ECLI:NL:RBALM:2011:BU6783

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11 / 1169 GEMWT AQ1
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een verkeersbesluit wegens onvoldoende onderzoek naar gevolgen en effecten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening tegen een verkeersbesluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [plaatsnaam]. Het verkeersbesluit, genomen op 13 september 2011, betrof de aanwijzing van een laad- en losgelegenheid aan de [straatnaam] bij [naam bedrijf]. De verzoekers, waaronder [naam verzoekster 1] en [naam verzoeker 2], stelden dat het verkeersbesluit niet in het algemeen belang was en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de gevolgen en effecten van het besluit.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de verzoekers en het algemeen belang. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er alternatieven waren voor de gekozen locatie, die uit verkeerskundig oogpunt de voorkeur genoten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de eigenaar van [naam bedrijf] niet zonder nader onderzoek konden prevaleren boven die van de verzoekers. De voorzieningenrechter schorste daarom het verkeersbesluit totdat verweerder op het bezwaar van de verzoekers had beslist.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die op € 11,60 werden begroot, en diende het griffierecht van € 302,-- aan de verzoekers te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het nemen van verkeersbesluiten en de noodzaak van voldoende onderzoek naar de gevolgen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 11 / 1169 GEMWT AQ1
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
[Naam verzoekster 1] e.a.,
wonende te [plaatsnaam] verzoekers,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [plaatsnaam],
gevestigd te [plaatsnaam], verweerder.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 13 september 2011.
2. Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2011, gepubliceerd op 20 september 2011, heeft verweerder een verkeersbesluit, inhoudende het aanwijzen van een laad- en losgelegenheid aan de [straatnaam] bij [naam bedrijf], genomen (hierna: het verkeersbesluit).
Op 26 oktober 2011 hebben diverse (rechts)personen tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 26 oktober 2011 hebben verzoekers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Nadien hebben partijen nog diverse stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 23 november 2011, waar verzoekster
[naam verzoekster 1] en verzoeker [naam verzoeker 2] zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. van Dijk en G. van Uninge.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter
Alvorens de voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk kan beoordelen, dient de vraag te worden beantwoord of het verzoek van verzoekers ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de verzoekers [namen van een aantal verzoekers], verzoekster [naam verzoekster 1] “per opdracht” hebben gemachtigd om hen te vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het echter niet mogelijk om een persoon “per opdracht” te machtigen. Dit betekent dat het verzoek, voor zover betrekking hebbend op voornoemde verzoekers, niet-ontvankelijk is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het verzoek van de verzoekers [namen van twee verzoekers] eveneens niet-ontvankelijk. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) - bijvoorbeeld de uitspraak van 5 augustus 2009 (LJN: BJ4624) - is het niet de bedoeling van de wetgever geweest om een ieder de mogelijkheid te bieden tegen een verkeersbesluit bezwaar te maken en/of beroep in te stellen. Bij verkeersbesluiten dient dan ook van geval tot geval te worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Weliswaar zijn voornoemde verzoekers woonachtig aan de [straatnaam], maar de afstand tussen de laad- en losgelegenheid bij [naam bedrijf] en hun woningen is zodanig dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet valt in te zien dat het verkeersbesluit hen treft in een individueel belang, zoals het woongenot of de waarde of de bereikbaarheid van hun woning. Het feit dat voornoemde verzoekers gebruik maken van de [straatnaam], is onvoldoende om een individueel belang, waarin zij zich in zodanige mate onderscheiden van andere weggebruikers dat zij als belanghebbenden bij het verkeersbesluit dienen te worden aangemerkt, aan te nemen Dit betekent dat het verzoek, voor zover dat door hen is ingediend, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek van de overige verzoekers (hierna: verzoekers) ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter begrijpt het verzoek van verzoekers aldus dat naast het verzoek om het verkeersbesluit hangende de bezwaarprocedure te schorsen, wordt verzocht om verweerder op te dragen extra maatregelen te (laten) treffen om het parkeren en/of het laden en lossen op niet toegestane plaatsen in de buurt van [naam bedrijf] te voorkomen. Met betrekking tot dit laatste verzoek is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit de omvang van het geding te buiten gaat, nu het verkeersbesluit ter toetsing voorligt. Dit betekent dat het verzoek in zoverre wordt afgewezen.
Met betrekking tot het verzoek om het verkeersbesluit te schorsen hebben verzoekers, onder verwijzing naar het uitgebreid gemotiveerd bezwaarschrift, kort gezegd, aangevoerd dat de aangewezen laad- en losgelegenheid zo mogelijk nog meer gevaarlijke verkeerssituaties oplevert dan de huidige situatie. Ter onderbouwing hebben verzoekers foto’s en videomateriaal ingebracht. Volgens verzoekers is de parkeerplaats aan de [naam locatie alternatief 1] een beter alternatief om als laad- en losgelegenheid te worden aangewezen.
