Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/700108-10
Datum vonnis: 9 december 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [1984] in [geboorteplaats (geboorteland)],
nu verblijvende in het PPC te Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
21 mei 2010, 17 augustus 2010, 5 november 2010, 7 december 2010, 8 februari 2011,
29 april 2011, 22 juli 2011, 14 oktober 2011 en 25 november 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.H.K. Ruding, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd of zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 1] en daarbij goederen uit [slachtoffer 1] woning heeft weggenomen of dat hij een inbraak in de woning van [slachtoffer 1] heeft gepleegd waarbij hij [slachtoffer 1] zo heeft mishandeld dat deze mishandeling de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad;
met voorbedachte rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd of zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 2] en daarbij goederen uit [slachtoffer 2]’s woning heeft weggenomen of dat hij een inbraak in de woning van [slachtoffer 2] heeft gepleegd waarbij hij [slachtoffer 2] zo heeft mishandeld dat deze mishandeling de dood van [slachtoffer 2] tot gevolg heeft gehad.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2010, althans in of omstreeks de periode van
3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
- met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt, en/of
- met een mes(sen), en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen
[slachtoffer 1], tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 3 februari 2010, althans in of omstreeks de periode van
3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk
[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten
en/of heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes(sen), en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 1], tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van enig voorwerp (onder andere een armband en/of een horloge en/of een ring(en) en/of een (stuk) tuinslang, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte) in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] te Almelo, al dan niet door middel van geweld en/of dreiging met geweld en/of braak, verbreking en/of inklimming, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, althans op of omstreeks 3 februari 2010, te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] heeft weggenomen een horloge en/of een armband en/of een ring(en) en/of een (stuk) tuinslang, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die voornoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen, althans eenmaal:
- met een schep/schop, en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestoten en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 1] heeft getrapt en/of geschopt, en/of
- met een mes(sen), en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) heeft verricht en/of aangewend tegen
[slachtoffer 1], terwijl dat feit de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal:
- al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en/of
- met een schaar en/of een mes(sen) en/of met een al dan niet (gebroken) fles(sen) en/althans een (andere(e)) (scherp(e) of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd
en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of
- de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een (gebroken) fles en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en)
op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten en/of heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en/of meermalen, althans eenmaal, met een schaar en/of een mes(sen) en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/althans een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of
gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van enig voorwerp (onder andere een GSM en/of portemonnee en/of (onder)deel/gedeelte van een satellietschotel met toebehoren/randapparatuur en/of een convector en/althans enig(e) kledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte) in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] te Almelo, al dan niet door middel van geweld en/of dreiging met geweld en/of braak, verbreking en/of inklimming, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 3 februari 2010 te Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit en/of (na)bij een woning aan de [adres] heeft weggenomen een GSM en/of portemonnee en/of (onder)deel/gedeelte van een satellietschotel en/of (daarbij behorende) randapparatuur en/of een convector en/of enig(e) kledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die voornoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen, althans eenmaal:
- al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (hard(e)) voorwerp(en) op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestoten, en/of
- op/tegen/in het hoofd en/of gezicht en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt, en/of
- met een schaar en/of een mes(sen) en/of al dan niet met een (gebroken) fles(sen) en/of een (ander(e)) (scherp(e) en/of puntig(e)) voorwerp(en) in/tegen/op het hoofd en/of gezicht en/of hals(streek) en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en/of
- de keel van [slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of op enige (andere) wijze (een) verwurgende handeling(en) verricht bij [slachtoffer 2], en/althans (en in elk geval)
- (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer 2], terwijl dat feit de dood van [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de primair tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaar met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met teruggave van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde goederen aan verdachte en voorts bewaring van de goederen genoemd onder 4, 5 en 6 ten behoeve van de rechthebbenden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
feit 1
Op donderdag 4 februari 2010 is door verbalisanten om omstreeks 09.50 uur in de woning aan de [adres] te Almelo het levenloze lichaam aangetroffen van een vrouw.
Het bleek te gaan om mevrouw [slachtoffer 1].
Na sectie is door de patholoog vastgesteld dat het overlijden van mevrouw [slachtoffer 1] wordt verklaard door zeer ernstig bloedverlies en het daardoor opgetreden weefselschade onder andere aan het hart. Het bloedverlies was veroorzaakt door letsels ten gevolge van excessief, uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het lichaam toegebracht in een periode van vele uren vóór het overlijden.
feit 2
Op woensdag 3 februari 2010 is door verbalisanten om omstreeks 20.07 uur in de tuin achter de woning aan de [adres] te Almelo het levenloze lichaam aangetroffen van een man. Het bleek te gaan om de heer [slachtoffer 2].
Na sectie is door de patholoog vastgesteld dat het overlijden van de heer [slachtoffer 2] wordt verklaard door verbloeding en de daardoor opgetreden weefselschade , al dan niet in combinatie met samendrukkend geweld op de hals.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder beide feiten primair tenlastegelegde bewezen dient te worden verklaard. Verdachte heeft de slachtoffers geslagen en getrapt en met verschillende wapens, op meerdere momenten vele malen verwond op diverse plaatsen. Het gebruik van meerdere wapens duidt op een nieuw, bewust en weloverwogen beslismoment om het ombrengen van het slachtoffers voort te zetten. Verdachte heeft aldus de tijd gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit om de slachtoffers van het leven te beroven, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad kon nadenken en zich daarvan rekenschap kon geven, aldus de officier van justitie.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat voor beide feiten geldt dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de voorbedachte raad te komen.
