ECLI:NL:RBALM:2011:BU5038

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123523 / KG ZA 11-200
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van maritaal en executoriaal beslag in het kader van echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, heeft eiser, [eiser], een vordering ingediend tot opheffing van maritaal en executoriaal beslag dat door gedaagde, [gedaagde], was gelegd in het kader van hun echtscheiding. De partijen, voormalige echtgenoten, waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. De rechtbank had eerder op 14 november 2007 de echtscheiding uitgesproken en op 17 augustus 2011 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. Eiser stelde dat het maritaal beslag opgeheven moest worden omdat het was gelegd op onroerende zaken die niet tot de huwelijkse gemeenschap behoorden. De voorzieningenrechter overwoog dat maritaal beslag enkel kan worden gelegd op goederen binnen de huwelijkse gemeenschap en dat dit beslag vervalt bij toewijzing van het verzoek tot echtscheiding.

Gedaagde had conservatoir beslag gelegd op een onroerende zaak ter zekerheid van haar vordering op de huwelijkse gemeenschap. Eiser betwistte de rechtmatigheid van dit beslag en stelde dat er sprake was van misbruik van de executiebevoegdheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het conservatoir beslag was overgegaan in executoriaal beslag, nu de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat het maritaal beslag op de echtelijke woning en de percelen moest worden gehandhaafd totdat deze aan gedaagde waren geleverd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het executoriale beslag, gelegd door gedaagde, onrechtmatig was omdat er een wanverhouding bestond tussen de omvang van de vordering en de waarde van de beslagen goederen. Dit leidde tot de conclusie dat het beslag vexatoir was en opgeheven diende te worden. De rechtbank wees de vordering van eiser tot opheffing van het beslag toe, met uitzondering van de beslagen op de echtelijke woning en bepaalde percelen. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot medewerking aan de levering van de echtelijke woning aan eiseres, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 123523 / KG ZA 11-200
datum vonnis: 15 november 2011 (g)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in conventie en verweerder in reconventie
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. N.J.C. Spapen te Zaltbommel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. R. Cats te Maastricht.
1. Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. [gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord ter terechtzitting van 7 oktober 2011 een eis in reconventie ingesteld. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 oktober 2011 en 1 november 2011. Ter zitting van
1 november 2011 zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. N.J.C. Spapen en [X]. Voorts zijn verschenen [gedaagde] vergezeld door mr. R. Cats. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 [eiser] en [gedaagde] zijn voormalige echtgenoten. Zij waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Op 7 augustus 2007 is ter griffie van de rechtbank Almelo ingekomen een verzoekschrift van [gedaagde] inhoudende een verzoek tot echtscheiding en het verzoek partijen op te dragen over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke boedel.
2.2 Op 14 november 2007 heeft de rechtbank Almelo bij beschikking de echtscheiding uitgesproken. [eiser] is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan. Op 10 maart 2008 heeft de rechtbank Almelo naar aanleiding een verzoek van [gedaagde] tot het treffen van voorlopige voorzieningen, onder andere besloten dat [eiser] iedere maand € 508,00 aan [gedaagde] dient te betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud. De beschikking van de rechtbank Almelo van 14 november 2007 is door het gerechtshof te Arnhem op 8 juli 2008 bekrachtigd en op 21 januari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3 Op 31 oktober 2008 heeft [gedaagde] maritaal beslag doen leggen op een aantal onroerende zaken en conservatoir beslag op één andere onroerende zaak (bekend [plaats] [sectie….]). Het conservatoir beslag is blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder gelegd tot zekerheid van verhaal voor de vordering van [gedaagde] op de huwelijkse goederengemeenschap, alsmede tot zekerheid van levering van de onroerende zaak waarop het conservatoir beslag is gelegd.
