 2011;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek;
Het vonnis is bepaald op heden.
2. feiten
Op 27 januari 2010, omstreeks 19:30 uur, heeft zich in het filiaal van Coop te Enschede aan de Rijnstraat 84 een roofoverval voorgedaan. Een overvaller, voorzien van een bivakmuts en getrokken pistool, is de winkel binnengekomen en heeft zich gericht tot [eiseres] die met een klant bezig was aan de servicebalie. Onder bedreiging met het wapen heeft hij geld geëist, het wapen afwisselend richtend op haar en de kassa.
[eiseres] heeft geen poging gedaan om de alarmknop onder de servicebalie te gebruiken. Zij kon in haar paniek de kassa niet geopend krijgen. Uiteindelijk is de overvaller weggerend onder medeneming van de portemonnaie van de klant waarmee [eiseres] bij aanvang van de overval bezig was en die direct de winkel had verlaten.
De relevante beveiligingsmaatregelen in de winkel bestonden toen uit:
• alarmknoppen onder de balie’s van de kassa’s;
• twee onopvallende camera’s boven de kassa’s en een camera elders in de winkel met een monitor in een andere ruimte;
• een interne telefoonverbinding;
• een afroommogelijkheid van het papieren geld naar de cashbox;
• kassablokkering bij (tijdelijke) afwezigheid van de kassamedewerker.
Door die overval heeft [eiseres] zich per 1 februari 2010 ziek gemeld vanwege klachten behorend bij een acute stress-stoornis gecombineerd met veel arousalklachten die zich lichamelijk uiten. Vanaf 18 februari 2010 werd zij behandeld door het traumateam van Mediant Geestelijke Gezondheidszorg, zowel door een psychiater als door een psycholoog. Deze behandeling duurt tot op de dag van vandaag voort.
Vanaf 1 december 2010 verricht zij arbeidtherapeutische werkzaamheden bij Coop gedurende drie à vier uren per week op de broodafdeling.
Per 1 februari 2011 heeft [eiseres] haar studie, een MBO-opleiding tot secretaresse op niveau III-IV, moeten staken.
3. geschil
de vordering:
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat Coop onvoldoende heeft voldaan aan haar wettelijke zorgverplichtingen op grond van artikel 7:658 en/of 7:611 BW en gehouden is tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden en zal lijden tengevolge van de roofoverval,
zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
het verweer:
Coop betwist dat zij niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en betoogt dat zij dit voorval niet kon voorkomen.
4. beoordeling
[eiseres] stoelt haar vordering allereerst op artikel 7:658 BW, welke artikel de aansprakelijkheid en zorgverplichting van de werkgever voor de werknemer regelt. Dat artikel heeft echter betrekking op de verplichting die de werkgever heeft met betrekking tot de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarmee de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Het heeft derhalve betrekking op veelal ongelukken op het werk.
In het onderhavige geval heeft de gestelde schade geen oorzaak in de inrichting van de werkplek of de werktuigen en/of gereedschap waarmee de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, maar is deze ontstaan door een van buiten komende omstandigheid, te weten een roofoverval door een derde.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan Coop in het kader van dat artikel geen verwijt worden gemaakt, nu, nog los van de vraag of er voldoende voorlichting van het personeel omtrent hoe te handelen bij criminaliteit is geweest, er onvoldoende causaliteit bestaat tussen de aard van het gebeuren en de bescherming van artikel 7:658 BW.
[eiseres] noemt in de dagvaarding vele passages uit de toepasselijke cao, maar, hoezeer ook nuttig, deze hadden deze roofoverval in alle redelijkheid evenmin kunnen voorkomen.
Het tweede anker waar [eiseres] voor gaat liggen is artikel 7:611 BW en luidt:
“de werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en goed werknemer te gedragen.”
Coop betwist dat dit artikel toepassing vindt. Allereerst meent zij dat artikel 7:658 BW als een lex specialis ten opzichte van artikel 7: 611 BW moet worden gezien en om die reden niet als vangnet kan dienen.
Zoals al bij de bespreking van artikel 7:658 BW betoogd, ziet de werking van dat artikel op de inrichting van de werkplek, de gereedschappen en werktuigen welke bij het werk noodzakelijk zijn. Echter er zijn, zoals in het onderhavige geval, situaties denkbaar die niet onder de werking van dat artikel zijn te scharen en het zou uitermate vreemd zijn als daarvoor in de wet geen plaats is voor het al dan niet regelen van de aansprakelijkheid voor dergelijke voorvallen.
Genoemd artikel 7:611 BW behelst in feite de redelijkheid en billijkheid binnen het arbeidsrecht. In het onderhavige geval zou men zich dan ook moeten afvragen of het redelijk en billijk is dat de werkneemster, die bij de uitoefening van haar werkzaamheden geconfronteerd wordt met uiterst crimineel gedrag, de psychische schade die zij daardoor lijdt, geheel zelf moet dragen. Dat zou immers de consequentie zijn van de stelling van Coop dat zij niet voor die schade aansprakelijk is.