Ten aanzien van feit 1 concludeert de verdediging tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde en stelt daartoe dat de nadruk lag op het gekwalificeerde element, de diefstal. Van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte ook te worden vrijgesproken. Verdachte is immers van huis vertrokken om een diefstal te plegen en de gevolgde geweldshandelingen zijn door verdachte gepleegd om dit voornemen te vergemakkelijken.
Ten aanzien van feit 2 concludeert de verdediging tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij een fles kapot heeft geslagen om slachtoffer [slachtoffer 2] te doden, maar het valt te betwijfelen of er sprake is geweest van een weloverwogen tevoren genomen besluit en of verdachte tussen het nemen van het besluit en de uitvoering ervan de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven en of er toch niet veeleer een impulssituatie is geweest waarbij in een aaneenschakeling van handelingen verdachte uiteindelijk het slachtoffer heeft gedood. Gelet op de gemoedstoestand waarin verdachte ten tijde van het afleggen van zijn verklaringen verkeerde, is voorzichtigheid geboden om uit zijn verklaringen tot voorbedachte raad te concluderen.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde personen heeft omgebracht en dat hij blijft bij de verklaringen zoals hij die bij de politie heeft afgelegd .
De rechtbank ziet zich evenwel voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 3 februari 2010 slachtoffer [slachtoffer 2] en slachtoffer [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zich niet meer goed kan herinneren wat er in de dagen voorafgaand aan en op 3 februari 2010 allemaal is gebeurd, hij ten tijde van de politieverhoren mogelijk in een verwarde toestand verkeerde en zijn raadsman heeft betwist dat sprake is van moord. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.3.1 Feit 1: het slachtoffer [slachtoffer 1]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 3 februari 2010 niet naar zijn werk is gegaan. Hij heeft zijn woning verlaten om zijn hond Luna, een witte bulterriër, uit te laten.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op woensdag 3 februari 2010 om 13.00 uur haar woning aan de [adres] te Almelo heeft verlaten en dat zij ter hoogte van de percelen [adressen] een man op de stoep zag lopen. De man had een hond bij zich en die man kwam in haar richting lopen. De man droeg een oranjekleurige trui met capuchon. De hond was een kleine witte hond met een rare snuit. De getuige [getuige 2], wonende [adres], heeft verklaard dat zij op woensdag 3 februari 2010 aan het begin van de middag de hond van de [adres] heel lang en hard hoorde blaffen. Dat was iets voor 14.30 uur. Omdat zij beneden geen zicht heeft op de tuin van de buurvrouw is zij naar boven gelopen om in de achterslaapkamer naar buiten te kunnen kijken waar het geluid vandaan kwam. Zij zag toen in de tuin van de buurvouw een jonge vent. Hij had een hond bij zich. De getuige omschrijft de hond als een witte bulterriër. De getuige zag dat de hond los was en opgewonden heen en weer liep. Zij zag dat de man aan het stampen was op de grond. Toen de getuige later weer beneden was hoorde zij weer een kreet en dat leek wel van een mens. De getuige heeft voorts verklaard dat de man een normaal postuur had en kort, net bruinkleurig haar. Van de kleding kan zij zich herinneren dat het een jas met iets oranjes was.
Verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij bij de woning van een mevrouw is gekomen.
Volgens verdachte kwam de mevrouw naar buiten en vroeg zij hem wat hij daar deed. Verdachte heeft verder verklaard, dat hij is teruggegaan naar de woning van die mevrouw en dat hij haar eerst heeft geslagen met zijn vuisten. Daarna heeft hij haar omver geduwd. Hij heeft haar geschopt in haar buik en in haar gezicht. Hij heeft haar flink en erg hard geschopt. Vervolgens heeft verdachte haar doorzocht of ze iets bij zich had. Hij wilde haar armband wegnemen en haar horloge. Omdat hij niet wist hoe hij de ringen van haar vingers kon wegnemen, heeft hij de schop gepakt. Met de schop wilde hij haar hand afhakken en haar vingers. Verdachte heeft verklaard dat de vrouw erg schreeuwde. Hij heeft haar gezegd dat ze stil moest zijn, want als ze niet stil is, dan zou hij haar doden. Daarna heeft verdachte een stuk hout gepakt en hij heeft haar daarmee geprikt en geslagen. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij haar dood wilde maken om te voorkomen dat zij zou vertellen wie dit gedaan heeft. Verdachte heeft later nog verklaard dat, terwijl de vrouw op de grond zat, omdat zij niet op eigen krachten kon opstaan, hij haar in het gezicht heeft geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte wordt ondersteund door de bevindingen van de patholoog. Deze heeft in haar rapport verklaard, dat er bij de sectie tekenen waren van inwerking van excessief, uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het lichaam met zeer uitgebreide bloeduitstortingen en beschadigingen zoals kan worden opgeleverd door bijvoorbeeld slaan of schoppen. Aan de linker arm en hand zijn uitgebreide huidbeschadigingen, verscheuringen en breuken van de wijs- en middelvinger aangetroffen. De letsels waren bij leven ontstaan en hebben geleid tot zeer ernstig bloedverlies en verbloeding. De bevindingen dat het lichaam weinig lijkvlekken had, zeer bleke inwendige organen en weinig bloed in de bloedsomloop, passen bij dit bloedverlies. De patholoog heeft verder verklaard dat het onderzoek naar de ouderdom van de letsels aan het hoofd en de hand aantoont dat deze letsels minimaal 4 tot 6, maar waarschijnlijk meer dan 6 uur vóór het overlijden werden toegebracht. Voorts heeft de patholoog verklaard dat neuropathologisch onderzoek van de hersenen gering hersenoedeem met discrete tekenen van supra- en infratentoriële inklemming toont. Deze bevindingen passen zeer wel bij de bij de sectie gevonden tekenen van uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd.