2.4 Bij beschikking van 17 augustus 2011 heeft de rechtbank Almelo de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap die heeft bestaan tussen [eiser] en [gedaagde] vastgesteld. In deze beschikking is aan [gedaagde] de echtelijke woning, daaronder begrepen de percelen [nr.], [nr.] en [nr.] toegedeeld. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde] heeft aangekondigd tegen deze beschikking in hoger beroep te zullen gaan.
2.5 Op 16 september 2011 heeft [gedaagde] executoriaal beslag doen leggen op alle onroerende zaken waarop op 31 oktober 2008 maritaal dan wel conservatoir beslag is gelegd. Het executoriaal beslag is gelegd tot verhaal op de vordering van [gedaagde] op [eiser] ter hoogte van een bedrag van € 21.371,78.
2.6 Op 21 september 2011 heeft [gedaagde] aan [eiser] doen aanzeggen dat de openbare verkoop van de in executoriaal beslag genomen melkproductierechten is vastgesteld op 26 oktober 2001. Deze aangekondigde verkoop heeft geen doorgang gevonden.
3. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In conventie
3.1 [eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt bevolen om alle executiehandelingen ten nadele van de man na te laten en de beslagen op te heffen, dan wel [gedaagde] te veroordelen tot het doen opheffen van de beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
Maritaal beslag
3.2 [eiser] heeft gesteld dat het maritaal beslag opgeheven dient te worden omdat het is gelegd op onroerende zaken die niet behoren tot de huwelijkse gemeenschap. De voorzieningenrechter overweegt dat maritaal beslag slechts gelegd kan worden op de goederen die zich in de huwelijkse gemeenschap bevinden. Artikel 770b Rv bepaalt dat het maritaal beslag bij toewijzing van het verzoek tot echtscheiding vervalt zodra de goederen aan de andere (gewezen) echtgenoot worden toegedeeld of krachtens de verdeling aan de beslaglegger worden geleverd.
3.3 De voorzieningenrechter overweegt dat bij beschikking -uitvoerbaar bij voorraad- van 17 augustus 2011 de verdeling is vastgesteld van de huwelijksgoederengemeenschap die tussen partijen heeft bestaan. Van de onroerende zaken waarop beslag is gelegd is alleen de echtelijke woning, daaronder begrepen de percelen [nr.], [nr.] en [nr.] aan [gedaagde] toegedeeld. Aan de overige onroerende zaken (voor zover deze behoorden tot de huwelijksgoederengemeenschap) is het maritaal beslag door de verdeling komen te vervallen.
3.4 Ten aanzien van de echtelijke woning en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.] heeft de rechtbank Almelo in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bij beschikking van 17 augustus 2011 besloten dat deze worden toebedeeld aan [gedaagde]. De voorzieningenrechter acht op grond van deze beschikking voorshands aannemelijk dat de echtelijke woning en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.] tot de huwelijksgoederengemeenschap hebben behoord. De voorzieningenrechter dient vervolgens te bepalen of het maritaal beslag is geëindigd door levering aan de beslaglegger. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft gesteld dat de echtelijke woning inmiddels aan [gedaagde] is geleverd. [gedaagde] heeft deze stelling betwist. Aangezien [eiser] zijn stelling tegenover deze betwisting niet nader heeft onderbouwd, neemt de voorzieningenrechter voorshands aan dat de gestelde en betwiste levering niet heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal daarom het maritaal beslag op de echtelijke woning en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.] handhaven totdat [eiser] deze heeft geleverd aan [gedaagde].
Conservatoir beslag
3.5 [gedaagde] heeft conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak bekend gemeente [plaats] sectie […..], op de grondslag van zekerheid van verhaal voor de vordering van [gedaagde] op de huwelijkse gemeenschap, alsmede tot zekerheid van levering van voormelde onroerende zaak aan [gedaagde]. [eiser] heeft gesteld dat het beslag opgeheven dient te worden omdat er sprake is van misbruik van de executiebevoegdheid. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Nu de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgevonden en aan de eisen van artikel 704 lid 1 Rv is voldaan, is het conservatoir beslag over gegaan in executoriaal beslag.
