ECLI:NL:RBALM:2011:BS8742

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122668 / KG ZA 11-170
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming overeengekomen omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, is op 6 september 2011 een vonnis uitgesproken in een kort geding over de nakoming van een omgangsregeling tussen ouders van een minderjarig kind. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A.E. Ohlenroth, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.E.W. van Harskamp, zou worden veroordeeld tot nakoming van de overeengekomen omgangsregeling. De zaak werd behandeld op 2 september 2011, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De ouders waren eerder gehuwd en hadden een echtscheidingsconvenant met een ouderschapsplan opgesteld, waarin een omgangsregeling was opgenomen. De eiser wilde de omgang uitbreiden naar een volle weekendregeling, terwijl de gedaagde dit weigerde en een langere opbouwfase voorstelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van het kind voorop staat en dat er geen zwaarwegende belangen zijn die de uitbreiding van de omgangsregeling in de weg staan. De rechter wees de vordering van de eiser toe en bepaalde dat de omgangsregeling moest worden uitgevoerd zoals in het vonnis beschreven.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het van belang is dat de omgangsregeling gedurende een jaar een vast ritme heeft, en dat de eerste keer het kind een nacht bij de eiser verblijft. De rechter stelde ook specifieke tijden vast voor het ophalen en terugbrengen van het kind. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van omgangsregelingen en de rechten van ouders in het belang van hun kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 122668 / KG ZA 11-170
datum vonnis: 6 september 2011 (jm)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, tevens kinderrechter, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. F.A.E. Ohlenroth te Leiden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.E.W. van Harskamp.
1. Het procesverloop
1.1 [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Ter zitting heeft hij zijn eis gewijzigd.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 2 september 2011. Ter zitting zijn verschenen:
- [eiser] vergezeld door mr. Ohlenroth
- [gedaagde] vergezeld door mr. Harskamp.
- de heer [X], namens de Raad voor de Kinderbescherming.
1.3 De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De Feiten
2.1 In deze zaak staat het navolgende vast. Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is [naam kind] geboren. [naam kind] is geboren te [plaats] op […] 2007.
2.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. [naam kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij [gedaagde]. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam kind]. Partijen zijn een echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan overeengekomen, welke onderdeel uitmaken van de echtscheidingsbeschikking.
2.3 In het echtscheidingsconvenant zijn partijen in artikel 1.2 het volgende overeengekomen:
“Partijen vinden het van groot belang dat hun kind niet wordt beperkt in zijn contact met beide ouders. Partijen zullen daarom het nodige ondernemen om goede contacten tussen ouders en kind in stand te houden. (…)
Partijen zijn een omgangsregeling overeengekomen, inhoudende dat [naam kind] eens per veertien dagen één dag in het weekend van 9.00 uur tot 12.00 uur bij de man zal verblijven. Deze omgangsregeling zal per november 2010 worden uitgebreid naar een volle weekendregeling, inhoudende dat [naam kind] eens per veertien dagen een weekend bij de man zal verblijven, van vrijdag tot en met zondag, op nader te bepalen tijden.”
2.4 [eiser] heeft eerder in het kader van de nakoming van de overeengekomen omgangsregeling [gedaagde] gedagvaard in kort geding. Bij vonnis van 1 april 2011 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij geoordeeld:
“De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in het belang van [naam kind] is dat de weg van BOR zal worden gevolgd en er op die manier een goede omgangsregeling (weekendregeling) komt tussen [naam kind] en zijn vader. Daarbij moeten beide partijen voor ogen houden dat de begeleiding van BOR beperkt is tot in beginsel 6 maanden en het uitgangspunt daarbij is dat er wordt toegewerkt naar een weekendregeling, zoals partijen dat ook hebben afgesproken in het ouderschapsplan. Op dit moment ziet de voorzieningenrechter ook geen reden waarom van dat doel afgeweken dient te worden.”
2.5 De begeleiding van de BOR is in januari gestart. Blijkens mail bericht van 31 mei 2011 van [Y], coördinator BOR, is in verband met het verschil in visie van de ouders over het tijdspad in combinatie met de stappen naar omgang bij [eiser] thuis de BOR niet voortgezet. De omgang tussen [naam kind] en vader is, zonder de BOR, voortgezet als volgt:
- 3 juni 2011 twee uur;
- 21 juni 2011 twee uur;
- 25 juli 2011 vier uur;
- 6 augustus 2011 4 uur.
