ECLI:NL:RBALM:2011:BU5729

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123545 / KG ZA 11-20
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door baanverlichting van tenniscomplex en onrechtmatigheid van hinder voor directe buren

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, als directe buren van een tenniscomplex, een vordering ingesteld tegen de vereniging Quick Tennis en de stichting Tenniscentrum Oldenzaal, alsook tegen de gemeente Oldenzaal. De eisers stellen dat zij hinder ondervinden van de baanverlichting van het tenniscomplex en vragen zich af of deze hinder onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft op 16 november 2011 een plaatsopneming gehouden om de situatie ter plaatse te beoordelen. Tijdens deze plaatsopneming werd vastgesteld dat de verlichting van het tenniscomplex, hoewel zichtbaar, niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeert dat de intensiteit van het licht van het tenniscomplex, in vergelijking met de openbare straatverlichting, tamelijk beperkt is. De rechter erkent dat de eisers het licht mogelijk als hinderlijk ervaren, maar oordeelt dat de hinder niet van dien aard is dat deze als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken op 23 november 2011 door mr. W. Hangelbroek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 123545 / KG ZA 11-202
Vonnis in kort geding van 23 november 2011 (lm)
in de zaak van
1. [eiser 1]
wonende te [plaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [plaats],
eisers,
verder te noemen ‘[eisers]’
procesadvocaat mr. J.A. Holsbrink te Almelo,
behandelend advocaat: mr. B. Martens te ’s-Hertogenbosch,
tegen
1. de vereniging
QUICK TENNIS,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde sub 1,
advocaat mr. D.G. Geerdink te Oldenzaal,
2. de stichting
STICHTING TENNISCENTRUM OLDENZAAL,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde sub 2,
gedaagde sub 1 en 2 verder gezamenlijk te noemen ‘Quick c.s.’.
advocaat mr. D.G. Geerdink te Oldenzaal,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE OLDENZAAL,
zetelend te Oldenzaal,
gedaagde,
verder te noemen ‘de gemeente’,
vertegenwoordigd door [X]
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2011
- de bij dat tussenvonnis bevolen en op 16 november 2011 gehouden gerechtelijke plaatsopneming.
1.2. Ten slotte is vonnis verzocht. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis is overwogen. Zoals daarin al werd beslist is nu de vraag aan de orde, of [eisers] als directe buren van het tenniscomplex hinder ondervinden van de baanverlichting en zo ja, of die hinder van dien aard is dat deze als onrechtmatig jegens [eisers] moet worden aangemerkt. Ter beoordeling van die vragen heeft de voorzieningenrechter zich op 16 november tussen 20.00 en 21.00 uur persoonlijk van de situatie ter plaatse op de hoogte gesteld.
2.2. De waargenomen omstandigheden kunnen kort en zakelijk worden beschreven als volgt. Het was donker, maar helder weer; de sterren waren zichtbaar en er was geen mist. De bomen tussen het tenniscomplex en de woning van [eisers] waren gedeeltelijk, maar nog niet volledig vrij van gebladerte. Alle buitenverlichting van het tenniscomplex was ontstoken, waaronder de op masten geplaatste verlichting van de buitenbanen en van het parkeerterrein, en ook de binnenverlichting van de ‘blaastent’ waarin zich de binnenbanen bevinden; alle tennisbanen waren in gebruik. De binnenverlichting van de ‘blaastent’ straalde door het tentzeil of tentdoek naar buiten. De woning van [eisers] staat schuin tegenover het tenniscomplex aan de overkant van de straat. Hun onderlinge afstand bedraagt, ruw geschat, ongeveer 100 meter.
2.3. De voorzieningenrechter heeft de lichtinstraling in de woonruimte van [eisers] vanaf het tenniscomplex bekeken vanuit verschillende kamers op de begane grond en op de eerste en tweede etage in de woning van [eisers] zelf, vanuit kamers op de begane grond en op de eerste etage van de daarnaast gelegen zelfstandige kleinere woning, die in gebruik is bij zijn moeder, en vanuit ruimten op de begane grond en op de eerste etage van een kleiner bouwwerk daarnaast, dat blijkens de inrichting kennelijk in gebruik is als een caféachtige ruimte. Ook heeft de voorzieningenrechter in de achter de drie gebouwen gelegen tuin gekeken of, en zo ja met welke sterkte het licht van het tenniscomplex ook in de tuin zichtbaar was.
2.4. Vanuit alle kamers was het licht van het tenniscomplex door de bomen duidelijk zichtbaar, zowel van de op masten geplaatste verlichting van de buitenbanen en van het parkeerterrein als van de van binnenuit geheel verlichte blaastent. Ook de tent zelf was goed te zien. De intensiteit van het licht was echter niet groot, en duidelijk minder fel dan het licht van de openbare straatverlichting ter plaatse. Ook in de tuin achter de woningen kon weliswaar licht van het complex worden waargenomen, maar duidelijk nog weer minder fel dan aan de straatkant van de woningen.
2.5. De voorzieningenrechter kan zich wel voorstellen dat [eisers] het licht van het complex weinig fraai vinden, en het daarom ook ervaren als enigszins hinderlijk. Maar omdat de intensiteit van het licht van het complex, voor zover dat in en om de woningen van [eisers] zichtbaar is - en bovendien in verhouding tot de lichtinstraling van de ter plaatse aanwezige openbare straatverlichting -, tamelijk beperkt is, acht de voorzieningenrechter de mate van de daarvan door [eisers] van dag tot dag redelijkerwijs te ondervinden hinder niet erg groot. Het licht lijkt ook niet zo sterk dat het niet adequaat kan worden tegengehouden door normale gordijnen, en ook in de tuin komt zo weinig licht van het tenniscomplex terecht dat, als [eisers] dat licht toch onacceptabel vinden, dit naar verwachting met enkele niet al te ingrijpende maatregelen (zoals het planten van rijen coniferen of andere beplanting en/of het plaatsen van schermen) behoorlijk valt af te schermen.
2.6. Er is dus geen sprake van zo ernstige hinder of overlast als gevolg van de gestelde lichtinstraling, dat Quick c.s. en de gemeente onrechtmatig jegens [eisers] handelen door deze te laten voortduren en daaraan geen einde te (laten) maken. Daaruit volgt dat de vordering niet kan worden toegewezen. Volledigheidshalve en voor alle duidelijkheid overweegt de voorzieningenrechter nog dat dit vonnis niets afdoet aan de verplichting van Quick c.s. om zich op grond van de A.P.V stipt te houden aan de tijden, gedurende welke het licht aan mag staan, en dat dit vonnis op geen enkele wijze de bevoegdheid van de gemeente beperkt om in te grijpen, wanneer Quick c.s. zich niet aan die tijden houden. Van de gemeente zou nog kunnen worden gevraagd om ervoor te zorgen dat de groenstrook met bomen tussen het tenniscomplex en de straat aan de zijde van de woningen van [eisers] dicht met bomen beplant blijft.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat [eisers] als de in deze procedure in het ongelijk gestelde partij moeten worden veroordeeld in de door Quick c.s. en aan de zijde van de gemeente gemaakte proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van Quick c.s. begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 1.632,00 (2 punten × tarief € 816,00)
Totaal € 2.192,00
De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
Totaal € 560,00
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. wijst af het gevorderde,
3.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Quick c.s. tot op heden begroot op € 2.192,00 en aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 560,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.?