3.6 Als uitgangspunt geldt dat in beginsel beslag ter verzekering van het verhaal van een vordering ter zake waarvan beslag is gelegd, mogelijk is op alle goederen van de schuldenaar. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het leggen van beslag misbruik van recht opleveren. Van misbruik van bevoegdheid is sprake indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot de uitoefening van die bevoegdheid had kunnen komen. Van misbruik van bevoegdheid is ook sprake indien de bevoegdheid met geen ander doel wordt aangewend dan een ander te schaden.
3.7 Op grond van de beschikking van 17 augustus 2011 heeft [gedaagde], naast de levering van de echtelijke woning, een bedrag van € 203.366,50 te vorderen. Aangezien de maritale beslagen (met uitzondering van die op de echtelijke woning en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.]) zijn komen te vervallen, heeft [gedaagde] tot zekerheid van betaling van deze vordering [gedaagde] slechts het onderhavige executoriale (voorheen conservatoire) beslag op het perceel met nummer [nr.]. Handhaving van dit beslag komt de voorzieningenrechter niet onevenredig voor. De vordering tot opheffing van het beslag zal dan ook worden afgewezen.
Executoriaal beslag
3.8 De maritale beslagen en het conservatoir beslag op het perceel met nummer [nr.] zoals deze in de bovenstaande paragrafen zijn behandeld, zijn gelegd op grondslag van het verzoek tot echtscheiding en de verdeling van de huwelijkse gemeenschap. Daarnaast heeft [gedaagde] executoriaal beslag gelegd tot zekerheid van verhaal van achterstallige alimentatiebetalingen op dezelfde onroerende zaken als waarop het maritale en het conservatoir beslag zien. Het betreft hier een beslag op dezelfde zaken, maar op een andere grondslag. Voorts is tussen partijen niet in geding dat [gedaagde] op grond van de achterstallige alimentatiebetalingen mede executoriaal beslag heeft gelegd op de melkproductierechten van [eiser].
3.9 [gedaagde] heeft gesteld dat zij € 21.371,78 aan achterstallige alimentatiebetalingen te vorderen heeft op [eiser]. [eiser] heeft dit betwist. De vraag omtrent de precieze hoogte van de achterstallige alimentatiebetalingen kan in het midden blijven nu de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk acht dat het beslag (ook indien uitgegaan wordt van een achterstallig bedrag van € 21.371,78) misbruik van bevoegdheid oplevert. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende. De vraag of een beslag onrechtmatig is gelegd dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. De omvang van het te vorderen bedrag is maximaal € 21.371,78. De waarde van de gronden en de melkproductierechten waarop beslag is gelegd beloopt in de honderdduizenden euro’s. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] niet had kunnen volstaan met beslag op een kleiner aantal percelen. Daarmee had [gedaagde] ook voldoende zekerheid tot betaling van haar vordering kunnen verkrijgen (HR 24-11-1995, LJN ZC1894). Daarnaast vormen de onroerende zaken en de melkproductierechten waarop beslag is gelegd de kern van het boerenbedrijf van [eiser] en zijn zoon. Zonder deze middelen kan het bedrijf niet voortgezet worden en kunnen ook geen inkomsten gegenereerd worden. Het is overigens mogelijk dat het stilleggen van het bedrijf van [eiser] ook de belangen van [gedaagde] schaadt. Zonder inkomsten zal het voor [eiser] moeilijker worden om te voldoen aan de beschikking van de rechtbank Almelo van 17 augustus 2011.
3.10 Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ten aanzien van het door [gedaagde] gelegde executoriale beslag, sprake is van een wanverhouding tussen de omvang van het bedrag ten laste waarvan het beslag is gelegd en de waarde van de beslagen goederen. In samenhang met de omstandigheid dat indien tot executie wordt overgegaan, aan [eiser] de mogelijkheid wordt ontnomen om inkomsten door middel van voortzetting van zijn bedrijf te genereren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door [gedaagde] gelegde executoriale beslag vexatoir en dus onrechtmatig is gelegd en dient te worden opgeheven.
