ECLI:NL:RBALM:2011:BT8800

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122958 / KG ZA 11-181
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een contact- en straatverbod met dwangsom in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Schuring, vorderde een contact- en straatverbod tegen gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. L.V.S. Cassese. De vordering was gebaseerd op herhaaldelijke bedreigingen en gewelddadig gedrag van gedaagde jegens eiseres, waaronder een incident op 19 augustus 2011 waarbij gedaagde een vuurwapen op eiseres richtte. Eiseres vorderde dat gedaagde gedurende twee jaar geen contact met haar mocht opnemen en zich niet in de nabijheid van haar woning mocht bevinden, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij overtreding.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor het opleggen van een contact- en straatverbod, gezien de bedreigende situatie waarin eiseres zich bevond. De rechter overwoog dat de inbreuk op de bewegingsvrijheid van gedaagde gerechtvaardigd was door de feiten en omstandigheden die eiseres had aangevoerd. De rechter wees de vordering toe, maar beperkte de duur van het verbod tot één jaar en stelde voorwaarden om de co-ouderschapsregeling met de kinderen niet te verstoren.

Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat hij niet voldeed aan de verboden, met een maximum van € 25.000,00. Eiseres kreeg ook de machtiging om de naleving van het vonnis met behulp van de politie te waarborgen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 122958 / KG ZA 11-181
datum vonnis: 23 september 2011 (b)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. M.A. Schuring te Almelo;
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. L.V.S. Cassese te Almelo.
1. Het procesverloop
[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 16 september 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] vergezeld door mr. Schuring voornoemd en [gedaagde] vergezeld door mr. Cassese voornoemd. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1 [eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren.
2.2 In oktober 2009 heeft [gedaagde] een huisverbod van tien dagen opgelegd gekregen. Vervolgens is de relatie in december 2009 geëindigd.
2.3 Op 11 oktober 2010 zijn partijen door middel van een vaststellingsovereenkomst een co-ouderschapregeling overeengekomen ten aanzien van de twee minderjarige kinderen.
2.4 [gedaagde] heeft, in het bijzijn van de jongste zoon van partijen (geboren op 18 februari 2006), op 19 augustus 2011 een – in ieder geval op een vuurwapen lijkend – voorwerp op [eiseres] gericht.
2.5 Door [eiseres] is aangifte gedaan van dit voorval, waarna zij op 20 augustus 2011 een verklaring heeft afgelegd op het politiebureau te Almelo. [gedaagde] is diezelfde dag aangehouden en in verzekering gesteld.
2.6 Ten tijde van de behandeling van dit kort geding was [gedaagde] – in het kader van een geschorste bewaring – op vrije voeten gesteld.
3 Het geschil
3.1 [eiseres] vordert, na wijziging van eis, de voorzieningenrechter om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
? [gedaagde], gedurende een periode van twee jaar na betekening van het vonnis, een contact- en straatverbod op te leggen, waarbij het gedaagde is verboden op alle mogelijke manieren met [eiseres] contact op te nemen, haar te volgen en zich in de [adres] en [plaats] te bevinden, met uitzondering van de woning aan de [adres] en [plaats], op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] niet voldoet aan dit vonnis en een machtiging voor [eiseres] om het vorenstaande desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen;
? [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Hieraan legt zij ten grondslag dat [gedaagde] zich, sinds [eiseres] de relatie heeft verbroken, agressief tegenover haar gedraagt waarbij hij haar bedreigt en geweld niet schuwt. In 2010 heeft [gedaagde] een ruit van de woning van [eiseres] ingegooid en hij heeft haar regelmatig fysiek en verbaal bedreigd, ook in het bijzijn van de kinderen. Op zaterdag 13 augustus 2011 heeft [gedaagde] geprobeerd om [eiseres] en haar nieuwe partner omver te rijden met zijn auto. Van dit voorval is melding gemaakt bij de politie. Vervolgens heeft het incident van 19 augustus 2011 plaatsgevonden waarbij [gedaagde] een vuurwapen heeft gericht op [eiseres] en haar zodoende heeft bedreigd.
[eiseres] is doodsbang voor gedaagde en de situatie is voor haar niet langer houdbaar nu zij vreest voor haar welzijn en dat van haar kinderen.
3.3 [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Gelet op de aard van de zaak is sprake van een voldoende spoedeisend belang.
4.2 De voorzieningenrechter stelt voorop dat een straat- en contactverbod inbreuk maken op het grondrecht van bewegingsvrijheid. Voor toewijzing van een dergelijke maatregel moet in hoge mate aannemelijk zijn dat er sprake is van feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk rechtvaardigen.
