ECLI:NL:RBALM:2011:BR2174

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121294 / KG ZA 11-127
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming kort geding wegens huurachterstand en overlast door huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 13 juli 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting De Woonplaats als eiseres en [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Beschermingsbewind Oost Nederland B.V. als gedaagden. Eiseres vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagden vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 5.266,32, die per 1 juni 2011 was ontstaan. De gedaagden, die onder beschermingsbewind stonden, voerden verweer en stelden dat de huurachterstand was ontstaan door nalatigheid van hun voormalig bewindvoerder, de heer [X].

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juli 2011, waarbij de standpunten van beide partijen zijn toegelicht. Eiseres stelde dat de huurachterstand en de overlast die door de gedaagden werd veroorzaakt, voldoende grond vormden voor de gevorderde ontruiming. De gedaagden betwistten de spoedeisendheid van de vordering en stelden dat de huur inmiddels weer werd voldaan door hun nieuwe bewindvoerder.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de vordering voldoende was aangetoond, gezien de aanzienlijke huurachterstand en de herhaaldelijke overlast die door de gedaagden werd veroorzaakt. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres toe en veroordeelde de gedaagden om binnen veertien dagen de woning te ontruimen. Tevens werden de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de kosten van het geding. De gevorderde oproeping in vrijwaring van de voormalig bewindvoerder werd afgewezen, omdat deze geen nut had in het kader van de ontruimingsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 121294 / KG ZA 11-127
datum vonnis: 13 juli 2011 (gc)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting
Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
hierna te noemen [gedaagde 1 en 2],
en
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beschermingsbewind Oost Nederland B.V.,
gevestigd te Almelo,
gedaagden,
advocaat: mr. B. Bentem te Enschede.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij incidentele conclusie geconcludeerd tot oproeping in vrijwaring van [X]
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 11 juli 2011. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [Y] en mevrouw [Z], beiden werkzaam bij eiseres, vergezeld door mr. Leijssen en de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2] vergezeld door mr. Bentem. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In de hoofzaak
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren sedert een aantal jaren van eiseres de woning aan [adres] en [plaats]
- Per 1 juni 2011 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een huurachterstand van € 5.266,32 laten ontstaan.
2. Eiseres vordert – kort gezegd – de ontruiming van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], de ontruiming te mogen bewerkstelligen met de sterke arm en om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
3. Op grond van artikel 1:441 BW heeft eiseres Beschermingsbewind Oost Nederland mede gedagvaard als formele procespartij. De vordering van eiseres strekt echter tot de ontruiming van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Eiseres stelt daartoe het volgende. Volgens de tussen partijen bestaande huurovereenkomst dient de huur op de eerste dag van elke maand op de bankrekening van eiseres te zijn bijgeschreven. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn deze verplichting herhaaldelijk niet nagekomen en inmiddels is een huurachterstand van € 5.266,32 ontstaan, hetgeen neerkomt op ongeveer 10 maanden huur. Door het niet nakomen van voornoemde verplichting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich niet als goed huurder gedragen en plegen zij herhaaldelijk ernstige wanprestatie. Van eiseres kan niet worden gevergd dat zij genoegen neemt met het nagenoeg voortdurend ontstaan van huurschuld. Die herhaalde wanprestatie levert op zich voldoende grond op de huurovereenkomst te ontbinden. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft elke tekortkoming de wederpartij immers recht op ontbinding van de overeenkomst. Bovendien is het evident, dat gezien de herhaalde wanprestatie in een bodemprocedure ontbinding en ontruiming zeker zal plaatsvinden. Daar komt nog eens bij dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geregeld overlast veroorzaken aan omwonenden, onder meer doordat zij diverse buren ernstig hebben bedreigd. Ook hierdoor gedragen zij zich niet als goed huurder en ook dat levert voldoende grond op de huurovereenkomst te ontbinden.
