ECLI:NL:RBALM:2011:BQ7651
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot nakoming overeenkomst tot schuldregeling na beëindiging door Stadsbank wegens ontstaan nieuwe schuld
In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats], een kort geding aangespannen tegen de Stadsbank Oost Nederland, vertegenwoordigd door mr. P.H.J. Nij Bijvank. Eiser vorderde primair nakoming van een overeenkomst tot schuldregeling en subsidiair het aangaan van een nieuwe overeenkomst onder gelijke voorwaarden. De Stadsbank had de overeenkomst beëindigd omdat er een nieuwe schuld was ontstaan, waar eiser niet van op de hoogte was gesteld. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 25 mei 2011, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
Eiser stelde dat de nieuwe schuld niet bestond, omdat deze al in 2002 was ontstaan, en betwistte de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de overeenkomst door de Stadsbank. Hij voerde aan dat de Stadsbank onzorgvuldig had gehandeld door de brief van Nationale Nederlanden pas twee maanden na ontvangst door te sturen en dat er sprake was van een miscommunicatie tussen het UWV en Nationale Nederlanden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stadsbank gerechtigd was de overeenkomst te beëindigen, omdat er nieuwe schulden waren ontstaan tijdens de looptijd van de schuldregeling. Eiser had erkend dat het ontstaansmoment van een verbintenis uit onverschuldigde betaling het moment van de onverschuldigde betaling was. De rechter concludeerde dat eiser zijn eigen verantwoordelijkheden had miskend en dat de vorderingen van eiser daarom moesten worden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Stadsbank op € 568,- aan verschotten en € 527,- aan salaris van de advocaat werden begroot.