De verklaring van verdachte vindt naar het oordeel van de rechtbank daarnaast steun in het door het NFI gedane sporenonderzoek. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de schoenen van verdachte. De schoenen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Verspreid over beide schoenen zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. De verkregen DNA-profielen zijn met elkaar en met de DNA-profielen van verdachte en beide slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vergeleken. Op de rechterschoen van verdachte is op de bovenzijde bloed aangetroffen. In dit bloed is een DNA-profiel aangetroffen van slachtoffer [slachtoffer 1], waarbij de kans dat het profiel overeenkomt met een willekeurig gekozen persoon kleiner is dan één op één miljard.
Ook heeft het NFI onderzoek gedaan naar het ijzeren deel van een schop en een gebroken houten steel. De rechtbank heeft ter zitting foto’s waargenomen waarop een ijzeren deel van een schop op het terras van [adres] is afgebeeld en een gebroken stuk hout in het achterste deel van de tuin van [adres]7.
Zowel het schopje als de houten steel is onderzocht op de aanwezigheid van bloed.
Aan de voorzijde van het schopje is op meerdere plaatsen bloed aangetroffen en verspreid over het schopje zijn vier bloedsporen bemonsterd. De randen van het schopje en het overgangsgebied tussen het schopje en de plaats waar de steel heeft gezeten zijn ook bemonsterd. De verkregen DNA-(meng)profielen zijn ook hier met elkaar en met de DNA-profielen van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en van verdachte vergeleken. In de bemonstering van de randen van het schopje (met bloed) is celmateriaal aangetroffen afkomstig van slachtoffer [slachtoffer 1]. Ook in de bemonstering van de overgang van schopje en steel (met bloed) is celmateriaal aangetroffen met een afgeleid DNA-hoofdprofiel van slachtoffer [slachtoffer 1]. De berekende frequentie van de DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Ook is daar celmateriaal aangetroffen waarvan niet uit te sluiten is dat dat van verdachte afkomstig is. De bemonsteringen van bloed aangetroffen op andere plaatsen (nummers 3 tot en met 6) op het schopje bevat celmateriaal dat afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 1], waarbij de berekende frequentie van het DNA-profiel kleiner dan één op één miljard is.
Op de houten steel is op meerdere plaatsen bloed aangetroffen. Verspreid over de houten steel zijn vier bloedsporen bemonsterd. In het bloed op de houten steel (bemonstering nummer 1) is celmateriaal aangetroffen van slachtoffer [slachtoffer 1], waarbij de berekende frequentie van het DNA-profiel kleiner dan één op één miljard is.
De rechtbank vat samen dat verdachte het doden van het slachtoffer [slachtoffer 1] bekent. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de bevindingen van de patholoog en door het DNA-onderzoek. Daarnaast heeft de getuige [getuige 2] in de tuin van het slachtoffer een persoon handelingen zien verrichten die overeenkomen met de verklaring van verdachte. Zij beschrijft een hond die lijkt op de hond van verdachte en kleding die verdachte die dag droeg. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van die bewezenverklaring nog het volgende.
De opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd. Dit opzet leidt de rechtbank af uit de verklaring van verdachte en uit de wijze waarop het delict is gepleegd en de letsels die als gevolg van verdachtes handelen zijn ontstaan. Het slachtoffer is door slaan en schoppen en het gebruik van voorwerpen zodanig verwond dat zij als gevolg van zeer ernstig bloedverlies en de daardoor opgetreden weefselschade, onder andere aan het hart, is overleden.
De voorbedachte raad.