2.6 [eiser] wil de omgang thans uitbreiden naar een volle weekendregeling.
[gedaagde] weigert hieraan medewerking te verlenen.
2.7 In de brief van [Z] (hierna [Z]), kinderpsychotherapeut, staat, voor zover van belang, vermeld:
“[naam kind] is een intelligent en erg gevoelig kereltje dat haarscherp situaties aanvoelt. Hij kan goed praten en duidelijk maken wat hij wil. Praten over zijn vader wil hij niet. Hij vertelt dat zijn vader en moeder erg veel ruzie hebben en dat zijn moeder daar erg verdrietig van wordt. Ook zegt hij er zelf erg verdrietig van te worden. Wanneer de ouders ruzie hebben gemaakt, blijft [naam kind] naar zijn moeder vragen stellen over de ruzie. Het is voor hem erg moeilijk te bevatten dat de ouders kwaad op elkaar zijn maar niet kwaad op hem.
Wanneer vader geweest is heeft [naam kind] 3 tot 4 dagen nodig om weer “normaal” te kunnen functioneren. Hij is dan ongehoorzaam, verdrietig, plast en poept in zijn broek. Hij wil een constante bevestiging van moeder dat ze hem nog lief en aardig vindt. Hij heeft nachtmerries en komt ook regelmatig uit bed om te zien of moeder er wel is.(…)
Bovengenoemd gedrag laat heel duidelijk de emotionele verkramptheid van het kind zien. (…)
Mijn advies derhalve is: Laat [naam kind] de eerst komende tijd (bijv. het eerst komend half jaar) niet langer dan 4 uur met vader samen zijn.
2.8 De heer [X], van de Raad voor de Kinderbescherming, heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat een langere omgangstijd dan vier uur in de veertien dagen bij vader mogelijk meer rust geeft voor [naam kind]. [naam kind] moet wennen en kan zich dan meer naar vader richten. Het probleem is dat de ouders niet op één lijn zitten en dat heeft invloed op [naam kind]. [naam kind] moet door een moeilijke periode heen, op naar een normale omgang met vader. Dat is in het begin moeilijk want [naam kind] blijft met de emoties van beide ouders zitten. Des te belangrijker is het dan dat beide ouders achter een normale uitvoering van de omgangsregeling staan. Voor [naam kind] is het ook erg belangrijk dat er één jaar lang een keihard vast ritme komt; vaste tijden en dagen ophalen en brengen, ook in de vakantieperiodes. Tevens is het van belang dat [eiser] observeert hoe het met [naam kind] gaat.
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert, na eiswijziging, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot nakoming van de overeengekomen omgangsregeling, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde], nadat twee dagen na betekening van dit vonnis aan haar zijn verstreken, in gebreke blijft hieraan te voldoen.
3.2 [eiser] stelt daartoe dat het in het belang van [naam kind] en partijen is om de omgangsregeling nu uit te breiden naar een volle weekendregeling, zoals in het convenant overeengekomen. Volgens [eiser] weigert [gedaagde] echter met [eiser] afspraken te maken over de verruiming van de omgangsregeling naar een volle weekendregeling.
4. Het verweer
4.1 [gedaagde] voert verweer. Hieronder zal op het verweer nader worden ingegaan.
5. De motivering van de beslissing
5.1 [eiser] heeft ter zitting zijn eis gewijzigd in die zin dat hij geen vaststelling van de omgangsregeling vordert, maar nakoming van de overeengekomen omgangsregeling.
De voorzieningenrechter laat deze eiswijziging toe. [eiser] heeft voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling ter zitting zijn eis gewijzigd, [gedaagde] heeft in haar eerste termijn hier geen bezwaar tegen gemaakt. Feiten en of omstandigheden die maken dat er sprake is van strijd met de goede procesorde zijn niet gesteld en de voorzieningenrechter ook niet gebleken.