4.3 Los van de vraag naar de strafrechtelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de gebeurtenis op 19 augustus 2011, is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] door [gedaagde] is bedreigd. Weliswaar is van de zijde van [gedaagde] weersproken dat hij [eiseres] met een vuurwapen heeft bedreigd – er zou slechts sprake zijn geweest van speelgoedgeweer – wel is erkend dat een dergelijke gedraging bedreigend over kan komen. In het licht van de omstandigheid dat de 5-jarige zoon van partijen getuige is geweest van deze bedreiging en het feit dat [gedaagde] klaarblijkelijk op klaarlichte dag de indruk heeft willen wekken dat hij een vuurwapen op [eiseres] richt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in voldoende mate sprake is van feiten en omstandigheden die een inbreuk op het grondrecht van bewegingsvrijheid rechtvaardigen. Dat [gedaagde] heeft betwist dat de overige – hem door [eiseres] aangewreven – gedragingen hebben plaatsgevonden, maakt dit niet anders.
4.4 Eveneens doen de stellingen van [gedaagde] – te weten dat hij zich nooit schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [eiseres] en dat het in 2009 opgelegde huisverbod slechts is opgelegd in verband met het intrappen van de voordeur – hieraan niets af. Los van de vraag of voornoemde stellingen waar zijn, hetgeen overigens door [eiseres] is betwist, neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het gevorderde straatverbod dusdanig ingeperkt is dat slechts sprake is van een geringe inbreuk op de bewegingsvrijheid van [gedaagde]. [eiseres] heeft immers enkel een straatverbod gevraagd voor de straat waarin zij zelf woonachtig is, met uitzondering van de [adres], waar de zus van [gedaagde] woont. Zodoende zal [gedaagde], ondanks een eventueel op te leggen straatverbod, alsnog in de gelegenheid zijn om zijn zus te bezoeken. Ten aanzien van de overige familieleden van [gedaagde] (naar eigen zeggen een nicht en een neef) die eveneens in de [adres] woonachtig zijn, overweegt de voorzieningenrechter dat het contact met hen niet onmogelijk wordt gemaakt, immers [gedaagde] kan deze of in het huis van zijn zus ontmoeten, of in zijn eigen huis dan wel ergens anders buiten de [adres] en [plaats]. Overigens is gesteld noch gebleken dat een verbod om in de [adres] te komen een (te) verstrekkende maatregel is, nu [gedaagde] heeft aangegeven dat hij niet noodzakelijkerwijs in de [adres] hoeft te zijn.
4.5 Met [eiseres] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het opleggen van een straat- en contactverbod niet ten koste dient te gaan van de tussen partijen overeengekomen
co-ouderschapregeling omdat het vooralsnog niet in het belang van de kinderen is om geen contact met hun vader te hebben. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd maakt het bestaan van deze regeling het opleggen van een straat- en contactverbod echter niet praktisch onuitvoerbaar, zodat deze stelling wordt verworpen. Het gevorderde zal dan ook zodanig worden toegewezen dat de co-ouderschapsregeling niet gehinderd zal worden, waarbij de voorzieningenrechter overweegt dat het ophalen/brengen van de kinderen buiten de [adres] en [plaats] plaats kan vinden.
4.6 Namens [gedaagde] is nog aangevoerd dat hij doordrongen is van het feit dat een voorval zoals op 19 augustus 2011 heeft plaatsgevonden, niet aanvaardbaar is en dat hij zal voorkomen dat dit weer zal gebeuren. Daarnaast staat [gedaagde], nu sprake is van een geschorste bewaring, onder toezicht van de reclassering.
Anders dan [gedaagde] is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat voornoemde omstandigheden niet in de weg staan aan de wenselijkheid tot het opleggen van een straat- en contactverbod. In aanmerking genomen mag worden, zoals [eiseres] heeft betoogd, dat de reclassering toeziet op een meldingsgebod voor [gedaagde] en op het voorkomen van recidive maar gesteld noch gebleken is dat de reclassering als voorwaarde heeft gesteld dat [gedaagde] geen contact zal hebben met [eiseres], of daadwerkelijk zou kunnen toezien op naleving van die voorwaarde.
4.7 Al met al is de voorzieningenrechter, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het belang van [gedaagde] om zich vrij te kunnen bewegen niet opweegt tegen het belang van [eiseres] om niet ongevraagd met [gedaagde] geconfronteerd te worden. De duur van het contact- en straatverbod zal, anders dan gevorderd, op een jaar worden gesteld.
4.8 De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als volgt.
4.9 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. verbiedt [gedaagde] om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis in de meest ruime zin (telefonisch, per sms, per e-mail, in persoon, per post e.d.) contact op te nemen met [eiseres], met uitzondering van het noodzakelijke contact ter uitvoering van de
co-ouderschapsregeling;
II. verbiedt [gedaagde] om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis te begeven en/of te bevinden in de [adres] en [plaats], met uitzondering van de woning aan de [adres];
III. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom ad € 500,00 voor elke dag of gedeelte van de dag dat hij niet voldoet aan de onder I. en II. vermelde verboden, zulks tot een maximum van € 25.000,00;
IV. machtigt [eiseres] om de naleving van de onder I. en II. vermelde verboden met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen;
V. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 161,81 aan verschotten en € 452,00 aan salaris van de advocaat,
waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank:
€ 90,81 aan explootkosten;
VI. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.