1.2 In het bevoegdheidsincident heeft de rechtbank op 20 april 2011 een incidenteel vonnis gewezen waarin de incidentele vordering is afgewezen en [gedaagde] is veroordeeld in de kosten.
1.3 Partijen hebben vonnis gevraagd in de hoofdzaak.
2. De feiten
De volgende feiten kunnen, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet
betwist en voorzover hier van belang, als vaststaand worden aangenomen.
2.1 De rechtbank heeft op 11 februari 2009 SupportPlus Europe B.V., SupportPlus Benelux B.V., SP Products B.V. (verder samen in enkelvoud te noemen "SupportPlus") alsmede 7 andere vennootschappen behorende tot dezelfde groep van ondernemingen in staat van faillissement verklaard met aanstelling van eiser tot curator.
2.2 Vóór de datum van het faillissement hebben [gedaagde] en SupportPlus met elkaar zaken gedaan in die zin dat [gedaagde] (die ook handelde onder de naam [X] van SupportPlus, althans van één of meer van de vennootschappen waarvan eiser tot curator is aangesteld, goederen heeft betrokken, waarbij sprake was van leveringen van zaken zowel in Duitsland als in Nederland.
2.3 Uit de zakelijke verbintenissen sub 2.2. genoemd zijn geldvorderingen van SupportPlus op [gedaagde] ontstaan die althans in februari 2008 nog niet volledig waren voldaan.
2.4 In mei 2008 heeft de directeur ("Geschäftsführer") van SP Products, [Y] [gedaagde] gemaand tot nakoming van een overeengekomen betalingsregeling.
2.5 De curator heeft [gedaagde] in december 2009 gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 122.300,--.
2.6 [gedaagde] heeft aan de sub 2.4 genoemde aanmaning gedeeltelijk en aan de sub 2.5 genoemde sommatie geen gevolg gegeven.
2.7 Tussen de curator en [gedaagde] heeft naar aanleiding van de sommatiebrief sub 2.5 bedoeld een bespreking plaatsgevonden.
3. De vordering
De curator vordert de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 146.762,93 met
de wettelijke handelsrente over de hoofdsom ad € 122.300,76 vanaf 1 mei
2010 tot aan de dag der algehele voldoening; en
II gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding, te bepalen volgens
het gebruikelijke tarief, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit
(de rechtbank leest: "het te wijzen") vonnis, - voor het geval voldoening
binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de
nakosten tot een bedrag van € 131,--, dan wel indien betekening van het
vonnis plaatsvindt, op € 199,--.
4. De standpunten van partijen
De curator.
4.1 De curator stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat één of meer van de vennootschappen in de periode vóór mei 2008 goederen heeft geleverd aan [gedaagde] op grond waarvan SupportPlus nog opeisbaar € 122.300,76 te vorderen heeft.
4.2 De hoogte van de vordering ontleent de curator aan een opstelling van de directeur van SupportPlus Europe B.V. in diens aangetekende brief met bericht van ontvangst aan [gedaagde] gedateerd 6 mei 2008, naar aanleiding waarvan [gedaagde] kort daarop nog twee deelbetalingen heeft gedaan van ieder € 1.000,--.
4.3 De curator maakt ten behoeve van de boedel aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten voor werkzaamheden die door hem zijn verricht, zoals het aanleggen van een dossier, het invoeren van de zaak in de financiële administratie, het onderzoeken van het dossier, het voeren van een bespreking met [gedaagde] en het voeren van correspondentie met de rechter-commissaris.
4.4 De curator meent dat Nederlands recht van toepassing is, nu de overeenkomst of overeenkomsten die ten grondslag liggen aan de vordering het nauwst verbonden zijn met Nederland. SupportPlus heeft immers haar zetel in Nederland en leveringen vonden in elk geval gedeeltelijk in Nederland plaats, terwijl ook betaling in Nederland diende plaats te vinden.
[gedaagde]
4.5 [gedaagdes] primaire verweer is dat de curator niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht door na te laten te stellen uit hoofde van welke koopovereenkomsten zij iets verschuldigd is. Ook laat de curator na duidelijk te maken welk van de SupportPlus vennootschappen de crediteur is, of voor welk deel die vennootschappen crediteur zijn. Evenmin zegt de curator waar leveringen hebben plaatsgevonden.
4.6 Als gevolg daarvan wordt [gedaagde] in haar mogelijkheden om verweer te voeren belemmerd.
4.7 Subsidiair ontkent [gedaagde], bij (aan de curator toe te rekenen) gebrek aan wetenschap het bestaan van koopcontracten, althans stelt zij te hebben voldaan aan alle daaruit voortvloeiende verbintenissen.
4.8 [gedaagde] heeft zich wel – buiten rechte – beroepen op afspraken met een nu overleden directeur van SupportPlus (Z), maar heeft daarbij niet de thans in rechte ingestelde vordering erkend.
4.9 [Z] en [gedaagde] hadden mondeling afgesproken dat [gedaagde] finaal
zou zijn gekweten door een betaling van € 20.000,-- op 12 november 2007.
4.10 Voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten is geen aanleiding nu de geringe
werkzaamheden die de curator heeft gehad (sommatiebrief, berekening van de vordering) onderdeel uitmaken van de gewone werkzaamheden van een curator en, zou de vordering worden toegewezen en een kostenveroordeling volgen, dan zouden die werkzaamheden gedekt worden door die kostenveroordeling.
