ECLI:NL:RBALM:2011:BR6386

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
383109 CV EXPL 8719/11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de werking van een relatiebeding na faillissement van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Enschede op 30 augustus 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de curator van de gefailleerde Rechtspraktijk [X]. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. Meijering, vorderde schorsing van de werking van een relatiebeding dat in haar arbeidsovereenkomst was opgenomen. Dit relatiebeding verbood haar om na afloop van het arbeidscontract contact te hebben met relaties van de werkgever, met een boeteclausule voor overtreding. De curator, mr. J.F. Heerze, voerde aan dat de handhaving van het relatiebeding noodzakelijk was voor de belangen van de failliete boedel.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Rechtspraktijk [X] werd op 1 december 2010 failliet verklaard. De curator verkocht op 5 december 2010 de activa van de praktijk aan twee kopers en stelde dat hij zich zou inspannen om de werknemers aan de concurrentiebedingen te houden. De eiseres had echter geen interesse om in dienst te treden bij de kopers en wilde een eigen letselschadepraktijk beginnen. De onderhandelingen over een beperking van het relatiebeding waren zonder resultaat gebleven.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat zij op korte termijn haar praktijk wilde starten. De rechter verwierp het verweer van de curator dat er geen spoedeisend belang was en oordeelde dat de curator geen reëel belang had bij de handhaving van het relatiebeding, nu de activa van Rechtspraktijk [X] niet meer tot de faillissementsboedel behoorden. De rechter concludeerde dat de werking van het relatiebeding met ingang van 1 september 2011 moest worden geschorst, omdat de eiseres anders onbillijk zou worden benadeeld. De curator werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 383109 CV EXPL 8719/11
Uitspraak : 30 augustus 2011
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats)
eisende partij
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H.J. Meijering,
verbonden aan Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg
tegen
mr. J.T. Stekelenburg, in zijn hoedanigheid van curator van de gefailleerde besloten vennootschap Rechtspraktijk [X]
wonende te Hengelo
gedaagde partij
hierna te noemen: curator
gemachtigde: mr. J.F. Heerze,
advocaat te Hengelo (O)
1 Het verloop van de procedure:
1.1 [eiseres] heeft de curator op de voet van artikel 255 lid 2 Rv in kort geding betrokken. [eiseres] is op 22 augustus 2011, bijgestaan door haar gemachtigde, in persoon verschenen. De curator heeft ermee volstaan zich ter terechtzitting te laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigden hebben aan de hand van een pleitnotitie de standpunten van hun opdrachtgevers toegelicht.
2. De voorshands vastgestelde feiten:
2.1 Op basis van een arbeidsovereenkomst voor de tijd van een jaar is [eiseres] met ingang van 1 december 2005 als letselschadecorrespondente in dienst getreden van Rechtspraktijk [X] B.V., gevestigd te Hengelo. Eind 2007 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Rechtspraktijk [X] opent in 2008 een nevenvestiging in Deventer en vanaf de openingsdag wordt [eiseres] daar tewerkgesteld. In Deventer wordt zij aangeduid als chef de bureau.
2.2 In de arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en een relatiebeding opgenomen. Het relatiebeding is als volgt geredigeerd:
Het is werkneemster verboden om na afloop van het arbeidscontract contact te hebben met relaties van de werkgever, daaronder nadrukkelijk begrepen cliënten en assurantietussenpersonen.
Op overtreding van het relatiebeding, zo is in de arbeidsovereenkomst bepaald, verbeurt [eiseres] een boete van € 20.000,00 en voor elke dag dat de overtreding voortduurt een bedrag van € 1.000,00.
2.3 Op 1 december 2010 wordt Rechtspraktijk [X] in staat van faillissement verklaard en wordt de curator in zijn hoedanigheid benoemd. Op 2 december 2010 bezoekt een assistent van de curator de vestiging Deventer van Rechtspraktijk [X] en hij deelt de werknemers mee dat deze vestiging met onmiddellijke ingang wordt gesloten. [eiseres] wordt vrijgesteld haar werkzaamheden te verrichten. Bij brief van 3 december 2010 zegt de curator de arbeidsovereenkomst van [eiseres] en de Rechtspraktijk [X] op, zulks met inachtneming van de kortst mogelijke opzegtermijn.
