RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 124096 / KG ZA 11-226
datum vonnis: 1 december 2011 (jk)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Veilig en Vertrouwd Wonen Exploitatie B.V.,
gevestigd te Velp,
eiseres,
verder te noemen VVW,
advocaat: mr. T.L.G.M. Heebing te Zevenaar,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CasaCura Arnhem B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen CCA,
advocaat: mr. J. Schutrups te Enschede.
VVW heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 november 2011 en de voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2011. VVW heeft na aanhouding, op 15 november 2011 nog een akte uitlating ingebracht in de procedure.
Ter zittingen zijn verschenen: namens VVW de heren [H], [M] en [V], bijgestaan door mr. Heebing en namens CCA, de heren [F] (niet aanwezig tijdens de voortgezette behandeling) en [M], bijgestaan door
mr. Schutrups en tijdens de voortgezette behandeling door mr. Goorhuis Oude Sanderink, kantoorgenoot van mr. Schutrups.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
VVW is een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het faciliteren van diensten voor senioren met het doel te bereiken dat senioren langer de mogelijkheid hebben om zelfstandig te wonen. VVW deed dit aanvankelijk via de vennootschap Veilig en Vertrouwd Wonen v.o.f., en thans middels haar vennootschappen Veilig en Vertrouwd Wonen Diensten B.V. en Veilig en Vertrouwd Wonen Exploitatie B.V. VVW is specifiek opgericht ten behoeve van het project De Klingelbeek.
1.2 CCA is een dochter van CasaCura B.V. en eveneens specifiek opgericht voor de ontwikkeling en realisatie van het project De Klingelbeek. Dit project ziet op de herontwikkeling van Landgoed De Klingelbeek te Arnhem, met als doel een woonvoorziening voor ouderen met een zorgvraag te realiseren. CCA is eigenaresse van het object Klingelbeek, welk landgoed zij voornemens is te herontwikkelen. De exploitatie van haar projecten besteedt zij echter uit. Zodoende is zij in contact gekomen met VVW.
1.3 Medio december 2010 hebben Veilig en Vertrouwd Wonen v.o.f., alsmede Foria B.V. een intentieovereenkomst gesloten met CCA, waarin onder meer de navolgende bepalingen zijn opgenomen:
“1.3 Als partijen, na afronding van de haalbaarheidsfase, besluiten tot realisatie over te gaan, verplicht VVW zich alsdan tot het aangaan van een huurovereenkomst voor de in het project te realiseren (woon)faciliteiten.
2.1 CCA voert de regie van het realisatieproces, uitgaande van de afspraken gemaakt in deze intentieovereenkomst.
4.1 Genoemde partijen spreken af tijdens de looptijd van deze intentieovereenkomst niet met soortgelijke instellingen contracten aan te gaan betreffende dit initiatief.
5.1 Deze intentieovereenkomst wordt afgesloten voor de periode vanaf de datum van ondertekening tot het moment dat het project daadwerkelijk wordt gerealiseerd en de huurovereenkomst wordt ondertekend.
5.2 Indien deze intentieverklaring niet heeft geleid tot een ondertekening van een huurovereenkomst op uiterlijk 31-12-2011, kan deze overeenkomst door beide partijen worden ontbonden.”
1.4 VVW zou in ieder geval een uitvoerende zorgpartner nodig hebben. Zodoende is zij in contact gekomen met De Gouden Leeuw Groep B.V. (hierna: “DGLG). VVW heeft DGLG vervolgens in contact gebracht met CCA, teneinde de haalbaarheid van het project De Klingelbeek verder te onderzoeken.
1.5 Op 18 februari 2011 doet [B] (CCA) een e-mail toekomen aan [H] van VVW waarin hij kenbaar maakt een goed gesprek te hebben gehad met De Gouden Leeuw. CCA heeft De Gouden Leeuw de nodige informatie betreffende het plan doen toekomen, alsmede een concept- intentieovereenkomst. Vervolgens wordt door [B] namens CCA gesteld:
“Het leek ons juist om jullie hierover even te informeren, te meer omdat wij natuurlijk ook een intentieovereenkomst met elkaar hebben.
Gezien het door René bij Triodos geschetste model is het allemaal niet tegenstrijdig maar juist complementair.”
