ECLI:NL:RBALM:2011:BR4984

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10 / 1196 WET BN1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot heractivering van kentekenbewijs van een voertuig na ongeldigverklaring

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een Audi 100 LS, in 1988 het voertuig geregistreerd en na restauratie in 2007 voor de eerste keer aangeboden voor de APK-keuring. Bij deze keuring bleek dat het kenteken niet in de RDW-registers voorkwam en dat het voertuig als inactief was geregistreerd. Eiser verzocht de RDW om het voertuig weer in het actieve bestand op te nemen, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de RDW niet had aangetoond dat het kentekenbewijs in 1991 ongeldig was verklaard. De rechtbank concludeerde dat het kentekenbewijs nooit ongeldig was geworden, omdat er geen schriftelijk besluit tot ongeldigverklaring was overgelegd. Eiser had niet om een hervalidatie van het kentekenbewijs verzocht, maar om registratie van een geldig kenteken. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet kon worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank vernietigde het besluit van de RDW en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Tevens werd de RDW veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 1196 WET BN1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam eiser],
wonende te [plaats], eiser,
en
de algemeen directeur van de RDW,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 3 november 2010.
2. Procesverloop
Eiser heeft verweerder verzocht om over te gaan tot heractivering van het kentekenbewijs van het voertuig met het kenteken [kenteken].
Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft verweerder medegedeeld niet tot heractivering over te gaan.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit, onder verbetering van de motivering, gehandhaafd.
Hiertegen heeft eiser tijdig beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 18 juli 2011, waar eiser in persoon is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door
I.J. Brouwer.
3. Overwegingen
Eiser heeft in 1988 een voertuig gekocht, merk Audi, type 100 LS, met de bedoeling dit voertuig te restaureren. Op 20 juli 1988 heeft hij het voertuig op zijn naam laten registreren. Het voertuig, evenals het driedelig kentekenbewijs, is sedertdien onafgebroken in zijn bezit geweest.
In 2007 heeft eiser het voertuig voor de eerste keer aangeboden voor de Algemene periodieke keuring (APK). Daarbij bleek dat het voertuig niet kon worden afgemeld, omdat het kenteken niet in de RDW-registers voorkwam. Voorts is eiser enkele malen staande gehouden door de politie, waarbij de politie tot dezelfde conclusie kwam. Eiser heeft zich vervolgens tot verweerder gewend, waarbij bleek dat het voertuig in het register als inactief staat geregistreerd. Teneinde de in zijn ogen onjuiste registratie te doen wijzigen, heeft hij verweerder verzocht de gegevens van het voertuig naar het actieve bestand over te brengen.
Uit het bestreden besluit kan worden opgemaakt dat verweerder de stelling heeft betrokken dat het kentekenbewijs in 1991 ongeldig is verklaard omdat het voertuig ogenschijnlijk voorgoed buiten gebruik was gesteld. Verweerder heeft het verzoek van eiser dan ook geduid als een verzoek tot herleving van de geldigheid van het kentekenbewijs. Dit verzoek is afgewezen omdat niet is gebleken dat eiser recht heeft op afgifte van het kentekenbewijs voor het bij het voertuig behorende kenteken. Hiertoe dient het voertuig eerst ter keuring te worden aangeboden bij de RDW als bedoeld in artikel 25 van het Kentekenreglement, teneinde de identiteit vast te stellen en om de ontbrekende kenteken- en tenaamstellinggegevens op te nemen. Dit heeft eiser niet gedaan.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het kentekenbewijs nimmer ongeldig is verklaard. Hij verzet zich dan ook tegen de keuring bij de RDW, nu dit er toe zou leiden dat een nieuw tweedelig kentekenbewijs wordt afgegeven, terwijl hij juist over een geldig origineel driedelig kentekenbewijs wil beschikken. Het voertuig is – zo stelt eiser – bekend bij de RDW doch is ten onrechte geplaatst in een zogenoemd “inactief” bestand. Het is aan verweerder om deze onjuiste registratie te herstellen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet zich vooreerst voor de vraag geplaatst of het kentekenbewijs ongeldig is verklaard, zoals door verweerder is gesteld. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat in het jaar 1991 sprake is geweest van een schriftelijk besluit tot ongeldigverklaring van het kentekenbewijs. Eiser heeft de ontvangst van het besluit ontkend en verweerder heeft een afschrift van het besluit noch een afschrift van de brief waarbij het besluit is bekend gemaakt kunnen overleggen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt, zoals dat in het bestreden besluit is ingenomen, dat eiser hiervan op de hoogte moest zijn, nu hij het voertuig ter APK-keuring heeft aangeboden en het voertuig niet kon worden afgemeld. Wat daar verder ook van zij, onweersproken is dat eiser het voertuig eerst in 2007 ter APK-keuring heeft aangeboden en vanaf dat moment het nodige in het werk heeft gesteld om te achterhalen waarom het voertuig niet in het kentekenregister stond geregistreerd.