4. Gedaagden hebben verweer gevoerd. Primair stellen zij dat het spoedeisend belang aan de gevraagde voorziening ontbreekt. Eiseres dient dan ook niet-ontvankelijk in haar vorderingen te worden verklaard. Daartoe voeren zij het volgende aan. Bij vonnis van 3 mei 2011 van de sector Kanton, locatie Enschede, heeft de rechtbank de door eiseres gevorderde ontbinding en ontruiming afgewezen omdat niet de juiste personen zijn gedagvaard. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn onder (beschermings)bewind gesteld. De vorderingen van eiseres zijn in genoemde procedure betwist omdat de huurachterstand is ontstaan vanaf het moment dat de heer [X] in juni 2010 met zijn werkzaamheden als bewindvoerder is begonnen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben inmiddels een nieuwe bewindvoerder aangesteld gekregen en die heeft ervoor gezorgd dat sinds april 2011 de huur weer wordt voldaan. Van spoedeisend belang kan dan ook geen sprake meer zijn. Bovendien stelt eiseres een spoedeisend belang te hebben omdat de huurachterstand nog hoger kan oplopen. Getuige het betalingsoverzicht van eiseres zelf en het feit dat de huur vanaf april 2011 weer wordt voldaan is die stelling echter onjuist. De door eiseres gestelde problemen met de buren zijn gedateerd, zodat ook op grond daarvan het spoedeisend belang aan de gevorderde voorziening ontbreekt. Eiseres dient niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen.
Subsidiair stellen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat de gevorderde voorziening dient te worden afgewezen. Eiseres vordert kaal de ontruiming van de woning. Dit is echter in strijd met de huurovereenkomst, welke overeenkomst met zich meebrengt dat de huur wordt betaald en eiseres dient in ruil daarvoor het huurgenot te verschaffen. De bewindvoerder zorgt inmiddels voor de betaling van de huur en om die reden is de gevorderde ontruiming in strijd met de huurovereenkomst alsook in strijd met de wet en het recht. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] poogt eiseres door in kort geding de ontruiming te vorderen, de vrijwaringsactie te ontwijken. Eiseres is ervan op de hoogte dat de betalingsproblemen in juni 2010 zijn ontstaan door toedoen/nalaten van de voormalig bewindvoerder. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich onder bewind laten stellen om te garanderen dat de huurpenningen werden voldaan. Als de aangestelde bewindvoerder echter zijn werk niet doet, ontstaan er huurachterstanden. Het is dan ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat het nalaten van de bewindvoerder wordt toegerekend aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Eiseres zou de voormalige bewindvoerder aan moeten spreken op betaling.
Indien de voorzieningenrechter ondanks de stellingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toch overweegt de vorderingen van eiseres toe te wijzen, dan verzoeken zij het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren om hen de gelegenheid te geven spoedappèl in te stellen.
In het incident:
5. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen [X] in vrijwaring op te roepen. Daartoe hebben zij aangevoerd dat [X] bij beschikking van de rechtbank Almelo van 18 juni 2010 is benoemd als bewindvoerder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en vanaf dat moment heeft [X] het beheer over de goederen die onder bewind staan. De door eiseres gestelde achterstallige huur ziet op de maanden juni, juli, augustus en september 2010. Nu de huurschuld tijdens de onderbewindstelling is ontstaan is [X] op grond van artikel 1:144 BW aansprakelijk voor die schuld te houden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de incidentele conclusie. Op grond van het rolreglement had de onderhavige vordering 24 uren van tevoren bij de rechtbank en de wederpartij moeten zijn ingediend. Bovendien bieden de algemene beginselen van het kort gedingrecht geen ruimte voor het indienen van een incidentele conclusie. Daarnaast heeft de incidentele vordering geen enkel nut omdat ontruiming van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt gevorderd.
De beslissing
In het incident
6. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verzochte oproeping in vrijwaring heeft kennelijk slechts tot doel de voormalig bewindvoerder, de heer [X]. aansprakelijk te stellen voor het niet betalen van de huur. In de onderhavige procedure wordt echter niet de betaling van een geldsom gevorderd, maar ontruiming. Het in vrijwaring oproepen van de bewindvoerder heeft dan ook geen nut. Gelet daarop zal de verzochte oproep in vrijwaring worden afgewezen.
