ECLI:NL:RBALM:2011:BS1747

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
11 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122099 / KG ZA 11-160
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde relatie samenwoners en toewijzing voorlopig gebruik huurwoning na belangenafweging

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, gaat het om een kort geding tussen twee partijen die samen een huurwoning huren. De eiseres, die de woning op 4 juni 2011 heeft verlaten, vordert dat de gedaagde de woning verlaat en haar de sleutels overhandigt. De gedaagde, die in de woning wil blijven wonen, vordert in reconventie het exclusieve gebruik van de woning en betaling van een bedrag van € 1.000,-- als voorschot op de gezamenlijke inboedel. De voorzieningenrechter heeft op 2 augustus 2011 kennisgenomen van de zaak en deze op 11 augustus 2011 behandeld. De rechter heeft vastgesteld dat de belangen van de gedaagde bij het gebruik van de woning zwaarder wegen dan die van de eiseres, die geen andere woonruimte heeft. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde recht heeft op het gebruik van de woning en dat de eiseres de sleutels binnen 24 uur moet overhandigen. Tevens is bepaald dat de eiseres de woning niet mag betreden op straffe van een dwangsom. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 122099 / KG ZA 11-160
datum vonnis: 11 augustus 2011 (amw)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. D.F. Briedé te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. R.E. Verhagen- Kiela te Deventer.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De voorzieningenrechter heeft op 2 augustus 2011 kennis genomen van een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde].
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 augustus 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] bijgestaan door mr. Briedé en [gedaagde] bijgestaan door mr. Verhagen-Kiela. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast. [Eiseres] en [gedaagde] huren samen met ingang van 30 april 2011 voor de duur van twaalf maanden van de woningstichting Beter Wonen de woning aan de [adres] te [woonplaats], verder te noemen de woning. Partijen hebben tot begin juni 2011 een affectieve relatie gehad. [Eiseres] heeft de woning op 4 juni 2011 verlaten en verblijft sindsdien bij haar vader.
Het geschil in conventie
2. [Eiseres] vordert samengevat - :
a) [gedaagde] te veroordelen de woning met medeneming van zijn eigendommen te verlaten onder overhandiging van de sleutels aan [eiseres];
b) [gedaagde] te verbieden het gehuurde opnieuw te betreden op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c) [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3. [Eiseres] stelt daartoe dat zij de woning in het vervolg zonder [gedaagde] wil huren en bewonen. Zij heeft geen andere woonruimte nu zij niet bij haar vader kan blijven. De relatie vader kind heeft een aflopend karakter. [Gedaagde] is gehuwd en heeft nog een vrijstaande koopwoning in eigendom. De volledige inboedel behoort aan [eiseres] toe. [Eiseres] betaalt nog steeds de vaste lasten voor de woning. In diverse e-mailberichten meldt [gedaagde] aan haar dat hij op korte termijn zal vertrekken uit de woning en dat hij wellicht in augustus, september en/of oktober een woning kan krijgen, maar hij weigert duidelijke afspraken te maken.
4. [Gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van [gedaagde] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Het geschil in reconventie
5. [Gedaagde] vordert samengevat - in reconventie:
a) te bepalen dat hij gedurende de looptijd van de huurovereenkomst bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de woning, waarbij [eiseres] de sleutels aan hem ter beschikking dient te stellen en te bepalen dat zij de woning niet mag betreden;
b) te bepalen dat [eiseres] als voorschot op de door haar meegenomen gezamenlijke inboedel een bedrag van € 1.000,-- aan hem dient te voldoen;
c) te bepalen dat [eiseres] aan [gedaagde] zal voldoen de helft van de huur over 30 april en de maand mei 2011, zijnde een bedrag van € 389,72;
d) de vorderingen onder a), b) en c) toe te wijzen op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e) [eiseres] te veroordelen in de proceskosten
6. [Gedaagde] stelt daartoe dat de echtscheiding inmiddels is uitgesproken, dat de echtelijke woning te koop staat, maar dat hij deze woning in het kader van voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure heeft moeten verlaten. De thans door hem en [eiseres] gehuurde woning dient voor hem als vervangende woonruimte. [Gedaagde] heeft geen ander mogelijkheid om vervangende woonruimte te betrekken. Hij betwist dat de volledige inboedel aan [eiseres] toebehoort. [Gedaagde] is bereid om de inboedel van [eiseres] aan haar af te geven. [Eiseres] is na haar vertrek buiten medeweten van [gedaagde] in de woning geweest en heeft gezamenlijk gekochte inboedel meegenomen. [Gedaagde] wenst dat [eiseres] uit hoofde hiervan een bedrag van € 1.000,-- vergoedt. [Eiseres] is gelet op haar inkomen niet in staat om de huurovereenkomst over te nemen. [Gedaagde] is hiertoe wel in staat.
7. [Eiseres] voert verweer. Op de stellingen van [eiseres] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie en de motivering van de beslissing
8. Zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie hebben betrekking op de woning, zodat de voorzieningenrechter de vorderingen van partijen gelijktijdig zal behandelen.
9. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is gesteld dient voorshands ervan te worden uitgegaan dat het huurrecht van de woning aan partijen gezamenlijk toekomt en dat partijen in beginsel gelijke rechten hebben.
10. Voorts is de voorzieningenrechter, zoals ter zitting uit de uitlatingen van partijen genoegzaam is gebleken, van oordeel dat partijen niet langer samen in één woning kunnen verblijven. Een ordemaatregel met betrekking tot de uitoefening van het huurrecht van genoemde woning, zoals door elk van partijen gevraagd, lijkt dan ook op zijn plaats. Aan de hand van een belangenafweging zal moeten worden beslist wie van beiden het gebruik van die woning voorlopig zal mogen voortzetten.
11. Aangezien [eiseres] de woning op 4 juni 2011 heeft verlaten en zij sindsdien bij haar vader verblijft en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daar niet langer kan blijven, acht de voorzieningenrechter de belangen van [gedaagde] bij het uitsluitend gebruik van die woning boven die van [eiseres] uitgaan. Temeer nu [gedaagde] onbetwist heeft gesteld dat hij de echtelijke woning in het kader van de voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure heeft moeten verlaten en hij geen vervangende woonruimte heeft. [Eiseres] heeft slechts gesteld dat de vader kind relatie een aflopend karakter heeft, maar zij heeft deze stelling niet nader onderbouwd.
Voorts heeft [gedaagde] erkend dat hij kort na de relatiebreuk heeft bericht dat hij wellicht uit de woning zou vertrekken, maar dat hij bij nader inzien heeft besloten dat hij in de woning wil blijven wonen. [Eiseres] heeft desgevraagd gesteld dat zij terug wenst te keren naar de woning en dat zij van daaruit op zoek wil gaan naar een andere huurwoning met een lagere huur.
12. Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningrechter het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning aan [gedaagde] toewijzen en de vorderingen in conventie afwijzen. Het ligt dan wel voor de hand dat [gedaagde] ook de huur en de vaste lasten van de woning voor zijn rekening neemt. De gevorderde dwangsom zal worden opgelegd voor zover die ziet op de vordering tot het ter hand stellen van de sleutels en het niet meer betreden van de woning. Voorts zal de gevorderde dwangsom worden gematigd en aan een maximum worden gebonden als hierna in het dictum vermeld. Wellicht ten overvloede wordt hier vermeld, dat [eiseres] uiteraard jegens [gedaagde] een bodemprocedure kan aanspannen in verband met de beantwoording van de vraag, wie van beiden uiteindelijk de huur van de woning zal mogen voortzetten.
13. De vordering van [gedaagde] te bepalen dat [eiseres] als voorschot op de door haar meegenomen gezamenlijke inboedel een bedrag van € 1.000,-- aan hem dient te voldoen, is niet voldoende duidelijk geformuleerd en is niet onderbouwd, zodat deze vordering wordt afgewezen.
14. Ten aanzien van de vordering van [gedaagde] te bepalen dat [eiseres] aan hem zal voldoen de helft van de huur over 30 april en de maand mei 2011, zijnde een bedrag van
€ 389,72 overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Voor toewijzing van een vordering in kort geding strekkende tot betaling van een geldbedrag dan wel van een voorschot daarop is vereist dat buiten redelijke twijfel staat dat de bodemrechter, over dit geschil oordelende, tot de beslissing zal komen dat gedaagde het thans gevorderde bedrag verschuldigd is. Voorts moet een spoedeisend belang aanwezig zijn, dat meebrengt dat van de eisende partij - mede gelet op de thans reeds bestaande duidelijkheid over de te verwachten beslissing in de bodemzaak - niet kan worden gevergd dat hij zo lang op de betaling zou moeten wachten. Tenslotte mag er geen restitutierisico voor de gedaagde bestaan dat, gelet op het belang van de eisende partij, onacceptabel is.
15. De voorzieningenrechter zal deze vordering afwijzen, aangezien [gedaagde] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Weliswaar heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat hij dit bedrag volledig heeft voldaan, maar [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij nog steeds de vaste lasten van de woning voldoet. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het heel goed mogelijk dat er in het kader van de financiële afwikkeling van hun relatie nog één en ander verrekend dient te worden en staat niet vast dat de bodemrechter, over dit geschil oordelende, tot de beslissing zal komen dat [eiseres] het thans gevorderde bedrag verschuldigd is.
16. Gelet op het feit dat dit geding betrekking heeft op de gevolgen van het beëindigen van de affectieve relatie van partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie
I. Wijst af de vorderingen.
In reconventie
II. Bepaalt dat [gedaagde], bij uitsluiting van [eiseres], gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
III. Bepaalt dat [eiseres] alle bij de woning behorende sleutels binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] ter hand dient te stellen en bepaalt dat [eiseres] voormelde woning niet mag betreden, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,-- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, en dit tot een maximum van € 5.000,-- indien [eiseres] in gebreke blijft hieraan te voldoen.
IV. Wijst het meer of anders gevorderde af.
In conventie en in reconventie
V. Compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
VI. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2011, in tegenwoordigheid van mr. Witkop, griffier.