2.4 De curator verkoopt op 5 december 2010 de activa van de Rechtspraktijk [X] aan de Stichting Letselschade Twente en de besloten vennootschap Utomo Mulia B.V., beide gevestigd te Hengelo. Een aantal werknemers van Rechtspraktijk [X] wordt in de gelegenheid gesteld in dienst te treden van de kopende partijen. [eiseres] behoort aanvankelijk niet tot deze groep. In de koopovereenkomst van 5 december 2010 is onder 78 het volgende bepaald:
De curator zal zich inspannen om werknemers die niet zijn betrokken bij de doorstart, in voorkomend geval, te houden aan een in het verleden gesloten concurrentie- relatie-, geheimhoudingsbeding, zulks uitsluitend ter beoordeling van de curator, zonder dat hij in dat kader kosten dient/hoeft te maken. Voor het overige verklaart de curator zich bereid om koper, waar mogelijk, in diens plaats te stellen bij de uitoefening van de rechten uit genoemde bedingen jegens werknemers die niet bij de doorstart zijn betrokken.
2.5 Twee collega’s van [eiseres] springen voor haar in de bres en zij bepleiten bij de heer [X], die nauw betrokken is bij vorenbedoelde activatransactie, dat net zoals bij hen het geval is ook [eiseres] bij de Stichting Letselschade Twente c.q. Utomo Mulia in dienst kan treden. De heer [X] gaat daarin mee maar op 11 december 2010 geeft [eiseres] aan hem telefonisch te kennen dat zij niet in dienst zal treden bij één van de kopers van Rechtspraktijk [X]. Op 1 maart 2011 richt zij met de heer [Y], een voormalig werknemer van Rechtspraktijk [X], een maatschap op met als doel in september 2011 een letselschadepraktijk te beginnen in Deventer. De maatschap zal haar praktijk gaan uitoefenen in hetzelfde (huur)pand in Deventer waar voorheen de nevenvestiging van Rechtspraktijk [X] gevestigd was.
2.6 Partijen hebben onderhandeld over een beperking van de werking van het relatiebeding, maar de onderhandelingen hebben geen resultaat opgeleverd.
3. De vordering:
3.1 Verkort weergegeven vordert [eiseres] primair dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de werking van het relatiebeding wordt geschorst en subsidiair de werking wordt geschorst voor zover de looptijd van dit beding de periode van één jaar overstijgt en het zich uitstrekt tot relaties anders dan afkomstig uit de regio Twente. De vorderingen zijn gebaseerd op de hierboven weergegeven feiten en op de volgende stellingen:
3.2 [eiseres] heeft een spoedeisend belang om niet meer gebonden te zijn aan het relatiebeding. Het beperkt haar in ernstige mate met de heer [Y] een letselschadepraktijk in Deventer op te zetten. De curator heeft geen reëel belang bij de handhaving van het beding. Aan het voorgaande doet niet af dat de curator zich jegens de Stichting Letselschade Twente heeft verbonden [eiseres] te houden aan het relatiebeding.
4. Het verweer:
4.1 De curator is van mening dat [eiseres] in haar vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat deze haar dienen te worden ontzegd. Het volgende is naar voren gebracht:
4.2 [eiseres] heeft geen spoedeisend belang. Vanaf datum faillissement van Rechtspraktijk [X] en in ieder geval vanaf 1 maart 2011 weet zij dat zij zich bezig zal gaan houden met letselschaderegelingen. Inmiddels zijn vele maanden verstreken en daarom gaat het niet aan in augustus 2011 een voorziening in kort geding te vorderen.
4.3 [eiseres] heeft niet voldaan aan haar substantiëringsplicht. Zij heeft nagelaten relevante correspondentie van de curator in het geding te brengen
4.4 De curator heeft een relatief hoge koopprijs voor de activa van Rechtspraktijk [X] kunnen realiseren, mede omdat hij zich zou inspannen concurrentiebedingen en relatiebedingen waaraan gewezen werknemers waren gebonden, te handhaven. Het belang bij handhaving van het beding weegt voor de curator zwaar, terwijl [eiseres] door het beding niet onbillijk wordt benadeeld. De curator is bereid het beding in belangrijke mate te beperken, maar daarover is met [eiseres] geen overeenstemming te bereiken.