Hoewel eiser naar het oordeel van de rechtbank desondanks op zijn minst het vermoeden moet hebben gehad dat de geldigheid van het kenteken ter discussie zou kunnen staan
– vanaf 1995 is zowel de APK-keurplicht als de belasting- en verzekeringsplicht niet langer afhankelijk gesteld van het gebruik van het voertuig maar van het bezit er van, doch eiser heeft zich er niet van vergewist waarom het niet voldoen aan deze verplichtingen niet werd gesanctioneerd – brengt het ontbreken van een besluit tot ongeldigverklaren mee dat het kentekenbewijs nimmer ongeldig is geworden. Het weer geldig verklaren van het kentekenbewijs is dan ook niet mogelijk. Eiser heeft daar ook niet om verzocht. Hij heeft verzocht om de gegevens van het geldige kenteken weer in het actieve register op te nemen.
Het verzoek om een geldig kenteken op een juiste wijze te registreren betreft in dit geval een verzoek om een feitelijke handeling te verrichten. Aldus kan de aanvraag van eiser niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van art. 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat een reactie hierop niet is te kwalificeren als een besluit in de zin van die wet. Het bezwaar van eiser had naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het bestreden besluit kan om die reden niet in stand blijven. Uit het oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank met toepassing van art. 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de reiskosten ad XX (Enschede-Almelo v.v). Voorts dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Thans ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Bij besluit van verweerder met kenmerk 2008/S/1, gekwalificeerd als een besluit in de zin van artikel 58, tweede lid, onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 37, derde lid, onder a, van het Kentekenreglement, zijn per 14 december 2008 alle Nederlandse kentekenbewijzen die zijn afgegeven vóór 1 januari 1995 ongeldig verklaard voor zover de betreffende voertuigen voorgoed buiten gebruik zijn gesteld. Daarvan is naar de mening van verweerder sprake indien sinds 1 januari 1995 geen APK-keuringsrapport is afgegeven, geen melding is ontvangen dat een WAM-verzekering is afgesloten, geen mutaties zijn opgegeven met betrekking tot de voertuiggegevens en is gebleken dat de voertuigen geen heffingobject meer zijn bij de belastingdienst.
Dit besluit is ter zitting besproken. Verweerder heeft uitdrukkelijk gesteld dat dit besluit niet ziet op de situatie van eiser. Hierin kan dan ook geen grond voor de ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van eiser worden gevonden. Overigens is de rechtbank niet gebleken dat dit besluit in de Staatscourant is gepubliceerd. De publicatie in Staatscourant 2008, 165 ziet op het besluit met kenmerk 2008/S/2 en betreft de ongeldigverklaring van kentekenbewijzen zonder Nederlands adres.
Beslist wordt als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank Almelo,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 november 2010;
- verklaart het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2010 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 3 november 2010;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 8,20, door verweerder te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 150,- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gegeven door mr. S.A. van Hoof, rechter, in tegenwoordigheid van M.W. Hulsman als griffier.
De griffier De rechter
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
Afschrift verzonden op
mtl