Vordering doorhaling beslagen
3.11 [eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan doorhaling van de beslagen. De voorzieningenrechter zal deze vordering afwijzen en overweegt daartoe het volgende. Conform artikel 3:17 lid 1 onder e BW kan een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van een registergoed betreft worden ingeschreven. Op grond van artikel 513a Rv is dit voldoende voor doorhaling van de beslagen. Met inschrijving van dit vonnis kan [eiser] zelfstandig de doorhaling van de in dit vonnis op geheven beslagen bewerkstelligen.
In reconventie
3.12 [eiseres] vordert in reconventie bij vonnis –uitvoerbaar bij voorraad- veroordeling van [verweerder] tot het verlenen van medewerking aan de levering van de echtelijke woning, daaronder begrepen de percelen [nr.], [nr.] en [nr.], op straffe van een dwangsom, alsmede om gelijktijdig te voldoen aan de in de beschikking van 17 augustus 2011 uitgesproken veroordeling tot uitkering van € 203.366,50.
3.13 De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Zoals hierboven is overwogen gaat de voorzieningenrechter er in dit vonnis vanuit dat [verweerder] de echtelijke woning niet heeft geleverd aan [eiseres]. Voorts is voorshands vast komen te staan dat de woning en de percelen tot de huwelijksgoederengemeenschap hebben behoord, zodat [verweerder] zelfstandig bevoegd is zijn deel van de woning en de percelen aan [eiseres] te leveren. De voorzieningenrechter zal daarom dit deel van de vordering toewijzen.
3.14 Ten aanzien van de vordering tot uitkering van € 203.366,50 overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing hiervan. Daarnaast is het vermogen van gedaagde opgesloten in het boerenbedrijf. Van gedaagde kan niet verwacht worden dat hij in de korte periode na de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap op 17 augustus 2011 een dergelijk groot bedrag heeft kunnen vrij maken. Temeer omdat deze pogingen worden bemoeilijkt door de beslagen die op de vermogensbestanddelen van de man zijn gelegd. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.15 Ten aanzien van de gevorderde dwangsom overweegt de voorzieningenrechter dat deze slechts kan zien op de vordering tot het verlenen van medewerking aan de levering van de echtelijke woning. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de dwangsom te matigen tot € 5.000,00 voor iedere dag dat [verweerder] in gebreke blijft zijn medewerking te verlenen aan de levering van de echtelijke woning na de dag waarop [verweerder] door de notaris is opgeroepen teneinde de akte van levering van de echtelijke woning te passeren, met een maximum van € 100.000,00.
In conventie en reconventie
3.16 De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, aangezien het een geschil tussen twee voormalige echtelieden betreft.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat de maritale beslagen op de onroerende zaken waarop namens [gedaagde] op 31 oktober 2008 maritaal beslag is gelegd ten laste van [eiser] zijn vervallen, met uitzondering van de maritale beslagen op de echtelijke woning en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.];
II. heft op de executoriale beslagen op de onroerende zaken die namens [gedaagde] op 16 september 2011 ten laste van [eiser] zijn gelegd;
III. heft op de executoriale beslagen op alle melkproductierechten staande ten name van [eiser];
IV. wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
V. veroordeelt [verweerder] om mee te werken aan de tenaamstelling c.q. levering aan [eiseres] van de echtelijke woning aan [adres] en [plaats] en de percelen [nr.], [nr.] en [nr.];
VI. veroordeelt [verweerder] tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat [verweerder] nalaat om volledige medewerking te verlenen aan de veroordeling onder sub V van dit dictum, vanaf de dag dat hij door een notaris is opgeroepen deze medewerking te verlenen, met een maximum van € 100.000,00;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
In conventie en reconventie
VIII. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
IX. verklaart dit vonnis voor wat betreft sub II, III, V en VI uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.