ECLI:NL:RBALM:2011:BR1644

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710192-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met zware mishandeling in Hengelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging in het centrum van Hengelo. De feiten vonden plaats op 20 februari 2011, toen een ruzie bij een automatiek escaleerde en zich verplaatste naar de openbare weg. De verdachte en zijn mededaders hebben een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], zwaar mishandeld door hem te schoppen en te slaan, terwijl hij op de grond lag. Bovendien werd er een verkeerspaal naar hem gegooid, wat resulteerde in een dubbele beenbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle drie de daders, ondanks hun verschillende bijdragen aan het geweld, verantwoordelijk zijn voor de volledige schade die aan het slachtoffer is toegebracht. De vierde verdachte werd vrijgesproken vanwege haar beperkte rol in het geheel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. L. Grooters, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.F. Speijdel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden en 23 dagen geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde echter dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de reclassering en het volgen van een Cova-training.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 12.767,19 bedraagt, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met inachtneming van de geleden schade door de mishandeling en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, nu het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en weerspiegelt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710192-11
datum vonnis: 24 juni 2011
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geb.datum] 1989 in [plaats],
wonende in [plaats],
nu verblijvende in het huis van bewaring in Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juni 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag; subsidiair aan zware mishandeling; meer subsidiair aan een poging tot zware mishandeling en nog meer subsidiair aan openlijke geweldpleging.
feit 2 primair zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en subsidiair aan het samen met anderen plegen van mishandeling.
De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon heeft geschopt of getrapt en/of geslagen of
gestompt, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon heeft
geslagen, en/of die (verkeers)paal tegen de benen en/of het lichaam van die
persoon heeft gegooid, en/of
- op het gezicht en/of lichaam van die persoon is/heeft gesprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele beenbreuk), heeft toegebracht, door tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon te schoppen of te trappen en/of te slaan of te
stompen, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon te slaan,
en/of te gooien, en/of
- op het gezicht en/of lichaam van die persoon te springen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon heeft geschopt of getrapt en/of geslagen of
gestompt, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon heeft
geslagen, en/of gegooid, en/of
- op het gezicht en/of het lichaam van die persoon is/heeft gesprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon schoppen of trappen en/of slaan of stompten, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon slaan,
en/of
- op het lichaam van die persoon springen;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant en/of een of meer andere openbare weg(en), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- indringen op genoemde persoon, en/of uit
- slaan, stompen, trappen en/of schoppen van/tegen genoemde persoon;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het sub 1 primair tenlastegelegde. Voor het sub 1 subsidiair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden en 23 dagen, waarvan 3 maanden
voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere
voorwaarden toezicht door de reclassering en het volgen van een Cova-training;
- een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
- toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 12.767,19 en oplegging daarbij
van de zogenaamde Terwee maatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 subsidiair en het sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij acht bewezen dat:
1.
hij op 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele beenbreuk), heeft toegebracht door tezamen met zijn mededaders opzettelijk (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, krachtig en/of gewelddadig
- tegen het lichaam van die persoon te schoppen of te trappen en te slaan of te
stompen en
- met een verkeerspaal tegen het lichaam van die persoon te gooien;
2.
hij op 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- indringen op genoemde persoon en
- slaan en stompen van genoemde persoon;
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het sub 1 subsidiair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 302 en 47 Sr en het sub 2 primair bewezenverklaarde bij artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair het misdrijf: Medeplegen van zware mishandeling;
feit 2 primair het misdrijf: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder andere tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, zoals deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor “opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen” een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Voor de openlijke geweldpleging ten opzichte van het slachtoffer [slachtoffer 2] neemt de rechtbank als uitgangspunt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van twee maanden.