Op zichzelf is juist dat ook Coop er weinig tot niets aan kan doen dat een man met een bivakmuts een roofoverval in haar winkel uitvoert, maar de verhouding tussen werknemer en werkgever brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich mee dat van de werkgever in dit verband meer kan en mag worden verwacht dan van de werknemer.
Al vele jaren wordt er in de jurisprudentie gesproken over de risicosfeer van de werkgever en in dat verband valt ook steevast de term verzekering.
Coop rept in dat verband over het feit dat zij een verzekering voor dergelijke calamiteiten heeft afgesloten, maar zegt daarbij dat die verzekering geen dekking biedt voor psychische schade. Dergelijke schade zou, aldus Coop, ook niet tegen redelijke voorwaarden voorhanden zijn.
Deze redenering komt de kantonrechter merkwaardig voor. Het is een feit van algemene bekendheid dat juist bij dit type criminaliteit het slachtoffer veelal psychische schade oploopt. De lichamelijke schade staat veelal in geen enkele verhouding tot het psychisch leed dat de dader aanricht. Bij het afsluiten van een verzekering tegen de schade tengevolge van crimineel gedrag van een buitenstaander zou dan ook psychische schade voorop moeten staan.
Juist zal zijn dat de premie voor een dergelijke verzekering aanmerkelijk hoger is dan een verzekering welke uitsluitend dekking biedt voor lichamelijk letsel, maar dat mag geen beletsel zijn om een dergelijke verzekering af te sluiten.
Op de keper beschouwd zegt Coop ook niet dat zo’n verzekering niet bestaat, maar, zo stelt zij, deze is niet tegen redelijke voorwaarden en dus een redelijke premie, af te sluiten.
Daaruit moet de conclusie getrokken worden dat Coop een verzekering heeft gesloten welke slechts dekking biedt aan lichamelijk letsel. Zij heeft daarbij weloverwogen besloten die verzekering geen dekking te laten bieden voor psychische schade. Dit besluit zal ongetwijfeld gevoed zijn door het financiële aspect.
Door zo te handelen heeft zij de kans op de koop toegenomen dat haar werkneemster, zoals in het onderhavige geval, de schade niet langs die weg, de weg van de verzekering, kan claimen.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt die omstandigheid met zich mee dat de werkgever en dus Coop, aansprakelijk is voor de psychische schade van [eiseres].
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat Coop onvoldoende heeft voldaan aan haar wettelijke zorgverplichtingen als bedoeld in de artikelen 7:658 en/of 7:611 BW en deze vordering zal de kantonrechter toewijzen, met dien verstande dat de aansprakelijkheid gebaseerd moet worden op artikel 7:611 BW.
[eiseres] vordert voorts een voorschot van € 2.500,-- op die schade, bestaande uit derving van netto loon sinds 1 augustus 2010 en het verlies van de studiebeurs per 1 februari 2011.
In de conclusie van repliek specificeert [eiseres] dat bedrag in die zin dat het inkomensverlies per september 2011 € 1.010,14 bedraagt. Het gemis van de studiebeurs zou tot en met september 2011 al zijn opgelopen tot € 4.643,20.
Met betrekking tot het gemis aan inkomen kan men nog zeggen dat dit een reële schade betreft, maar het gemis van een studiebeurs kan niet als zodanig worden aangemerkt. Eén van de kenmerken van een studiebeurs is immers dat deze moet worden terugbetaald en dus niet als inkomen kan worden gezien, hooguit als een bron om van te leven, in afwachting van in de toekomst liggende “betere” tijden. Daar komt bij dat [eiseres] nog tot 2019 de tijd heeft om haar studie af te maken en die termijn is nog zover verwijderd van het heden, dat daarvoor thans nog geen vergoeding kan worden gegeven.
De kantonrechter zal het gevraagde voorschot dan ook bepalen op € 1.000,--.
Coop zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
5. beslissing
Verklaart voor recht dat Coop onvoldoende heeft voldaan aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:611 BW en gehouden is tot vergoeding van schade die [eiseres] heeft geleden en zal lijden tengevolge van de roofoverval op 27 januari 2010, tegen haar gericht, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Veroordeelt Coop om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen als eerste voorschot op die schade vanwege derving van netto loon sinds 1 augustus 2010 een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2011 tot de dag der dagvaarding.
Veroordeelt Coop in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 761,81, waarvan te betalen aan de gemachtigde van [eiseres] een bedrag van
€ 671,-- en aan de griffier van deze sector en locatie een bedrag ad € 90,81 wegens exploitkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr H.R.K. Valk, kantonrechter, en op 6 december 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.