5. De beoordeling
5.1 De rechtbank zal eerst onderzoeken welk recht van toepassing is.
5.2 De curator (zie sub 4.4) stelt dat Nederlands recht van toepassing is, nu – kort
gezegd – de vordering het nauwst met Nederland verbonden is.
5.3 [gedaagde] stelt dat Duits recht van toepassing is met als argument dat (ook)
leveringen in Duitsland hebben plaatsgevonden.
5.4 Zoals reeds door de rechtbank overwogen in rechtsoverweging 6.3 van het
incidentele vonnis, bepaalt het CISG het op de overeenkomst toepasselijke recht en
is de plaats van betaling van de koopprijs de plaats van vestiging van de verkoper.
Nu niet – ook niet in de gedingstukken gewisseld na het incidentele vonnis – is gesteld of gebleken dat [gedaagde] en (een van) de SupportPlus vennootschappen een andere plaats van betaling zijn overeengekomen, is Nederlands recht van toepassing.
5.5 [gedaagde] primaire verweer is dat de curator niet aan zijn stel –
en substantiëringsplicht heeft voldaan, waardoor zij in haar mogelijkheid om
verweer te voeren is belemmerd.
Subsidiair stelt [gedaagde] dat er geen koopovereenkomsten waren, althans dat zij heeft voldaan aan alle daaruit voortvloeiende verbintenissen.
5.6 De rechtbank zal deze verweren gezamenlijk behandelen.
5.7 Het staat vast dat [gedaagde] en SupportPlus gedurende langere tijd zaken hebben gedaan, waarbij [gedaagde] van SupportPlus goederen kocht. Kennelijk is in de loop van dat zaken doen een vordering ontstaan die [gedaagde] niet, althans niet in één keer, kon voldoen.
Het is aannemelijk dat partijen terzake in februari 2008 afspraken hebben gemaakt. Dit blijkt uit een e-mail van [K], namens [gedaagde], d.d. 7 februari, 2008 aan [Z] waarin staat:
"……. wie heute morgen mit Ihnen besprochen, werden wir die Rest der
Forderung in 1.000,00 € Raten bezahlen. Wir zahlen jede Woche
1.000,00 € mit einem Dauerauftrag von der Bank.
waarop [Z] antwoordt:
"…….. Die erste wochendliche zahlung machen sie dann ab nachste woch
doch ????? …"
en waarna [gedaagde] eerst vijf keer € 1000,-- betaalt, en – na de sub 2.4 genoemde aanmaning – nog eens tweemaal € 1.000,--.
5.8 Uit de in 5.7 genoemde feiten leidt de rechtbank af dat een betalingsregeling was
getroffen welke [gedaagde] na een laatste betaling op 3 juni 2008 verder niet is
nagekomen.
5.9 Het is juist dat de curator kennelijk niet in staat is met kopieën van rekeningen of met behulp van een crediteurenadministratie aan te tonen op grond van welke concrete koopcontracten de vordering van SupportPlus is ontstaan (of welke SupportPlus vennootschap welke vordering instelt) en dat de vordering – wat de koopsom betreft – is gebaseerd op een eenzijdig van SupportPlus afkomstig overzicht, te weten het overzicht in de brief van SP Products B.V. van 6 mei 2008 (productie 5 bij dagvaarding), dat als kop draagt:
"Zahlungsvereinbarungen vom 9 Februar 2008",
maar [gedaagde] heeft nagelaten daar iets tegenover te stellen dat zou doen
vermoeden dat bedoeld overzicht niet juist is. Enige schriftelijke reactie zijdens
[gedaagde] op deze aanmaning ontbreekt en ook met geen enkel ander stuk weerlegt
[gedaagde] de stellingen van de curator ten aanzien van de vordering en de hoogte
daarvan.
Het staat echter vast dat tussen [gedaagde] en SupportPlus gedurende langere tijd
een zakelijke relatie bestond in het kader waarvan SupportPlus goederen heeft
geleverd aan [gedaagde] terwijl [gedaagde] aan SupportPlus betalingen heeft gedaan
zoals in november 2007 € 22.000,-- en nadien zeven maal € 1.000,--.
Het had gelet op die vaststaande feiten op de weg van [gedaagde] gelegen uitgebreider op de stellingen van de curator te reageren dan door de niet of nauwelijks gemotiveerde ontkenningen waartoe zij zich thans beperkt.
Nu [gedaagde] dat heeft nagelaten moet aan haar primaire en subsidiaire verweer als zijnde onvoldoende gemotiveerd worden voorbij gegaan.
5.10 De rechtbank verwerpt ook het beroep van [gedaagde] op de namens haar gestelde
mondelinge afspraak dat [gedaagde] door betaling van een bedrag van € 20.000,-- in
november 2007 finaal gekweten zou zijn, reeds daarom omdat vaststaat dat daarna
nog een betalingsregeling tot stand is gekomen uit hoofde waarvan [gedaagde] ook
betalingen heeft gedaan.
5.11 De curator vordert naast de hoofdsom tevens buitengerechtelijke kosten ad € 2.842,-
in verband met zijn werkzaamheden sub 4.3 omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat bedoelde werkzaamheden ten opzichte van [gedaagde] feitelijk beperkt zijn gebleven tot een herhaalde sommatie en het voorbereiden van deze procedure en zal daarom dit deel van de vordering niet toewijzen.
5.12 [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding aan de zijde van de curator te worden veroordeeld.