5.2 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat partijen in het convenant een omgangsregeling zijn overeengekomen. Over de inhoud van de overeengekomen omgangsregeling verschillen partijen niet van mening. [gedaagde] wenst een langere opbouwfase dan oorspronkelijk overeengekomen alvorens wordt overgegaan naar een weekendregeling. [eiser] wil dat nu wordt overgegaan naar de overeengekomen weekendregeling.
Aan de orde is het antwoord op de vraag of [gedaagde] thans gehouden kan worden aan de nakoming van de overeengekomen omgangsregeling. Het belang van [naam kind] staat hierbij voorop.
5.3 [gedaagde] voert aan dat gelet op het gedrag van [naam kind] van een weekendregeling nog geen sprake kan zijn. [gedaagde] wijst daarvoor naar de brief van [Z]. [gedaagde] stelt voor dat de omgang doorgaat zoals die nu loopt, dat wil zeggen iedere veertien dagen een omgang van 4 uur. Na een half jaar dient dan bekeken te worden of de omgang kan worden uitgebreid naar 1 dag in de veertien dagen.
[eiser] is het niet eens met het advies van [Z] nu hij noch [naam kind] door [Z] voor het opstellen van het advies is gehoord en het advies derhalve eenzijdig is opgesteld.
5.4 De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de omgang tussen [eiser] en [naam kind] heel natuurlijk verloopt en dat [eiser] goed in staat is om voor [naam kind] te zorgen. Reeds in het vonnis van 1 april 2011 is geoordeeld dat niet zozeer de omgang tussen de man en [naam kind] de belangrijkste reden van het geschil is, maar veel meer de onderlinge verhoudingen van de ouders en dan met name het onderlinge wantrouwen van beide ouders. Zoals volgt uit de brief van [Z] en uit het advies van de Raad lijkt [naam kind] met name moeite te hebben met de ruzies tussen vader en moeder en de emoties die de ruzie bij beide ouders teweeg brengen. [naam kind] is een intelligent en een gevoelig kereltje dat haarscherp situaties aanvoelt (citaat [Z]). Uit het overgelegde mailverkeer tussen partijen (productie 6 bij dagvaarding) volgt dat partijen over de uitvoering van de omgangsregeling ook in de maanden juli en augustus ruzie blijven maken en samen niet tot overeenstemming kunnen komen. Zolang de ruzies blijven zal het gedrag van [naam kind] (hoogstwaarschijnlijk) niet veranderen, of de omgangsregeling nu vier uur is per twee weken of een weekend per twee weken. Een omgang van een weekend per twee weken geeft [naam kind], (èn [eiser] en [gedaagde]) daarentegen wel meer tijd en rust om aan de nieuwe situatie te wennen.
Zwaarwegende belangen aan de zijde van [naam kind] om de overeengekomen weekendregeling thans niet na te leven zijn de voorzieningenrechter niet gebleken. De vordering dient dan ook te worden toegewezen en wel als volgt.
5.5 Het is in het belang van [naam kind] dat de omgangsregeling in ieder geval gedurende één jaar een vast ritme heeft. Tevens is het in het belang van [naam kind] om de eerste keer 1 nacht bij [eiser] te verblijven en vervolgens over te gaan op: “eens per veertien dagen een weekend, van vrijdag tot en met zondag, op nader te bepalen tijden”.
Indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over de ophaal- en brengtijden stelt de voorzieningenrechter voor dat de volgende tijden worden gehanteerd:
- [eiser] haalt [naam kind] het eerste weekend op vrijdag op om 17.00 uur en brengt [naam kind] op zaterdag om 15.00 uur terug;
Daarna geldt:
- [eiser] haalt [naam kind] op vrijdag om 17.00 uur op en brengt [naam kind] op zondag om 15.00 uur terug.
5.6 Omdat partijen echtelieden zijn geweest en deze procedure betrekking heeft op de omgangsregeling tussen de man en de uit het huwelijk van partijen geboren minderjarige kind ([naam kind]) worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang na datum van dit vonnis haar volledige medewering te verlenen aan nakoming van de overeengekomen omgangsregeling op de wijze als in rechtsoverweging 5.5 vermeld, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagde, nadat twee dagen na betekening van dit vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 15.000,- .
II. Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
III. Verklaart onderdeel I van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.W.H. Oude Aarninkhof, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.