1.6 CCA heeft DGLG een concept intentieovereenkomst (gedateerd 18 februari 2011) doen toekomen die inhoudelijk identiek is aan de intentieovereenkomst die CCA reeds medio december 2010 met VVW heeft gesloten.
1.7 Op 22 februari 2011 vindt een bespreking plaats tussen VVW en DGL, waarvan notulen zijn opgemaakt. In de notulen zijn onder meer de hiernavolgende passages opgenomen:
“Casa Cura heeft een exploitatie overeenkomst met VVW inzake Klingelbeek;
VVW heeft aangegeven in haar haalbaarheidsonderzoek een zorgpartner voor de exploitatie te willen aanzoeken. VVW heeft hiervoor contact opgenomen met DGLG en deze aan Casa Cura voorgesteld.
DGLG heeft ondertussen in direct contact met Casa Cura inforamtie naar boven kunnen halen om haar eigen besluit aangaande de exploitatie te nemen. Casa Cura deelt de informatie gelijktijdig met VVW.
VVW heeft de intentie tot de meest logische, haalbare en duurzame exploitatie van Klingelbeek te komen. Het volgende scenario is daartoe besproken:
- Als DGLG tot een verantwoorde exploitatie kan komen in overleg met Casa Cura
- Zal VVW de ‘regie-functie’ inzake Klingelbeek overdragen aan DGLG, met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
- VVW
o Mede wil participeren/borgstaan/investeren in de ‘bv Klingelbeek’ om de continuïteit in de samenwerking en de verbintenis met het achterland te borgen.
DGLG gaat verder in de besprekingen met Casa Cura om op grond van de uitkomsten een besluit te kunnen nemen ten aanzien van de exploitatie. De tijdlijn van Casa Cura zal daarbij als uitgangspunt genomen worden. VVW zal door Casa Cura op de hoogte gehouden worden van de uitgewisselde informatie.
Wanneer DGLG een positieve uitkomst voorziet, zal met VVW (intentionele) afspraken gemaakt worden over de VVW betrokkenheid en deze in gezamenlijkheid delen met
Casa Cura.
VVW zal vervolgens haar overeenkomst met Casa Cura in overleg met Casa Cura herformuleren, met als doel dat DGLG rechtstreeks de exploitatieovereenkomst met Casa Cura kan aangaan.”
De standpunten van partijen
Standpunt VVW
2.1 bij dagvaarding vordert VVW – zakelijk weergegeven – om CCA bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair te veroordelen tot het vastleggen van de tussen partijen gemaakte afspraken in de vorm van een huurovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- subsidiair te verbieden enige overeenkomst met een derde te (laten) sluiten die verhindert dat het primaire in een bodemprocedure kan worden bepaald, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- meer subsidiair te veroordelen tot uitvoering van de intentieovereenkomst van 10 december 2010 door de onderhandelingen met VVW binnen 48 uur na de betekening van het in deze te wijzen vonnis te hervatten en in onderhandeling te blijven tot en met een periode van acht maanden na 31 december 2011, te verbieden om onmiddellijk of middellijk, met anderen dan met VVW te (laten) onderhandelen en/of overeenkomsten te (laten) sluiten met betrekking tot het project Klingelbeek te Arnhem en te verbieden om onmiddellijk of middellijk, uitvoeringshandelingen te (laten) verrichten met betrekking tot project Klingelbeek, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- met veroordeling van CCA in de kosten van dit geding.
2.2 VVW stelt daartoe dat VVW rechtsopvolger is van Veilig en Vertrouwd Wonen v.o.f. en Foria B.V. - de vennootschap onder firma is geliquideerd en ingebracht in Foria B.V., die vervolgens is ingebracht in VVW - en dat VVW als zodanig partij is bij de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst van medio december 2010. In die overeenkomst is onder meer overeengekomen dat VVW een huurovereenkomst zou sluiten met CCA voor de duur van twintig jaar. Door sinds maart 2010 ieder contact af te houden, enkel met DGLG te onderhandelen en daarbij VVW buiten spel te zetten, handelt CCA in strijd met haar verplichtingen voortvloeiende uit de intentieovereenkomst jegens VVW.: zorgexploitatie onder de regie van VVW en het aangaan van een huurovereenkomst voor de duur van twintig jaar voor een bedrag van € 840.000,-.
