ECLI:NL:RBALM:2011:BQ7701

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10 / 1062 WW44 BN1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid gemeenteraad bij vrijstelling op basis van artikel 19 WRO en weigering bouwvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, vertegenwoordigd door dr. J.W. van Zundert, had een bouwvergunning aangevraagd voor een woning aan de [adres] tegenover nummer 46 te [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, vertegenwoordigd door mr. M. van Dijk en P. Drent, had deze bouwvergunning geweigerd op basis van strijdigheid met het bestemmingsplan. De eiser heeft hiertegen beroep aangetekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in beginsel toekomt aan de gemeenteraad. In dit geval had de gemeenteraad van Hengelo echter besloten om deze bevoegdheid niet te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. Dit betekende dat de gemeenteraad zelf moest beslissen over de vrijstelling, wat ook is gebeurd. De gemeenteraad heeft op 23 februari 2010 besloten om de vrijstelling te weigeren.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser ongegrond was, omdat de weigering van de bouwvergunning door het college van B&W terecht was. De rechtbank benadrukte dat de procedure zich enkel beperkte tot de vraag of de bouwvergunning terecht was geweigerd, en dat de strijdigheid met het bestemmingsplan niet was opgeheven. De rechtbank heeft de uitspraak mondeling gedaan en aangegeven dat er binnen zes weken na de zitting hoger beroep openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 1062 WW44 BN1 A
proces-verbaal mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:67 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: dr. J.W. van Zundert, advocaat te Enschede,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo,
verweerder,
gemachtigden: mr. M. van Dijk en P. Drent.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 24 augustus 2010.
2. Datum van de zitting
7 juni 2011
3. De rechtbank sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak.
a. Beslissing
Verklaart het beroep ongegrond.
b. Gronden
De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid om toepassing te geven aan artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) in beginsel toekomt aan de gemeenteraad doch op grond van de laatste volzin in dat artikellid kan worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (verweerder).
De rechtbank stelt vast dat de raad van de gemeente Hengelo deze bevoegdheid in dit geval niet aan verweerder heeft gedelegeerd. Dit betekent dat niet verweerder maar de raad op het verzoek om vrijstelling diende te beslissen, hetgeen de raad ook heeft gedaan.
Bij besluit van 23 februari 2010 heeft de gemeenteraad besloten om vrijstelling ex artikel 19, eerste lid WRO ten behoeve van het bouwinitiatief van eiser te weigeren. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 22 maart 2010 de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op de bezwaren beslist en het primaire besluit tot weigering van de bouwvergunning gehandhaafd. Voor zover het bezwaarschrift, zoals mogelijk uit de aanhef van dat schrijven zou kunnen worden afgeleid, tevens zou zijn gericht tegen het besluit van de gemeenteraad tot weigering vrijstelling te verlenen ex artikel 19, eerste lid van de WRO, stelt de rechtbank vast dat verweerder hier niet op heeft beslist en hierop ook niet op kon beslissen omdat zodanig besluit is voorbehouden aan de gemeenteraad. Verweerder zal alsnog moeten bezien of aanleiding bestaat het bezwaarschrift in zoverre ter verdere afhandeling door te zenden naar de gemeenteraad.
Voor zover zowel verweerder als eiser in de veronderstelling verkeerden dat de weigering van de gemeenteraad om toepassing te geven aan artikel 19, eerste lid, van de WRO in de procedure inzake het weigeren van de bouwvergunning mede ter beoordeling voorligt, berust deze veronderstelling op een onjuiste lezing van artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet. In dat artikel is immers geregeld dat slechts de verlening van vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep wordt geacht deel uit te maken van de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning, dus niet de weigering daarvan.
De procedure is derhalve beperkt tot de vraag of de bouwvergunning voor het oprichten van een woning aan de [adres] tegenover nummer 46 te [plaats], terecht door verweerder is geweigerd. In dat verband stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat die strijdigheid niet is opgeheven. Verweerder kon dan ook niet tot een ander besluit komen dan de bouwvergunning te weigeren. Het besluit tot weigering van de gevraagde bouwvergunning is derhalve terecht in bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank deelt mee dat tegen de uitspraak binnen zes weken na de zitting hoger beroep
openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Dit proces-verbaal is opgemaakt door de griffier en ondertekend door:
M.W. Hulsman, griffier mr. S.A. van Hoof, rechter
Afschrift verzonden op