De rechtbank merkt over de omstandigheden waaronder het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden het volgende op. Verdachte heeft samen met zijn mededaders op de openbare weg buitensporig fysiek geweld gebruikt tegen met name het slachtoffer [slachtoffer 1]. Het slachtoffer is tijdens de geweldplegingen door de groep – terwijl hij al dan niet op de grond lag – onder andere gestompt en geschopt. Vervolgens heeft verdachte een ijzeren paal uit de grond getrokken en deze tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] aangegooid. Het slachtoffer is hierdoor ernstig gewond geraakt, in die zin dat hij ondermeer een verbrijzeld scheenbeen en een gebroken kuitbeen heeft opgelopen. Dergelijk extreem geweld is naar het oordeel van de rechtbank – los van de rol die [slachtoffer 1] zelf heeft gespeeld – onacceptabel en dient fors bestraft te worden. Het feit dat verdachte en zijn mededaders dusdanig zwaar geweld gebruiken rekent de rechtbank hen zwaar aan. De slachtoffers zijn tijdens de geweldplegingen gevlucht, achtervolgd en opnieuw aangevallen. Voor de slachtoffers is dit zeer angstig en bedreigend geweest. De gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 1] zijn ernstig. Op dit moment is hij nog herstellende van zijn lichamelijke verwondingen. Afgewacht moet worden of het verbrijzelde scheenbeen geheel zal herstellen. Het letsel beperkt hem nog steeds in zijn bewegingsvrijheid. Daarnaast ondervindt hij de psychische gevolgen van het door verdachte en zijn mededaders gebruikte geweld. Het slachtoffer slaapt slecht, piekert veel en wordt vaak zwetend wakker. Hij is van plan om een verwijzing naar een psycholoog te vragen om het gebeurde te verwerken. Verdachte en zijn mededaders dienen ook hiervoor verantwoordelijk te worden gehouden.
Tot slot rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij en zijn medeverdachten door hun extreem gewelddadige handelingen hebben bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en angst bij het uitgaanspubliek en de samenleving.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht daarom een hogere straf passend en geboden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar moet worden opgelegd. Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk gedeelte van de straf stelt de rechtbank dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland en tevens dat hij een cognitieve vaardigheidstraining gaat volgen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
T. [slachtoffer 1], wonende te [plaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 12.767,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten studievertraging € 5.972,12;
- kledingschade schoenen € 77,98
- kledingschade broek € 159,95
- inkomstenderving € 531,40
- eigen risico € 170,-
- ziekenhuis daggeld € 104,-
- thuiszorgkosten € 675,-
- reiskosten € 76,74
- immateriële schade € 5.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet heeft ontkend dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van zijn letsel schade heeft geleden vanwege kleding (€ 237,93), eigen risico (€ 170,--), ziekenhuisdaggeld (€ 104,--), thuiszorgkosten (€ 675,--), reiskosten (€ 76,74) en inkomstenderving (€ 531,40). Wel heeft verdachte in zijn algemeenheid aangevoerd dat de mate waarin de schade mede aan [slachtoffer 1] kan worden toegerekend, niet in dit strafgeding kan worden vastgesteld. Verder heeft verdachte het verweer gevoerd dat niet is komen vast te staan dat de studievertraging (€ 5.972,12) het gevolg is van het letsel. Ook was het voor [slachtoffer 1] niet noodzakelijk de studiefinanciering door te laten lopen, maar had hij bijvoorbeeld aanspraak kunnen maken op bijstand. Verdachte concludeert daarom tot gedeeltelijke niet ontvankelijkverklaring van de vordering [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat [slachtoffer 1] enig aandeel heeft gehad in het ontstaan van het eerste gevecht van die avond bij de automatiek. Ten eerste verklaren vrijwel alle verdachten in deze zaak dat [slachtoffer 1] en slachtoffer [slachtoffer 2] verdachten buiten opwachtten en begonnen met het maken van opmerkingen en met slaan. Ten tweede verklaart [slachtoffer 1] zelf dat hij door [slachtoffer 2] is gebeld en op diens verzoek naar de automatiek is gekomen omdat [slachtoffer 2] daar “problemen” had gehad. Omdat er geen reden was voor [slachtoffer 2] om zich na het ontstaan van de “problemen” bij de automatiek op te houden, concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de confrontatie met verdachten bewust opzochten.