De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder een aantal mogelijkheden voor het laden en lossen ten behoeve van [naam bedrijf] heeft onderzocht. Verweerder heeft uiteindelijk voor de aangewezen laad- en losgelegenheid gekozen omdat hierbij geen openbare parkeerplaats wordt ontrokken aan de directe omgeving van [naam bedrijf], deze locatie uit verkeerskundig oogpunt weinig problemen oplevert en bij de bevoorrading rekening moet worden gehouden met de eisen die worden gesteld in de Warenwet en de Arbowetgeving.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder onvoldoende onderzoek verricht naar de gevolgen en effecten van het verkeersbesluit en heeft hij daarbij onvoldoende rekening gehouden met het algemeen belang en de belangen van verzoekers. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vertegenwoordiger van verweerder tijdens de zitting heeft verklaard dat de alternatieven aan de [straatnaam alternatief 1] en verderop in de {straatnaam alternatief 2] uit verkeerskundig oogpunt de voorkeur genieten boven de uiteindelijk gekozen laad- en losgelegenheid. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft verweerder de locatie verderop in de [straatnaam alternatief 2] niet aangewezen, omdat daardoor de parkeerdruk in de directe omgeving toeneemt. De voorzieningenrechter kan dit betoog volgen, nu ook de voorziening in parkeergelegenheid een algemeen belang is en het niet hebben van voldoende parkeergelegenheid voor verkeerskundige problemen kan zorgen.
Aan de locatie aan de [straatnaam alternatief 1] heeft verweerder niet de voorkeur gegeven omdat, indien aldaar de laad- en losgelegenheid zou worden gerealiseerd, de eigenaar van [naam bedrijf] in de problemen zou komen wat betreft de bevoorrading van de supermarkt. Verweerder heeft daartoe gesteld dat de afstand tussen de laad- en losgelegenheid aan de {straatnaam alternatief 1] en de ingang van de supermarkt zodanig is dat de aangevoerde waren te warm zouden worden bij het vervoer van laad- en losgelegenheid naar de supermarkt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat de Warenwet of de Arbowetgeving in de weg zou staan aan bevoorrading op deze wijze. Ter zitting is weliswaar door verweerder gewezen op de tekst van de wet waaruit zou blijken dat de afstand tussen laad- en losgelegenheid zo kort mogelijk dient te zijn maar niet gebleken is dat de afstand in het geval de laad- en losgelegenheid aan de [straatnaam alternatief 1] zou worden gerealiseerd te lang zou zijn. Daarbij kan verder niet uit het oog worden verloren dat de eigenaar van [naam bedrijf] zich zelf in deze situatie heeft gebracht. Hij heeft immers een supermarkt opgericht zonder daarbij op eigen terrein een laad- en losgelegenheid te creëren. Dat hij daardoor bij de bevoorrading van zijn supermarkt mogelijk niet voldoet aan de eisen van de Warenwet en de Arbowetgeving is een aspect dat in beginsel voor zijn rekening en risico komt en dat niet zonder meer kan worden afgewenteld op verzoekers. De voorzieningenrechter wil in dit verband ook niet onvermeld laten dat de eigenaar van [naam bedrijf], hoewel daartoe uitgenodigd, niet ter zitting is verschenen om zijn belangen kenbaar te maken en toe te lichten. De voorzieningenrechter komt dan ook tot conclusie dat verweerder niet zonder nader onderzoek de belangen van de eigenaar van [naam bedrijf] heeft kunnen laten prevaleren boven het algemeen belang en de belangen van verzoekers, te meer er, blijkens het verhandelde ter zitting, mogelijk alternatieven zijn in de wijze van bevoorrading van de supermarkt. Zo is het wellicht mogelijk om gebruik te maken van een lorry en/of een koelsysteem. De omstandigheid dat een dergelijke aanpassing in de wijze van bevoorrading mogelijk nadelige (financiële) consequenties heeft voor de eigenaar van [naam bedrijf], betekent niet op voorhand dat niet van hem verlangd kan worden dat hij gebruik maakt van dergelijke mogelijkheden. Overigens is op dit moment niet gebleken dat een andere wijze van bevoorraden financiële gevolgen zou hebben.
Gelet op het vorenstaande kan het verkeersbesluit in bezwaar niet ongewijzigd worden gehandhaafd. Verweerder zal een nader onderzoek uit moeten voeren. Nu op voorhand niet duidelijk is wat de uitkomsten van dat onderzoek zullen zijn, is thans niet duidelijk of het verkeersbesluit uiteindelijk in bezwaar kan worden gehandhaafd. De voorzieningenrechter zal daarom het verkeersbesluit schorsen totdat verweerder op het bezwaarschrift van verzoekers heeft beslist.
Voorts ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekers. Deze kosten worden begroot op € 11,60, zijnde de reiskosten van de ter zitting verschenen verzoekers ([traject openbaar vervoer]). Ten slotte dient ook het griffierecht ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening van € 302,-- aan verzoekers te worden vergoed.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dat door verzoekers [namen van een aantal verzoekers] is ingediend, niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende de schorsing van het verkeersbesluit, voor zover dat is ingediend door de overige verzoekers, toe;
- schorst het verkeersbesluit van 13 september 2011 tot zes weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor het overige af;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 11,60, door verweerder te betalen aan verzoekers;
- verstaat dat verweerder aan verzoekers het griffierecht ad € 302,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. I.A.M. Booijink, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2011.
Afschrift verzonden op
wn