ECLI:NL:RBALM:2011:BU4009

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123976 / KG ZA 11-222
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie in kort geding tussen huurder en woningstichting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, heeft eiser, een huurder, een kort geding aangespannen tegen de Woningstichting Domijn. De aanleiding voor het kort geding was een vonnis van 4 oktober 2011, waarbij de huurovereenkomst tussen partijen was ontbonden en eiser was veroordeeld om het gehuurde binnen drie dagen te ontruimen. Eiser vorderde in het kort geding schorsing van de executie van dit vonnis, met het argument dat er geen feitelijke of juridische misslagen waren en dat er nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor hem zouden creëren.

De zaak werd behandeld op 31 oktober 2011, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. drs. C. Verrillo, en de Woningstichting Domijn werd vertegenwoordigd door mr. R. Smink. Eiser stelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld over een betalingsachterstand en dat hij niet in staat was om tijdig te verhuizen, wat zou leiden tot een noodtoestand. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een juridische misslag of nieuwe feiten die een noodtoestand zouden rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eiser moesten worden afgewezen, omdat er geen reden was om de executie van het vonnis te schorsen. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding, die door de rechtbank werden vastgesteld op een totaal van € 1.087,00. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 november 2011 door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 123976 / KG ZA 11-222
datum vonnis: 9 november 2011 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. drs. C. Verrillo te Oldenzaal,
tegen
de stichting
Woningstichting Domijn,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen Domijn,
advocaat: mr. R. Smink te Enschede.
1. Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 31 oktober 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. drs. Verrillo en namens Domijn [X]en [Y], vergezeld door mr. Smink. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
2.1 Bij vonnis van 4 oktober 2011 van deze rechtbank, sector kanton, locatie Enschede is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiser] onder meer veroordeeld om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Voor het geval dat [eiser] het gehuurde niet tijdig zou ontruimen, is Domijn gemachtigd de ontruiming zelf te laten uitvoeren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2 [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
De vordering van [eiser] en de onderbouwing daarvan
2.3 Bij dagvaarding vordert [eiser] om Domijn te verbieden om voornoemd vonnis van 4 oktober 2011 te executeren, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis op te schorten tot zes weken nadat in hoger beroep over deze kwestie is beslist, zulks voor zover het vonnis zou mogen worden bevestigd, op straffe van een aan [eiser] te betalen boete van € 10.000,00. Voorts vordert [eiser] veroordeling van Domijn in de kosten van deze procedure.
2.4 [eiser] stelt daartoe dat Domijn, mede gelet op de belangen van [eiser], geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan. In de eerste plaats is geen rekening gehouden met de juiste feiten in eerste aanleg, zodat er een grote kans is dat in hoger beroep anders zal worden beslist. [eiser] is op enig moment werkloos geworden en is in verband daarmee op 12 of 13 april 2011 naar Domijn gegaan om de situatie uit te leggen. Het was op dat moment gebruik dat [eiser] de huur niet bij vooruitbetaling voldeed, maar zo kort mogelijk volgend op het moment dat de maand voorbij was. Op 1 april 2011 heeft [eiser] ongeveer de helft van de maand maart voldaan. [eiser] heeft het sterke vermoeden dat deze gedeeltelijke betaling niet goed is verwerkt. Op 20 april 2011 heeft [eiser] het tweede deel van de maand maart 2011 overgemaakt. Voorts voldeed [eiser] aan de overeengekomen betalingsregeling. Daarnaast zal bij executie een noodtoestand voor [eiser] ontstaan, aangezien hij voor 15 november 2011 de woning moet hebben verlaten. Ook is niet gezorgd voor een goed woonalternatief voor [eiser].
Het verweer van Domijn
2.5 Domijn heeft de vorderingen van [eiser] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser], danwel tot afwijzing van zijn vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
2.6 De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van het gevorderde het spoedeisend belang bij de onderhavige vorderingen voortvloeit. Domijn heeft dit ook niet betwist. De voorzieningenrechter zal derhalve overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
2.7 Bij de beoordeling van een executiegeschil als het onderhavige is het uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is, indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag in hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn, indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien na het wijzen van het vonnis feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen, die klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2.8 De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van [eiser] aldus dat de kantonrechter ten onrechte is uitgegaan van het bestaan van een betalingsachterstand en het niet nakomen van een betalingsregeling, zodat het vonnis in zoverre volgens [eiser] op een feitelijke misslag berust. De feiten die [eiser] in dit verband heeft aangevoerd betreffen naar het oordeel van de voorzieningenrechter allemaal feiten die al bekend waren of bekend hadden kunnen zijn tijdens de behandeling van de procedure bij de kantonrechter. [eiser] heeft verzuimd om deze feiten in die procedure naar voren te brengen.
[eiser] heeft bij de kantonrechter geen conclusie van dupliek ingediend. De gevolgen hiervan dienen voor zijn rekening en risico te komen. Of deze feiten in hoger beroep aanleiding zijn voor het gerechtshof om het vonnis van 4 oktober 2011 te vernietigen, is niet ter beoordeling aan de voorzieningenrechter. Immers, een executiegeschil kan gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet dienen als een verkapt appel.
2.9 [eiser] heeft niet gesteld dat het vonnis van de kantonrechter berust op een juridische misslag. De voorzieningenrechter ziet geen reden tot een ander oordeel te komen.
2.10 Van nieuwe feiten op grond waarvan executie van het vonnis zou leiden tot een noodtoestand aan de zijde van [eiser] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin gebleken. Het enkele feit dat [eiser] geen vervangende woonruimte heeft, is op zichzelf thans onvoldoende om een noodtoestand aan te kunnen nemen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [eiser] al geruime tijd, in ieder geval vanaf de aanvang van de procedure bij de kantonrechter, wist dat hij mogelijk de woning zou moeten verlaten en elders zijn intrek moest nemen. Ter zitting heeft [eiser] gesteld dat zijn werk mogelijk in het gedrang komt bij executie van het vonnis. Nu [eiser] deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, vormt deze stelling evenmin grond om een noodtoestand aan te kunnen nemen.
2.11 Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat binnen het beperkte toetsingsbereik van een executie kort geding als het onderhavige, noch van een feitelijke of juridische misslag, noch van nieuwe feiten die zouden leiden tot een noodtoestand, is gebleken. De vorderingen van [eiser] dienen daarom te worden afgewezen.
2.12 [eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen van [eiser] af;
II. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Domijn begroot op € 560,00 aan verschotten en € 527,00 aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.