4.5 Schorsing van een beding kan niet worden gevorderd, omdat de bodemrechter op geen enkele wijze is gebonden aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
5. De beoordeling van het geschil:
5.1 Het standpunt van de curator dat erop neerkomt dat in kort geding geen schorsing van de werking van een relatiebeding kan worden gevorderd, wordt niet gedeeld. Weliswaar is juist dat de bodemrechter niet is gebonden aan het oordeel van de voorzieningenrechter, maar dat behoeft een voorziening als in deze procedure aan de orde is niet in de weg te staan. Immers het uitgangspunt is dat in kort geding – derhalve ook in het onderhavige – vordering(en) alleen kunnen worden toegewezen indien de kantonrechter voorlopig oordelend het aannemelijk acht dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
5.2 [eiseres] wil in september 2011 in maatschapverband daadwerkelijk een letselschadepraktijk beginnen en de onderhandelingen over hoe om te gaan met het relatiebeding hebben geen resultaat gehad. [eiseres] heeft voldoende belang dat daarover in het kader van een voorlopig oordeel op korte termijn een beslissing door de rechter wordt gegeven. Met andere woorden: [eiseres] heeft in deze kwestie een spoedeisend belang. Het substantiëringsverplichtingsverweer van de curator wordt verworpen. [eiseres] heeft aan deze plicht in voldoende mate voldaan en van haar behoeft niet te worden gevergd allerlei correspondentie in het geding te brengen die van de curator afkomstig is. De curator kent deze correspondentie.
5.3 Vanaf 5 december 2010 behoren de activa van Rechtspraktijk [X] niet meer tot de faillissementsboedel. Rechtspraktijk [X] is een lege vennootschap geworden dan wel een vennootschap met alleen maar passiva. De doorstart is inmiddels gerealiseerd en de curator beheert geen bedrijfsdebiet meer. Ongewis is gebleven – mede omdat de curator niet in persoon is verschenen – hoe lang de afwikkeling van het faillissement nog gaat duren. Het faillissement zal in de regel tot ontbinding van Rechtspraktijk [X] leiden (art. 2: 19 lid 1 sub c BW) en in ieder geval zal eens aan het curatorschap een einde komen. Niet is uit te sluiten dat dit op korte termijn gaat gebeuren. Niet is in te zien welk belang de curator nu nog heeft bij handhaving van het relatiebeding. Het feit dat hij met de kopers van de activa daarover een afspraak heeft gemaakt die inhoudt dat hij zich zal inspannen het relatiebeding te handhaven doet daaraan niet af. In feite komt deze afspraak erop neer dat de kopers indirect zich op handhaving van het relatiebeding beroepen, terwijl er geen contractuele verhouding bestaat tussen de kopers en [eiseres]. Een dergelijke gang van zaken is in strijd met het beginsel dat alleen de werkgever een beroep kan doen op een met zijn werknemer overeengekomen relatiebeding. Ingevolge artikel 7: 661 lid 1 BW zijn de artikelen 7: 663 BW e.v. niet van toepassing. De rechten voortvloeiende uit het relatiebeding zijn derhalve niet van de curator/Rechtspraktijk [X] overgegaan op de kopers van de activa. Gelet op het voorgaande en omdat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met Rechtspraktijk [X] door de curator is beëindigd, komt de kantonrechter, voorlopig oordelend, tot de slotsom dat [eiseres], in vergelijking met een te beschermen belang van de curator als gevolg van de werking van het relatiebeding, onbillijk wordt benadeeld. De werking van het relatiebeding zal met ingang van 1 september 2011 worden geschorst.
5.4 De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Rechtdoende:
Schorst de werking van het relatiebeding dat voorkomt in de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met Rechtspraktijk [X] met ingang van 1 september 2011.
Veroordeelt de curator in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiseres] gevallen en begroot op € 471,00, waarin begrepen een bedrag van € 400,00 aan gemachtigde salaris.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en op
30 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.