RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710149-11
datum vonnis: 25 mei 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2]
geboren op [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 mei 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van den Berg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
[slachtoffer], slachtoffer en benadeelde partij, was op de zitting aanwezig. Hij heeft geen gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Wel is de inhoud van zijn schriftelijke slachtofferverklaring op de zitting meegedeeld.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 18 februari 2011 met een ander te Almelo schuldig heeft gemaakt aan een diefstal (met bedreiging met) met geweld, danwel daaraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2011 in de gemeente Almelo
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van een
tankstation aan de [adres]) heeft weggenomen (ongeveer) euro 380,--
in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Garage
[bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker/pompbediende van dat
tankstation, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader:
- (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Dit is een overval" en/of
"Doe de kassa open" en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden).
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[verdachte 1] op of omstreeks 18 februari 2011 in de gemeente Almelo
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van een
tankstation aan de [adres]) heeft weggenomen (ongeveer) euro 380,--
in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Garage
[bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 1] en/of aan
verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker/pompbediende van dat
tankstation, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[verdachte 1]:
- (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Dit is een overval" en/of
"Doe de kassa open" en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18
februari 2011 in de gemeente Almelo en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door:
- die [verdachte 1] in een door hem, verdachte, bestuurde auto naar en/of van de
plaats van het misdrijf te vervoeren, en/of
- in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk
te gaan staan teneinde in geval van ontdekking op heterdaad die [verdachte 1] te
kunnen waarschuwen; (parketnummer 08/710149-11).
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De eis houdt ook in dat de vordering van de benadeelde partij van € 1.682,37 wordt toegewezen, dat een schadevergoedingsmaatregel voor datzelfde bedrag wordt opgelegd en dat het inbeslaggenomen vuurwapen aan het verkeer wordt onttrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De raadsman voert hiertoe aan dat er geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking. Het enkele niet distantiëren van verdachte leidt volgens hem niet tot de conclusie dat verdachte de overval samen met verdachte heeft gepleegd. Hij verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Hoge Raad: LJN BK3356. Volgens de raadsman is de bijdrage van verdachte aan de overval niet significant geweest. Het op de uitkijk staan levert volgens hem geen wezenlijke bijdrage op.
De raadsman refereert zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij van oordeel is dat de medeplichtigheid enkel heeft bestaan uit het vervoer vanaf de plaats van het misdrijf en dat het op de uitkijk staan niet functioneel was.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank .
Vaststelling feiten zoals tenlastegelegd en tot vlak na de overval
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 18 februari 2011 is verdachte volgens zijn vader tussen 19.30 en 20.00 uur, alleen met de auto van zijn vader weggereden. Verdachte heeft bij de politie verklaard wat er daarna is gebeurd. Ter terechtzitting van 11 mei 2011 is hij bij deze verklaring gebleven. Hij heeft op die avond rond 20.00 uur met de auto van zijn vader, medeverdachte [verdachte 1] opgehaald. Hij is met [verdachte 1] gaan rondrijden en hij is op aanwijzing van [verdachte 1] langs het tankstation aan de [adres] gereden. [verdachte 1] had veel belangstelling voor het tankstation. Na 400 meter is hij, ook op verzoek van [verdachte 1], gekeerd en teruggereden. Hij is daarna een straatje ingeslagen en gestopt, waarna [verdachte 1] is uitgestapt. Verdachte heeft de auto geparkeerd. [verdachte 1] deed zijn jas uit, trok een vest met capuchon aan en de jas die achterin de door verdachte geopende kofferbak lag aan. Op het moment dat [verdachte 1] de jas aantrok, zag verdachte dat verdachte een wapen achter zijn broekriem had . Ook deed hij een blauwe bandana om zijn nek. Verdachte liep in de richting van het tankstation, [verdachte 1] liep voor hem. Verdachte verklaart dat hij tegen Ayoubi heeft gezegd dat hij op hem zou wachten. Hij vermoedde dat [verdachte 1] het tankstation zou overvallen. Hij bleef aan de overzijde van de straat en wilde [verdachte 1] blijven zien. Hij wilde hem waarschuwen als er iets dreigde mis te gaan . Hij zag dat [verdachte 1] de bandana voor zijn gezicht deed en, na even gewacht te hebben, het tankstation binnen ging. Verdachte zag dat [verdachte 1] het wapen in zijn hand had en dat op de pompbediende richtte en dat hij hierbij zijn capuchon op had. Daarna zag hij dat [verdachte 1] naar buiten kwam en begon te rennen in de richting van de auto. Ook verdachte rende. Beiden stapten in en verdachte, de bestuurder, reed weg aanvankelijk met gedoofde lichten, later met ontstoken verlichting en met normale snelheid.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de aangifte namens de benadeelde Garage [bedrijfsnaam], van aangever [slachtoffer], die het volgende inhoudt. Op 18 februari 2011, tussen 20.45 en 20.50 uur zag [slachtoffer] in de winkel van tankstation [bedrijfsnaam], gevestigd aan de [adres] in Almelo, waar hij als medewerker/pompbediende werkte, een man staan. De man schreeuwde: “Dit is een overval”. Hij richtte een pistool op [slachtoffer]. De man schreeuwde twee of drie keer: “Doe de kassa open”. [slachtoffer] was erg bang dat de man zou gaan schieten. Hij opende de kassa, haalde de kassalade eruit en zette die naast de kassa. De overvaller haalde het briefgeld uit de kassa, alle briefjes van 50 euro en ook 10 euro biljetten,
Daarna verliet hij de winkel en rende weg in de richting van het centrum van Almelo. De man droeg een capuchon over zijn hoofd en een doek voor zijn gezicht tot over zijn neus en onder zijn ogen. .