2.3 VVW stelt voorts dat CCA ook na diverse sommaties haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst niet nakomt en dat zij thans heeft vernomen dat CCA definitief heeft besloten – hetgeen ook uit is af te leiden uit het feit dat zij een concept intentieovereenkomst aan DGLG heeft doen toekomen – enkel en alleen met DGLG verder te gaan. Hierdoor zal VVW aanzienlijke schade lijden en heeft zij spoedeisend belang bij haar vorderingen.
Standpunt CCA
3.1 CCA concludeert tot niet-ontvankelijkheid van VVW, althans tot afwijzing van de vorderingen van VVW met veroordeling van VVW in de proceskosten.
3.2 CCA stelt zich op het standpunt dat VVW niet de contractpartij is waarmee zij een intentieovereenkomst heeft gesloten en als zodanig kan VVW hier derhalve ook geen rechten aan ontlenen. Meer in het bijzonder stelt CCA dat VVW niet de rechtsopvolger is van de vennootschap onder firma waarmee zij heeft gecontracteerd. Om die reden dient VVW niet ontvankelijk te worden verklaard. Daarenboven geldt – indien aangenomen zou worden dat VVW wel de rechtsopvolger is van de vennootschap onder firma en Foria B.V. - dat niet is voldaan aan de vereisten voor een geldige contractsovername. CCA is nimmer op de hoogte gebracht van die overdracht, heeft daartoe nimmer haar medewerking verleend en bovendien is er geen sprake van een tussen de vennootschap onder firma en VVW opgemaakte akte.
3.3 Indien en voor zover VVW ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen, stelt CCA zich subsidiair op het standpunt dat zij niet in strijd heeft gehandeld met hetgeen partijen zijn overeengekomen in de intentieovereenkomst. Het is juist VVW die, in strijd met de overeengekomen exclusiviteit, DGLG als partij naar voren heeft geschoven en CCA en DGLG de mogelijkheden van exploitatie van project De Klingelbeek heeft laten onderzoeken. Daarbij heeft VVW naar CCA toe de indruk gewekt – zoals ook blijkt uit de notulen die zijn opgemaakt van de vergadering die op 22 februari 2011 heeft plaatsgevonden – dat CCA met DGLG verder diende te onderhandelen over de verdere exploitatie en dat VVW in een onderlinge verhouding met DGLG haar verdere deelname aan het project zou regelen. CCA had immers kenbaar gemaakt slechts één contractpartij te willen.
3.4 Op de stellingen van partijen wordt, voor zover relevant, hierna nader ingegaan.
De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat VVW spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
Niet-ontvankelijkheid
4.2 Ten aanzien van het verweer van CCA dat VVW niet de rechtsopvolger is van haar contractpartij bij de gesloten intentieovereenkomst, meer specifiek de vennootschap onder firma, is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het bij akte overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel en hetgeen VVW hierover ter mondelinge behandeling heeft verklaard genoegzaam blijkt dat VVW wel de rechtsopvolger is van de vennootschap onder firma. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat VVW ontvankelijk is in haar vorderingen.
Contractsovername
4.3 Het tweede deel van het niet-ontvankelijkheidsverweer van CCA, meer in het bijzonder dat geen sprake is van een geldige contractsovername, treft wel doel.
Artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van die laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. De vraag is dan ook enerzijds of er sprake is van een akte tot overdracht van de rechtsverhouding tussen de vennootschap onder firma en VVW, en anderzijds of er sprake is geweest van medewerking aan die overdracht door CCA. Hierover wordt als volgt overwogen.