Zoals de Hoge Raad in navolging van eerdere jurisprudentie heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad – in deze zaak in de op moord toegesneden tenlastelegging en bewezenverklaring nader uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg” – voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij is niet van belang of die gelegenheid slechts gedurende een korte tijd heeft bestaan noch of verdachte ook daadwerkelijk van die gelegenheid om zich te beraden gebruik heeft gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met voorbedachte raad het slachtoffer [slachtoffer 1] gedood. Verdachte heeft [slachtoffer 1] zowel geslagen als geschopt. Ook heeft hij tijdens het toebrengen van het letsel van wapen gewisseld en een schopje en een houten steel gebruikt om haar te verwonden. Zelfs toen [slachtoffer 1] op de grond zat en niet meer uit zichzelf omhoog kon komen, heeft verdachte haar nog in het gezicht geschopt. Verdachte heeft zelfs tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij stil moest zijn, want anders zou hij haar moeten doden.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte doelbewust heeft gehandeld en dat hij voorafgaande aan en gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer verklaren, tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad mevrouw [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
5.3.2 Feit 2: het slachtoffer [slachtoffer 2]
Op 3 februari 2010 is slachtoffer [slachtoffer 2] omstreeks 07.30 uur in de ochtend door zijn buurman [getuige 3] nog gezien. Beiden waren toen op weg naar hun werk. ’s Avonds om omstreeks 20.07 uur hebben verbalisanten het levenloze lichaam van slachtoffer [slachtoffer 2] in de tuin achter de woning aangetroffen. Het slachtoffer is dus op 3 februari 2010 om het leven gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij via het dak bij de achterkant van de woning van een man is gekomen. Die man was thuis. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de man in de tuin heeft geslagen en dat hij de man daarna heeft gestoken met een mes. Omdat hij het hart niet kon raken, heeft hij de man verder met een schaar gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij de schaar van een kamer boven heeft gehaald, nadat hij de woning had doorzocht. Verder heeft verdachte verklaard dat hij een fles kapot heeft gemaakt door deze op het hoofd van de man kapot te slaan. Ook heeft hij de man geschopt. Verdachte heeft verklaard dat de man niet meteen door hem gedood is, want de man kwam nog weer bij. Verdachte heeft verklaard dat hij daarom is teruggekomen en dat hij heeft afgemaakt waarmee hij was begonnen.
In een latere verklaring heeft verdachte verklaard, dat toen hij in de tuin was en de man op hem af kwam lopen, hij de man eerst met zijn elleboog heeft geslagen. Verdachte heeft een mes gepakt, maar dat mes was stomp. Verdachte heeft recht op het hart gericht en wilde dat doen zodat de man direct dood zou gaan. Verdachte heeft verder verklaard dat het mes zo stomp was dat het niet lukte. Hij heeft de man een paar keer in zijn hals geprikt. Op een gegeven moment dacht verdachte dat de man niet meer leefde. Maar toen dat niet zo bleek te zijn, heeft verdachte een groene fles gepakt, deze kapot geslagen tot een soort tulp en heeft hij met de fles bij de man hals heen en weer gedrukt, waarna er bloed ging lopen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de man wilde doden, zodat er geen sporen van verdachte waren. Hij wilde de man afmaken zodat hij rustig op zijn gemak de woning binnen kon gaan en kon kijken naar dingen die van waarde waren.
De verklaring van verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de bevindingen van de patholoog. De patholoog heeft in haar rapport beschreven dat bij de sectie er tekenen waren van heftig, uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Tevens waren er tekenen van uitwendig, mechanisch, perforerend geweld in het hoofd/hals gebied (steekletsels). Deze letsels hadden een opvallend patroon dat vaak gezien wordt bij letsels veroorzaakt door een schaar. Daarnaast waren er tekenen van uitwendig, mechanisch, klievend geweld links. Dit letsel was toegebracht met een scherp, snijdend voorwerp zoals een mes, een schaar of glas(scherf).
Er waren verder kleine letsels aan de benen, ontstaan ten gevolge van relatief gering, uitwendig, mechanisch, botsend geweld, zoals vallen, zich stoten of geslagen worden. Alle letsels waren volgens de patholoog bij leven ontstaan en hebben geleid tot ernstig bloedverlies, gezien de bevindingen zoals weinig lijkvlekken, bleke slijmvliezen en inwendige organen, en weinig bloed in de bloedsomloop.
Daarnaast vindt de verklaring van verdachte steun in het door het NFI gedane sporenonderzoek.
Door het NFI is sporenonderzoek gedaan naar de schoenen van verdachte. De schoenen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed en verspreid over beide schoenen zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. De verkregen DNA-profielen zijn met elkaar en met de DNA-profielen van verdachte en van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vergeleken. Uit het DNA-onderzoek is voortgekomen dat op de bovenzijde van de linkerschoen bloed is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van slachtoffer [slachtoffer 2] en waarbij de berekende frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Ook heeft het NFI onderzoek gedaan naar een aangetroffen schaar en glasscherven van een bierflesje. De schaar is onderzocht op de aanwezigheid van bloed en hierbij zijn verspreid over de schaar meerdere bloedsporen aangetroffen. Twee bloedsporen van de schaar zijn bemonsterd voor DNA-onderzoek. De buitenranden van de ogen van de schaar zijn ook bemonsterd. Op deze plaats bevinden zich mogelijk contactsporen van diegene(n) die de schaar heeft (hebben) gehanteerd. De bemonstering van de ogen van de schaar heeft celmateriaal (onvolledig DNA-profiel) van verdachte opgeleverd. Dat geldt ook voor het bloedspoor op de overgang tussen de ogen van de schaar en de bladen van de schaar.