Dat betekent echter niet dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan [slachtoffer 1] is toe te rekenen (artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De schade is immers het gevolg van het incident waarbij aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, toen hij aan de Marskant werd geraakt door een ijzeren paal en hij werd geslagen en geschopt toen hij op de grond lag. De vechtpartij bij de automatiek was toen al voorbij. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden zich hiervan verwijderd. Zoals blijkt uit de getuigenverklaringen en de beschrijving van de camerabeelden, waren het (in ieder geval) de verdachten [mede-verdachte 1], [mede-verdachte 2], [mede-verdachte 4] die daarna opnieuw de confrontatie hebben gezocht door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te achtervolgen en het gevecht met hen aan te gaan. Daarvoor bestond geen enkele rechtvaardiging. Schade die hiervan het gevolg is, staat in een zodanig ver verwijderd verband tot het handelen van [slachtoffer 1], dat die schade niet geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer 1] kan worden toegerekend.
Verdachte heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat de studievertraging het gevolg is van het opgelopen letsel. Het zou volgens verdachte niet bekend zijn hoe [slachtoffer 1] er in zijn studie voorstond en of er niet om een andere reden vertraging zou zijn ontstaan. De rechtbank verwerpt dit betoog. Het gaat hier om de inschatting van een toekomstige omstandigheid, die daarom nooit met zekerheid kan worden vastgesteld. Uit de overgelegde schriftelijke verklaring van Saxion Hogeschool blijkt echter dat [slachtoffer 1] het overgrote deel van zijn studie had afgerond. Er is dan geen reden om aan te nemen dat [slachtoffer 1] niet in staat zou zijn de studie binnen de resterende termijn af te maken.
Wat betreft de stelling dat [slachtoffer 1] de studiefinanciering niet had hoeven laten doorlopen, overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] gedurende zijn ziekte in zijn inkomen dient te voorzien. Hij heeft dit gedaan door zijn leningen in het kader van de studiefinanciering door te laten lopen. Daardoor zal hij een grotere schuld opbouwen, die hij later zal moeten terugbetalen. Dat is voor hem een schadepost. Voor die schade is verdachte verantwoordelijk. Zou [slachtoffer 1] de leningen niet laten doorlopen, dan had verdachte rechtstreeks de kosten van levensonderhoud van [slachtoffer 1] moeten vergoeden. [slachtoffer 1] was daar zelf immers niet toe in staat. De suggestie dat de gemeenschap, via een eventuele bijstandsuitkering, had moeten opdraaien voor deze schade die verdachte heeft veroorzaakt, wijst de rechtbank van de hand.
Omdat verder tegen de hoogte van deze post geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank het gehele bedrag van € 5.972,12 toewijzen.
Wat het smartengeld betreft, komt uit het dossier, waaronder de onderbouwing van de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, het volgende naar voren. [slachtoffer 1] heeft zeer angstige momenten meegemaakt toen hij werd geraakt door een ijzeren paal en werd geschopt en geslagen toen hij op de grond lag en zich nauwelijks kon verweren. Dat dit heeft geleid tot boosheid, herbelevingen en onbegrip bij [slachtoffer 1] is aannemelijk. Verder is duidelijk dat hij veel pijn heeft geleden, dat hij nog steeds last heeft van het letsel en dat voor hem nog een lange weg te gaan is voordat hij weer volledig is hersteld, als volledig herstel al mogelijk is. Lange tijd was hij niet in staat tot werken, sporten, studeren of om andere normale activiteiten te verrichten. De rechtbank acht het billijk [slachtoffer 1] voor deze immateriële schade een vergoeding toe te kennen. Bij het vaststellen van deze vergoeding houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het feit en de ernst van de (tot op heden bekende) gevolgen voor het slachtoffer. Al met al acht de rechtbank, mede gelet op de bedragen die andere rechters in soortgelijke gevallen hebben toegekend, een vergoeding van € 4.000,-- op zijn plaats.
Uit het voorgaande volgt dat een totale schadevergoeding zal worden toegewezen van € 11.767,19. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze rente zal toekennen vanaf 20 februari 2011, zijnde de datum van de schadetoebrengende gebeurtenis. Verdachte is voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk. Dat wil zeggen dat hij het bedrag samen met de andere veroordeelden verschuldigd is. Wanneer één van hen het bedrag geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, vermindert dat de betalingsplicht van de anderen.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 subsidiair en het sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 subsidiair en sub 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland;
- dat verdachte een cognitieve vaardigheidstraining (Cova-training) volgt;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], voornoemd van een bedrag van € 11.767,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2011, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.767,19 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 93 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. M.E. van Wees en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011.