ECLI:NL:RBALM:2011:BR6433
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering onder toepassing van het recht van British Columbia
In deze zaak heeft de kantonrechter te Enschede op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de verjaring van een vordering. De zaak betreft een beroep op verjaring naar het recht van British Columbia, Canada, waarbij de Limitation Act van toepassing is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor de vordering van [eiser] 10 jaar bedraagt, en dat partijen van mening verschillen over het moment waarop deze termijn is begonnen te lopen. [eiser] stelt dat hij pas in 2003 volledig op de hoogte was van de fraude gepleegd door [gedaagde], terwijl [gedaagde] aanvoert dat [eiser] al in 1995 op de hoogte was van de onregelmatigheden.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de relevante bepalingen van de Limitation Act besproken, waaronder de regels omtrent het uitstellen van de verjaringstermijn en de gevolgen van erkenning van een vordering. De rechter heeft geconcludeerd dat [eiser] al in 1995 volledig bewust was van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen, en dat de vordering derhalve verjaard is. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van het toepasselijke recht in internationale geschillen, en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de verjaringstermijnen die van toepassing zijn op hun vorderingen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.