Het bloedspoor op de punt van beide bladen heeft celmateriaal van slachtoffer [slachtoffer 2] opgeleverd.
Alle op de schaar aangetroffen DNA-profielen hebben een frequentie van kleiner dan één op één miljard.
De glasscherven zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn op meerdere scherven bloedsporen aangetroffen. Vier bloedsporen aan de binnenzijde van de grootste scherf (onderzijde vermoedelijk bierflesje) is bemonsterd en deze bemonsteringen zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Het resultaat van het onderzoek was, dat twee bloedsporen op de binnenzijde van het bierflesje celmateriaal bevatten dat afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 2], waarbij de berekende frequentie van de DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd. De bekennende verklaring van verdachte wordt immers ondersteund door het pathologische en het DNA-onderzoek.
De rechtbank overweegt ten aanzien van die bewezenverklaring nog het volgende.
De opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd. Dit opzet leidt de rechtbank af uit de verklaring van verdachte en uit de wijze waarop het delict is gepleegd en de letsels die als gevolg van verdachtes handelen zijn ontstaan. Het slachtoffer is op verschillende wijzen, onder andere slaan, steken met een scherp voorwerp in de halsstreek, verwurging en uitwendig mechanisch perforerend geweld op het hoofd, verwond. Verdachte heeft daarbij verschillende voorwerpen gebruikt zoals een mes, een schaar en een gebroken bierflesje.
De voorbedachte raad.
Verdachte heeft zowel een schaar als een bierflesje gebruikt, nadat hij had geconstateerd dat het gebruik van het mes niet tot de gewenste dood van het slachtoffer zou leiden. Verdachte is tussentijds weggelopen van de plek waar hij het slachtoffer [slachtoffer 2] de verwondingen heeft toegebracht en is diens woning binnengegaan. Verdachte is daarna met een schaar naar beneden gekomen “om af te maken waarmee hij was begonnen”. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte doelbewust heeft gehandeld en dat hij voorafgaande aan en gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer verklaren, tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank ook van belang dat verdachte kort daarvoor slachtoffer [slachtoffer 1] al met grove geweldshandelingen dusdanig had verwond dat zij later op die dag ten gevolge van haar verwondingen is komen te overlijden.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad de heer [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 3 februari 2010 tot en met 4 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen
- met een schop tegen het hoofd en/of gezicht en/of elders tegen het lichaam van [slachtoffer 1] geslagen en/of gestoten, en
- tegen het hoofd en/of gezicht en/of elders tegen het lichaam van [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt, en
- met een puntig voorwerp tegen het hoofd en/of gezicht en/of elders in het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken en/of geprikt en
- gewelddadige andere handelingen verricht tegen [slachtoffer 1],
tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 3 februari 2010, in de gemeente Almelo, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen
- met een gebroken fles tegen het hoofd en gezicht en elders tegen het lichaam van
[slachtoffer 2] geslagen en/of gestoten, en
- tegen het hoofd en/of gezicht en/of elders tegen het lichaam van [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt, en
- met een schaar en/of een mes tegen het hoofd en/of gezicht en/of halsstreek en/of elders in het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken en/of gestoten en/of geprikt en/of gesneden, en
- een verwurgende handeling verricht bij [slachtoffer 2],
tengevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 289 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair
telkens het misdrijf: moord.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is in het Pieter Baan Centrum te Utrecht onderzocht door A.E. Grochowska, psychiater, en J.M. Oudejans, psycholoog. Beiden hebben verdachte onderzocht en over hem gerapporteerd. Uit het eindrapport van de deskundigen volgt, samengevat weergegeven, het volgende.
Volgens de deskundigen is verdachte een op een gemiddeld intelligentieniveau functionerende 27-jarige man die vanaf november 2009 in Nederland verblijft.
Tijdens het onderzoek werd bij verdachte geen actuele psychiatrische psychopathologie vastgesteld. Het testpsychologisch onderzoek (MMPI-2) wijst niet in de richting van het pathologische niveau van een persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-IV-classificatie.
Uit de levensgeschiedenis en onderzoeksgesprekken komen enkele antisociale en narcistische gedragskenmerken naar voren, maar eveneens in onvoldoende mate om van een persoonlijkheidsstoornis te spreken. Er zijn in het milieuonderzoek geen duidelijke aanwijzingen voor een structureel gestoorde agressieregulatie.
Op basis van de beschikbare informatie kan volgens de deskundigen geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van verdachte in de eerste levensfase redelijk normaal is verlopen en dat deze onder druk kwam te staan door de vanaf zijn adolescentie bestaande alcoholproblematiek en het daaropvolgende gebruik van anabole steroïden. In de jaren daarna ontwikkelde verdachte een patroon van het gebruik van steroïden gedurende enkele maanden afgewisseld met een overmatig gebruik van alcohol gedurende enkele maanden.