In de hoofdzaak
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de spoedeisendheid van de vordering voldoende vast komen te staan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een aanzienlijke huurachterstand laten ontstaan en hebben nimmer een aanbod tot betaling van die huurschuld gedaan of een betalingsregeling voorgesteld. Het bestaan van die huurvordering is niet door hen betwist. De hiervoor geschetste omstandigheden zullen in een bodemprocedure zonder enige twijfel leiden de ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop kan de ontruiming worden gevorderd. Van eiseres kan echter niet worden verlangd dat zij een dergelijke (bodem)procedure start om betaling te verkrijgen. Eiseres kan aanspraak maken op directe betaling en de spoedeisendheid is dan ook gegeven. Bovendien is sprake van herhaald veroorzaakte overlast en aan die situatie dient een eind te komen. Daarmee komt de voorzieningenrechter tot aan de inhoudelijke beoordeling van de hoofdzaak.
8. Eiseres vordert, vanwege het bestaan van een aanzienlijke huurachterstand, de ontruiming van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] erkennen de huurachterstand. Zij stellen echter dat zij onder bewind zijn gesteld zodat de bewindvoerder zorg zou dragen voor het betalen van de huur. De bewindvoerder heeft dat echter vanaf zijn benoeming in april 2010 nagelaten en daardoor is de huurachterstand ontstaan. Inmiddels hebben zij in april 2011 een nieuwe bewindvoerder toegewezen gekregen en vanaf dat moment zijn zij bij met de maandelijkse huurbetalingen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verantwoordelijk voor de door nalatigheid van de vorige bewindvoerder ontstane huurachterstand. Eiseres zal die bewindvoerder aan moeten spreken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mist die stelling wettelijke grondslag. De huurovereenkomst is gesloten tussen eiseres en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en zij zijn dan ook gehouden de huur te betalen. Dat zij onder bewind zijn gesteld en met de bewindvoerder zouden hebben afgesproken dat hij zorg zou dragen voor betaling van de huur raakt eiseres niet. Van enige aanspraak van eiseres op de voormalig bewindvoerder is dan ook geen sprake. Zij kan alleen maar betaling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verlangen. Bovendien komt daarbij dat eiseres ter zitting heeft gesteld dat zij juist van de voormalig bewindvoerder heeft vernomen, dat hij met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft afgesproken dat zij zelf voor betaling van de huur zorg zouden dragen en die stelling is ter zitting niet weersproken. Het herhaaldelijk niet betalen van de huur, waardoor een aanzienlijke huurachterstand is ontstaan, is een ernstige wanprestatie en dit zal in een bodemprocedure zonder enige twijfel leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop kan de ontruiming worden gevorderd. Bovendien hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ter zitting geen enkel voorstel gedaan om tot betaling van de huurachterstand te komen. Voorts heeft eiseres gesteld dat overlast zou zijn veroorzaakt. Dat is niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weersproken, maar die gedragingen zouden gedateerd zijn. Gelet op de door eiseres ter zitting overgelegde door de politie opgemaakte dagrapporten ligt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter toch iets genuanceerder. Eiseres heeft de gestelde overlast gedocumenteerd met diverse dagrapporten van de politie terzake door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroorzaakte overlast, waaruit blijkt dat zij tot in ieder geval begin maart 2011 herhaaldelijk onacceptabele overlast hebben veroorzaakt, onder meer bestaande uit het bedreigen van buren. Ook die overlast geeft aanleiding de huurovereenkomst te ontbinden en om vooruitlopend daarop de ontruiming te vorderen. De vorderingen van eiseres zijn dan ook voor toewijzing vatbaar.
9. De vordering om bij toewijzing de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring af te wijzen is niet voor toewijzing vatbaar. Toewijzing van die vordering zou inhouden dat eiseres het vonnis niet ten uitvoer kan laten leggen en dat maakt het vonnis krachteloos. Het vonnis is immers bedoeld om op korte termijn een wijziging in een ongewenste situatie aan te brengen.
10. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal niet worden toegewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
11. Al hetgeen overigens naar voren is gebracht behoeft geen bespreking.
De voorzieningenrechter:
In het incident
I. Wijst af de gevorderde oproeping in vrijwaring van [X]
In de hoofdzaak
II. Veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten met al het hunne en de hunnen.
III. Veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op € 675,45 aan verschotten en € 527,00 aan salaris van de advocaat.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.