4.4 CCA heeft betwist dat er een akte tot overdracht is. VVW heeft desgevraagd ter mondelinge behandeling erkend dat er geen sprake is van een specifieke akte tot overdracht. Daarentegen heeft zij betoogd dat alles wat op de balans van de vennootschap onder firma stond, is ingebracht in Foria B.V., welk deel vervolgens is ingebracht in VVW. CCA heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat er sprake is van een inbreng van de vennootschap onder firma in VVW. En voor zover dit al heeft plaatsgevonden, heeft zij haar medewerking of instemming hieraan niet verleend. VVW heeft haar van deze wijziging niet eens op de hoogte gebracht, aldus CCA. VVW heeft echter betoogd dat CCA wist van de overname. Meer in het bijzonder is reeds bij een presentatie die gehouden is op 6 december 2010 een sheet getoond waarop is te zien dat de vennootschap onder firma voor het project VVW zou oprichten. De vereiste medewerking is vormvrij en kan derhalve zowel schriftelijk, mondeling als ook stilzwijgend geschieden. De voorzieningenrechter overweegt dat de overgang van een rechtsverhouding niet zonder wilsuiting van de wederpartij kan geschieden, zelfs niet indien deze er (ogenschijnlijk) geen belang bij heeft om te weigeren zijn medewerking te geven. Het aanvaarden als contractpartij moet, indien niet uitdrukkelijk geschied, uit gedragingen worden afgeleid. Hiervan kan echter niet zomaar veronderstellenderwijs worden uitgegaan (HR 5 maart 2004, NJ 2004, 316). De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu CCA heeft betoogd haar medewerking niet te hebben verleend en nergens het tegendeel uit blijkt, niet voorshands kan worden aangenomen dat VVW CCA op de hoogte heeft gebracht van het feit dat VVW als contractpartij diende te gelden na de liquidatie van de vennootschap onder firma, noch dat CCA haar medewerking aan die contractsovername heeft verleend.
Niet-nakoming verplichtingen voortvloeiende uit de intentieovereenkomst
4.5 Nu geoordeeld is dat vooralsnog niet kan worden uitgegaan van een CCA bindende contractsovername, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of CCA tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst. De voorzieningenrechter overweegt echter ten overvloede dat ook hiervan voorshands geen sprake lijkt. Gelet op het feit dat CCA tot op heden niet definitief gecontracteerd heeft met DGLG, zij voorts nota bene enkel en alleen op initiatief van VVW in contact is gekomen met DGLG en VVW na introductie van DGLG tot 20 mei 2011 niets van zich heeft laten horen, is de stelling van CCA dat VVW jegens haar de indruk had gewekt dat zij met DGLG verder diende te onderhandelen - en uiteindelijk contracteren - niet onlogisch. Dit standpunt wordt ook ondersteund door de navolgende passage in de notulen van de vergadering tussen VVW en DGLG van 22 februari 2010: “VVW zal vervolgens haar overeenkomst met Casa Cura in overleg met Casa Cura herformuleren, met als doel dat DGLG rechtstreeks de exploitatieovereenkomst met Casa Cura kan aangaan.” VVW laat in deze passage ondubbelzinnig blijken dat ook zij ervan uit gaat dat CCA rechtstreeks met DGLG zal gaan contracteren.
4.6 De stelling van VVW dat CCA van meet af aan wist dat de samenwerking die zij zou aangaan met DGLG complementair zou zijn aan de samenwerking tussen VVW en CCA gelet op de inhoud van de e-mail van 18 februari 2010 die namens CCA aan VVW is verstuurd kan haar niet baten, nu deze e-mail dateert van voor de vergadering die tussen VVW en DGLG op 22 februari 2010 heeft plaatsgevonden.
4.7 VVW heeft voorts betoogd dat CCA zich, wanneer zou blijken dat project De Klingelbeek haalbaar zou zijn, heeft verplicht tot het aangaan van een huurovereenkomst met VVW. De relevante passage in de intentieovereenkomst:
“Als partijen, na afronding van de haalbaarheidsfase, besluiten tot realisatie over te gaan, verplicht VVW zich alsdan tot het aangaan van een huurovereenkomst voor de in het project te realiseren (woon)faciliteiten.”, duidt niet noodzakelijkerwijze op een zodanige verplichting. Ten eerste laat de tekst ruimte om CCA, na afronding van de haalbaarheidsfase, eerst te laten besluiten om al dan niet tot realisatie over te gaan. En ten tweede heeft enkel VVW zich verplicht tot het aangaan van een huurovereenkomst, niet CCA.
Het vorenstaande brengt aldus met zich mee dat binnen de beperkte onderzoeksruimte die het kort geding biedt niet voorshands kan worden aangenomen dat CCA haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst heeft geschonden.
Proceskosten
4.8 De vorderingen van VVW zijn derhalve niet voor toewijzing vatbaar. De voorzieningenrechter zal VVW als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van CCA. De kosten aan de zijde van CCA worden begroot op:
- vast recht € 560,00
- salaris advocaat € 1.421,00
----------------
€ 1.981,00
I. Wijst af het gevorderde.
II. Veroordeelt VVW in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van CasaCura begroot op € 560,- aan verschotten en € 1.421,- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.