Volgens de deskundigen wordt voldaan aan de criteria van een ernstige afhankelijkheid van alcohol en steroïden met schadelijke gevolgen voor verdachtes lichamelijke en psychische gezondheid. Ook is er sprake van misbruik van verschillende andere middelen, waaronder XTC, amfetamine en marihuana. Het verslavingsgedrag heeft meerdere malen geleid tot problemen in het psychosociaal functioneren en er zijn aanwijzingen voor tekenen van een beginnend onthoudingssyndroom in het verleden. Daarnaast wordt bij verdachte vanaf enkele dagen voor en ook gedurende het ten laste gelegde een cognitieve- en stemmingsontregeling vastgesteld door de deskundigen. Het toestandsbeeld toen was gekenmerkt door paranoïde wanen en hallucinaties en wisselingen van het affect, hetgeen thans geclassificeerd kan worden als een psychotische stoornis niet anders omschreven.
Niet duidelijk is voor de deskundigen welke factoren deze ontregeling hebben veroorzaakt/uitgelokt. Het meest aannemelijk is dat er sprake is van wederzijdse beïnvloeding van verschillende factoren, zoals een mogelijke beginnende onthouding van alcohol of een alcoholintoxicatie, het gebruik van (onbekende) drugs, slaapgebrek en tekenen van lichamelijke problemen (braken, slecht eten en drinken, weinig slapen). Er is te weinig informatie beschikbaar om een eventueel delier (metabole ontregeling met psychotische symptomen) aan te tonen of uit te sluiten. Het beloop van het psychotische toestandsbeeld was in de eerste weken van detentie atypisch en wisselend, waardoor de waargenomen en beschreven agitatie en agressie toen geduid werden als gedragsstoornissen voortvloeiende uit mogelijke persoonlijkheidspathologie. Tijdens de opnameperiode in het PBC werden nog allerlei restsymptomen van een doorgemaakte ontregeling waargenomen.
De deskundigen concluderen thans dat de psychotische symptomen volledig in remissie zijn en dat er geen aanwijzingen zijn dat het bij betrokkene gaat om een chronisch psychotische stoornis, zoals een schizofrene ontwikkeling.
Volgens de deskundigen was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van bovengenoemde stoornissen. Op de dag van het ten laste gelegde verkeerde betrokkene in een psychotische toestand met paranoïde wanen en hallucinaties die van grote invloed is geweest op zijn gedrag. Het is aannemelijk dat deze psychose toen gepaard ging met agitatie en agressief gedrag. Hoewel volgens de deskundigen niet precies vast te stellen is welke factoren van invloed zijn geweest op het ontstaan van bovengenoemde ontregeling/psychose is het volgens hen aannemelijk dat alcohol- en drugsgebruik in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde een doorslaggevende rol hierin heeft gespeeld. Vanaf zijn jongvolwassen leeftijd staat het leven van verdachte in het teken van zijn verslavingsziekte.
De deskundigen achten verdachte goeddeels verantwoordelijk voor het feit dat hij zich door middelengebruik voorafgaand aan het ten laste gelegde in een toestand bracht (de psychotische ontregeling) waardoor hij geen controle op en inzicht had in zijn gedragingen.
Ondanks slechte ervaringen in het verleden met het gebruik van (de combinatie van) alcohol en verdovende middelen is verdachte blijven gebruiken. Echter door de massaliteit van betrokkenes verslavingsziekte heeft deze wel een zekere invloed gehad op zijn keuze om ondanks eerdere negatieve ervaringen met middelen toch deze middelen te gebruiken en mogelijke consequenties voor lief te nemen, aldus de deskundigen. Daarmee heeft de verslavingsziekte wel een zekere, zij het beperkte, doorwerking in de ten laste gelegde feiten. Beide deskundigen adviseren daarom om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het tenlastegelegde.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en is van oordeel dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de jonge leeftijd van verdachte, het gebrek aan wezenlijke eerdere veroordelingen en de mate waarin verdachte in een verwarde toestand verkeerde ten tijde van de delicten. Dat was een toestand die verdachte niet kon verwachten. De verdediging concludeert dat een gevangenisstraf tussen de vijftien en achttien jaren aangewezen is.
De overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank overweegt daarover nog het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een dubbele moord. Dat is een delict dat valt in de zwaarste categorie misdrijven die ons strafrecht kent.
Verdachte is op 3 februari 2010 vanuit zijn woning aan de [adres] in Almelo op weg gegaan om te gaan stelen. Daarvoor is hij verderop in de straat de tuin ingegaan van mevrouw Hennie [slachtoffer 1]. Naar alle waarschijnlijkheid heeft mevrouw [slachtoffer 1] verdachte in de tuin aangesproken. Daarna heeft verdachte deze 73-jarige vrouw op een doelgerichte en zeer gewelddadige wijze dodelijk letsel toegebracht. Hij heeft haar met zijn vuisten geslagen en toen zij op de grond terecht was gekomen heeft hij haar keer op keer geschopt. Daarna heeft verdachte de afgebroken steel van een schop gepakt en daarmee in het slachtoffer geprikt. Toen het slachtoffer weerloos op de grond lag, heeft hij haar doorzocht op zoek naar waardevolle spullen. Nadat hij zijn oog had laten vallen op de ringen om haar vingers, heeft hij het ijzeren gedeelte van de schop gepakt en daarmee geprobeerd de vingers van het slachtoffer af te hakken. Toen dat niet lukte heeft hij haar horloge en armband afgenomen en heeft hij haar dodelijk verwond aan haar lot overgelaten. Het is mevrouw [slachtoffer 1] nog gelukt om overeind te komen. De sporen in haar huis vertellen hoe zij naar de wasbakken in de keuken en de badkamer is gelopen en vervolgens op de WC is gaan zitten. Daar is zij pas vele uren later overleden.
