ECLI:NL:RBALM:2011:BR6441
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van achterstallig salaris door een verkoopmedewerkster tegen haar werkgever en diens gevolmachtigde
In deze zaak vorderde een verkoopmedewerkster, eiseres, betaling van achterstallig salaris van haar werkgever, gedaagde 1, en diens gevolmachtigde, gedaagde 2. De eiseres was op 24 augustus 2009 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst, die stilzwijgend was verlengd tot 24 augustus 2010. De eiseres vorderde een totaalbedrag van € 6.546,71 netto en € 2.000,29 bruto aan achterstallig salaris, alsook wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de vorderingen afgewezen moesten worden, omdat eiseres haar vordering niet voldoende had gespecificeerd.
De rechtbank oordeelde dat de vordering tegen gedaagde 2 werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij als gevolmachtigde verantwoordelijk was voor de salarisvorderingen van de werknemers van gedaagde 1. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde 1, omdat eiseres haar vordering uitvoerig had gespecificeerd en gedaagde 1 niet substantieel had gereageerd op de vordering. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.
De rechtbank veroordeelde gedaagde 1 in de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 augustus 2011 door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, in het openbaar te Enschede.