RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 121475 / KG ZA 11-130
datum vonnis: 13 juli 2011 (g)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
HRM Lawyers B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
verder te noemen HRM Lawyers,
advocaat: mr. C.D.M. Blom te Amsterdam,
de besloten vennotschap met beperkte aansprakelijkheid,
T.S.R. Holding B.V.,
gevestigd te Vriezenveen,
gedaagde,
verder te noemen TSR Holding,
gemachtigde:[X] te Almelo.
HRM Lawyers heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 juli 2011. Ter zitting zijn verschenen: namens HRM Lawyers mr C.D.M. Blom en namens TSR Holding de heer [X], daartoe gemachtigd door [Y], bestuurder van TSR Holding. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
HRM Lawyers is een werkmaatschappij die zich ten doel stelt om de praktijk van advocaat en procureur uit te oefenen. TSR Holding is het moederbedrijf van T.S.R. Holland Groep B.V. (hierna: TSR HG). [Y] is (middellijk) bestuurder van zowel TSR Holding als van TSR HG.
HRM Lawyers heeft werkzaamheden verricht voor TSR HG in een geschil tussen TSR HG en een Chinees bedrijf. Ter zake van deze werkzaamheden heeft HRM Lawyers facturen verstuurd. De eerste twee facturen zijn verstuurd aan TSR Holding. Op verzoek van [Y] is de tenaamstelling van deze facturen gewijzigd en zijn de facturen op naam van TSR HG gezet. De eerste twee facturen zijn, tezamen met een derde factuur, door HRM Lawyers verstuurd aan TSR HG.
Het totaalbedrag van de drie onbetaald gelaten facturen is als volgt opgebouwd
- 1. factuurdatum 31 december 2010 € 10.897,32
- 2. factuurdatum 3 februari 2011-07-07 € 2.228,28
- 3. factuurdatum 3 maart 2011 € 923,14
__________
- Totaal € 14.048,74
Op alle facturen staat vermeld dat betaling binnen veertien dagen dient te geschieden. Ondanks aanmaningen zijn TSR Holding en/of TSR HG tot op heden niet tot betaling van de facturen overgegaan.
HRM Lawyers vordert in dit kort geding dat TSR Holding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 14.048,74, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum van verzuim tot de dag der algehele voldoening. Voorts vordert HRM vergoeding door TSR Holding van de buitengerechtelijk incassokosten en de proceskosten.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Een vordering in kort geding is toewijsbaar indien er sprake is van een spoedeisend belang bij een onmiddellijke voorziening, het bestaan van de vordering in voldoende mate aannemelijk is en de belangen van de eisende partij dienen te prevaleren boven die van de gedaagde partij. Bij deze belangenafweging dient het restitutierisico van de eisende partij betrokken te worden. In zijn algemeenheid dient de voorzieningenrechterbij de beoordeling van een vordering in kort geding terughoudendheid te betrachten. In het geval van zogenaamde incasso kort gedingen, dient de voorzieningenrechter bij toewijzing van de vordering nader te motiveren dat er sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
TSR Holding heeft aangevoerd dat het bestaan en de omvang van de vordering HRM Lawyers niet aannemelijk is geworden omdat, kort gezegd, HRM Lawyers niet TSR Holding, maar TSR HG had moeten dagvaarden. Volgens TSR Holding was TSR HG de contractspartij van HRM Lawyers en heeft TSR Holding nimmer opdracht gegeven tot de in de facturen gespecificeerde werkzaamheden.
De voorzieningenrechter overweegt dat het verweer van TSR Holding niet slaagt. De opdrachtbevestiging van HRM Lawyers aan TSR Holding is op 13 december 2010 verstuurd aan TSR Holding (ter attentie van de heer [Y]) en zonder protest behouden. [Y] heeft als (middellijk) bestuurder van zowel TSR Holding als TSR HG in meerdere e-mails de vordering ongeclausuleerd erkend en betaling van de facturen toegezegd. De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar de producties 4, 5 en 6 die zijn gehecht aan de dagvaarding. De voorzieningenrechter stelt vast dat [Y] voor beide TSR vennootschappen beschikkingsbevoegd is en dat de wijziging van de tenaamstelling van de facturen op zijn verzoek is doorgevoerd. Met HRM Lawyers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de wijziging tenaamstelling van de facturen geen wijziging in contractspartij tot gevolg heeft gehad. Enkel is afgesproken dat de vordering door een derde (TSR HG) zou worden betaald. Tot aan dit kort geding heeft TSR Holding en/of [Y], nimmer enig bezwaar kenbaar gemaakt tegen het bestaan van een opdracht aan HRM Lawyers tot uitvoering van de gefactureerde werkzaamheden. Ook zijn tot aan het kort geding geen bezwaren kenbaar gemaakt ten aanzien van de gefactureerde bedragen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat HRM Lawyers het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt.
TSR Holding heeft tevens betwist dat sprake is van een spoedeisend belang. HRM Lawyers heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang bij de vordering heeft, omdat zij vreest dat TSR Holding in algehele betalingsonmacht zal gaan verkeren. De voorzieningenrechter overweegt dat TSR Holding het bestaan en de omvang van de vordering heeft erkend en dat TSR Holding de facturen, zonder goede reden onbetaald heeft gelaten. De wijziging van de tenaamstelling en het veranderen van bankrelatie kan niet als excuus dienen om de facturen gedurende een aanzienlijke periode (de eerste factuur dateert van 31 december 2010) onbetaald te laten. Veeleer lijkt het erop dat TSR Holding deze redenen opvoert teneinde onder betaling van de facturen uit te komen. Gezien de houding van TSR Holding is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrees van HRM Lawyers dat TSR Holding in betalingsonmacht te geraken, voldoende aannemelijk is geworden, zodat sprake is van een onverwijld spoedeisendheid belang aan de zijde van HRM Lawyers.
Met betrekking tot de afweging van de belangen van partijen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Nu de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het voldoende aannemelijk is dat TSR Holding betalingsonmachtig zou kunnen worden, is het belang van HRM Holding gegeven. Van een restitutierisico aan de zijde van HRM Lawyers is in dit kort geding niet gebleken.
Op grond van het bovenstaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de vordering van HRM Lawyers tot betaling van € 14.048,74 voor toewijzing vatbaar is. Ook de vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente over dit bedrag zal door de voorzieningenrechter worden toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat als de dag van verzuim van de facturen zal gelden, de dag veertien dagen na de factuurdatum, respectievelijk 31 december 2010, 3 februari 2011 en 3 maart 2011.
Ten aanzien van de door HRM Lawyers gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de voorzieningenrechter dat deze - mede gelet op de aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. HRM Lawyers heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan HRM Lawyers vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
De voorzieningenrechter zal TSR Holding als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van HRM Lawyers. De kosten aan de zijde van HRM Lawyers worden begroot op:
- dagvaarding € 79,26
- vast recht € 1.181,--
- salaris advocaat € 527,--
__________
- Totaal € 1.787,26
I. veroordeelt TSR Holding om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HRM Lawyers te betalen een bedrag van € 14.048,74 (veertienduizend achtenveertig euro en vierenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van verzuim van de respectievelijke facturen tot de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt TSR Holding in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van HRM Lawyers begroot op € 1.260,26 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.J. Stoové, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.