ECLI:NL:RBALM:2011:BR1514
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Huurprijsvermindering en ontvankelijkheid huurder na eerdere procedure bij huurcommissie
In deze zaak vorderde de huurster van een woning, [eiseres], een schadevergoeding van € 7.270,93 van haar verhuurder, de stichting "WONINGSTICHTING DE WOONPLAATS". De vordering was gebaseerd op een vermindering van huurgenot door gebreken aan de woning, specifiek de slechte bouwkundige toestand van de keuken. [Eiseres] had eerder een procedure bij de huurcommissie aangespannen, die haar verzoek om huurprijsvermindering had toegewezen. De huurcommissie had vastgesteld dat de huurprijs tijdelijk met 30% verlaagd moest worden vanwege de gebreken.
De kantonrechter oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid voor een huurder om na een procedure bij de huurcommissie, die op dezelfde feiten is gebaseerd, zich opnieuw tot de kantonrechter te wenden. De rechter stelde vast dat [eiseres] haar vordering niet kon baseren op artikel 7:207 BW, omdat zij al een procedure had gevoerd over hetzelfde feitencomplex. De rechter concludeerde dat de vervaltermijn van zes maanden was verstreken en dat [eiseres] niet ontvankelijk was in haar vordering.
De uitspraak benadrukt het belang van de keuze die een huurder maakt tussen het inschakelen van de huurcommissie of het starten van een procedure bij de kantonrechter. De rechter veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonplaats waren begroot op € 500,--. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 juli 2011 in Enschede.