Verdachte is daarna rond blijven lopen in de buurt van zijn huis en is daar de tuin ingeklommen van de 53-jarige heer [slachtoffer 2]. Vanwege de plaats van het aantreffen van zijn lichaam is het waarschijnlijk dat ook hier het slachtoffer naar buiten is gekomen. Ook hier is verdachte gewelddadig geworden. Hij heeft de heer [slachtoffer 2] eerst gestompt. Toen de heer [slachtoffer 2] was gevallen heeft verdachte hem geprobeerd dood te steken met een mes. Dat lukte echter niet, zodat verdachte op zoek ging naar een ander wapen. Hij nam eerst een schaar en daarna een kapotgeslagen bierfles. Met allebei heeft hij de heer [slachtoffer 2] verschillende keren gesneden. Op enig moment heeft verdachte ook nog geprobeerd het slachtoffer te laten stikken. Uiteindelijk is de heer [slachtoffer 2] overleden. Ook hier was diefstal weer het motief. Verdachte heeft het huis van de heer [slachtoffer 2] doorzocht. Hij heeft spullen klaargezet om mee te nemen, maar uiteindelijk achtergelaten.
Verdachte heeft mevrouw [slachtoffer 1] en de heer [slachtoffer 2] hun leven ontnomen, het belangrijkste bezit dat iemand heeft. Het einde van hun leven is door toedoen van verdachte een tijd geweest van grote angst en pijn. De nabestaanden van de slachtoffers zullen hun dierbaren moeten missen. Wat voor een gat dit achterlaat in hun leven en hoe groot hun leed is, heeft de moeder van de heer [slachtoffer 2] treffend en invoelbaar duidelijk gemaakt in haar op de terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. In de samenleving, zeker in Almelo, heeft de dubbele moord grote beroering teweeggebracht. Tussen het moment dat de slachtoffers werden gevonden en bekend werd dat verdachte was aangehouden, moest er rekening mee worden gehouden dat nog meer slachtoffers zouden vallen. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden dat verdachte die dag op ten minste één andere plaats heeft geprobeerd een huis binnen te gaan. Het is de bewoonster van dat huis echter gelukt verdachte af te schrikken toen zij buiten stond. De willekeurige manier waarop verdachte zijn slachtoffers heeft uitgezocht kan ook nu nog in de maatschappij alleen maar onrust, een gevoel van onveiligheid en wantrouwen teweegbrengen.
Geweld zoals dat door verdachte hier is toegepast is haast per definitie onbegrijpelijk. Dat geldt echter nog meer als gekeken wordt naar de persoon van de verdachte. Hij is een relatief jonge man waarvan niet bekend is dat hij in het verleden grof geweld heeft gebruikt. Ook vermogensdelicten komen nauwelijks op zijn strafblad voor. Op zitting presenteert verdachte zich als iemand die beseft welk leed hij anderen heeft aangedaan. Op geen enkel moment heeft hij proberen te ontkennen dat hij de slachtoffers heeft omgebracht. De rechtbank heeft geprobeerd te achterhalen hoe deze verdachte tot zijn daden heeft kunnen komen. Dat is nodig om in te schatten in hoeverre verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de moorden. Het is ook nodig om inzicht te krijgen in de mate van gevaar die verdachte voor anderen vormt.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum volgt dat verdachte ten tijde van de moorden leed aan een cognitieve en stemmingsontregeling met paranoïde wanen en hallucinaties. Deze toestand is vooral het gevolg van het gebruik van alcohol en drugs. De waandenkbeelden blijken ook uit de verhoren bij de politie. Daar zegt verdachte bijvoorbeeld te denken dat hij in een film of een computerspel meespeelt. Vaak vraagt hij zich af of hij niet zijn eigen moeder heeft gedood. Ook zegt hij dat zijn hond hem opdrachten heeft gegeven.
Dat pleit verdachte echter niet vrij. Verdachte heeft zich zelf gebracht in de toestand waarin dit kon gebeuren. Het excessieve gebruik van alcohol en drugs komt grotendeels voor zijn rekening. Volgens de deskundigen is verdachte niet meer dan enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt bij de strafbepaling. Anders dan de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen ruimte daarnaast bij de straf nog een keer rekening te houden met het feit dat verdachte in een psychose verkeerde. De rechtbank merkt op dat als verdachte de hier beschreven feiten bij zijn volle verstand zou hebben gepleegd, zeker een hogere straf zou zijn gevolgd dan nu wordt opgelegd.
De rechtbank ziet geen reden voor oplegging van een terbeschikkingstelling. Zij kan zich vinden in het advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Deze deskundigen kunnen de kans op herhaling op soortgelijke delicten niet vaststellen. Zij weten namelijk niet in hoeverre verdachte gevoelig is om psychotisch te raken. Bovendien werkt de verslaving van verdachte maar voor een klein deel door in de twee gepleegde feiten.
De rechtbank overweegt dat voor moord geen landelijke oriëntatiepunten zijn vastgesteld.
De rechtbank heeft zich bij de strafoplegging daarom georiënteerd op eerdere uitspraken van deze rechtbank en op uitspraken van andere rechterlijke colleges. Voor de bewezenverklaarde feiten is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Strafverhogend voor verdachte is de willekeurige wijze waarop verdachte zijn slachtoffers heeft uitgezocht en de beroering en onbegrip die dit met zich mee heeft gebracht, de omstandigheid dat hij heeft gedood om te kunnen stelen, de zeer gewelddadige wijze waarop de slachtoffers zijn gedood en de wijze waarop zij uiteindelijk om het leven zijn gekomen. Aan de andere kant heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat hij nauwelijks eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld, dat hij bij de politie zijn medewerking heeft verleend en dat hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank zal bij de strafoplegging geen rekening houden met de door de officier van justitie genoemde omstandigheid, dat verdachte wellicht niet in aanmerking zal komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan.
De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat verdachte na invrijheidstelling vanwege zijn veroordeling niet in Nederland zal kunnen verblijven. Dat maakt het volgens de officier van justitie voor verdachte onmogelijk om aan de hem te stellen voorwaarden van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling te voldoen. De rechtbank kan echter niet vooruitkijken naar de feitelijke en juridische situatie zoals die zal bestaan tegen de tijd dat een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde zou zijn. Het is niet eens zeker dat de aan verdachte op te leggen straf dan nog in Nederland ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft overwogen of op de straf een aftrek moet worden toegepast vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Omdat verdachte vanaf 4 februari 2010 steeds in voorlopige hechtenis is geweest, had zijn strafzaak in beginsel na zestien maanden, dat wil zeggen 4 juni 2011, moeten zijn afgerond. Deze termijn is met zes maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat voor deze overschrijding echter voldoende rechtvaardiging. Gelet op de aard van de feiten en de persoon van de verdachte was een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek door het Pieter Baan Centrum noodzakelijk. Na dit onderzoek bleek het echter niet mogelijk conclusies te trekken. Enerzijds ontbrak informatie uit Polen. Anderzijds verleende verdachte volgens de deskundigen onvoldoende medewerking. Vervolgens heeft de rechtbank, mede op verzoek van de verdediging, in februari 2011 nader onderzoek gelast. Dit onderzoek was pas in oktober 2011 klaar, onder andere omdat nader onderzoek moest worden gedaan in Polen. Dit internationale aspect van het onderzoek dat mede op verzoek van de verdediging werd uitgevoerd, rechtvaardigt de langere duur van de behandeling van de strafzaak. Een aftrek van de straf is daarom niet aan de orde.
Al met al acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie op zijn plaats.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder nummers 1, 2 en 3 vermelde inbeslaggenomen goederen worden geretourneerd aan verdachte en dat de onder nummers 4, 5 en 6 vermelde inbeslaggenomen goederen ten behoeve van de rechthebbende worden bewaard.
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummers 1, 2 en 3 genoemde goederen, zijnde kleding van de verdachte, evenals de onder nummer 6 genoemde vuilniszak die in de woning waar verdachte verbleef, is aangetroffen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van de goederen onder nummers 4 en 5, zijnde kledingstukken van slachtoffer [slachtoffer 2], is de rechtbank van oordeel dat deze goederen ten behoeve van de rechthebbende dienen te worden bewaard. Deze goederen betreffen kleding van slachtoffer [slachtoffer 2]. Nu, mede gelet op de onbekendheid met de erfrechtelijke situatie, het voor de rechtbank niet voldoende duidelijk is aan wie de kledingstukken toebehoren, acht de rechtbank het passend dat deze goederen ten behoeve van de rechthebbenden worden bewaard.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [nabestaande], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 8.812,38.
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Kosten van de begrafenis ad € 6.074,46;
- Begrafenisrechten ad € 2.717,00;
- Kosten van de steen ad € 4.810,00;
- Reiskosten ad € 601,92.
Van deze schade is een gedeelte groot € 5.391,- uit hoofde van een uitvaartverzekering vergoed, zodat het te vorderen bedrag op € 8.812,38 wordt gesteld.
De benadeelde partij heeft tevens gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, zij zijn onderbouwd en aannemelijk.
Verdachte heeft nog aangevoerd de schade niet te kunnen betalen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit enkele feit, gegeven alle omstandigheden van het geval, onvoldoende is om de schadevergoeding te matigen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 primair is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 primair en 2 primair
telkens het misdrijf moord;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [nabestaande], wonende te [adres] van een bedrag van € 8.812,38 (achtduizend achthonderd en twaalf 38/100 euro);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.812,38 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 79 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen goederen
- gelast de teruggave van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde goederen genummerd 1, 2, 3 en 6, aan verdachte;
- gelast de bewaring van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde goederen genummerd 4 en 5, ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2011.