De verklaring van verdachte over de wijze van wegrijden komt overeen met de verklaring van getuige [naam getuige]. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij op 18 februari 2011 rond 20.50 heeft gezien dat een persoon vanuit de richting van de shop bij tankstation [bedrijfsnaam] wegrende in de richting van het centrum. Vervolgens heeft zij gezien dat er vóór die persoon een tweede persoon rende. Beide personen zijn de hoek omgeslagen. De rechtbank stelt op basis van de plattegrond op pagina 169 van het dossier vast dat zij de Chiel Dethmerstraat ingingen. De getuige hoorde een portier van een auto dichtslaan. Daarna zag zij dat in de Chiel Dethmerstraat een auto stilstond. Zij hoorde en zag dat deze auto zonder verlichting hard optrok en met grote vaart linksaf de [adres] opging en meteen daarna werd de verlichting ontstoken en ging langzamer rijden Getuige [naam getuige] zag dat het kenteken __-__-__ was.
Verdachte heeft verklaard dat de buit uit coupures van 10 en 50 euro bestond en dat [verdachte 1] de buit met hem heeft gedeeld. Verdachte kreeg ongeveer 180 euro, stopte dat in zijn broekzak en heeft daarvan voor ongeveer 20 euro getankt. Bij zijn aanhouding is bij verdachte een bedrag van € 170,- in zijn fouillering en € 180 in het dashboardkastje aan de bijrijderskant van de door hem bestuurde auto in beslag genomen, in totaal zes biljetten van 50 euro en zes van 10 euro.
¬- Aanhouding in gesignaleerde auto
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [naam getuige] heeft de politie uitgekeken naar een auto met kenteken __-__-__ en zijn verdachte en medeverdachte [verdachte 1] die avond om 21:29 uur aangehouden nadat zij, rijdende in de auto met dat kenteken waren aangetroffen.
- Aantreffen buit bij verdachten
Verdachte heeft verklaard dat de buit uit coupures van 10 en 50 euro bestond en dat [verdachte 1] de buit met hem heeft gedeeld. Verdachte kreeg ongeveer 180 euro, stopte dat in zijn broekzak en heeft daarvan voor ongeveer 20 euro getankt. Bij zijn aanhouding is bij verdachte is een bedrag van € 170,- in zijn fouillering en 180 euro in het dashboardkastje aan de bijrijderskant van de door hem bestuurde auto in beslag genomen, in totaal zes biljetten van 50 euro en zes van 10 euro.
Medeplegen of medeplichtigheid
- Medeplegen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Medeplegen veronderstelt een zekere mate van nauwe en bewuste samenwerking. Dat impliceert een opzeteis: (voorwaardelijk) opzet op (1) het medeplegen en (2) de bestanddelen waarop de pleger opzet op moet hebben. De samenwerking moet intensief zijn en kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
Het louter aanwezig zijn en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegd strafbaar feit, alsmede het louter daarmee instemmen, zijn ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien daarvoor onvoldoende.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er, gegeven deze vereisten voor medeplegen, onvoldoende bewijsmiddelen zijn om tot een bewezenverklaring daarvan te komen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte al vóór het moment dat hij zag dat [verdachte 1] een wapen achter zijn broekband had, wist dat deze van plan was om een overval te plegen. Het enkele zich daarvan vervolgens niet distantiëren is daarvoor, gelet op de snelheid, niet voldoende. Weliswaar is verdachte na de overval met [verdachte 1] weggereden, hebben zij de buit gedeeld en spullen verstopt, maar dat levert in dit geval onvoldoende aanvullende omstandigheden op voor het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op de uitkijk te gaan staan en zich niet te distantiëren, opzettelijk behulpzaam is geweest bij het misdrijf en dat deze behulpzaamheid van voldoende ondersteunende betekenis is geweest. Verdachte dient dan ook als medeplichtige bij het misdrijf te worden beschouwd. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte na de overval samen met [verdachte 1] in de auto is weggereden, de buit heeft gedeeld en behulpzaam is geweest bij het verstoppen van de kleding die [verdachte 1] bij de overval had gedragen en het pistool.
De hoogte van het weggenomen geldbedrag, eigendom van Garage [bedrijfsnaam]
[slachtoffer] verklaart dat uit het tankstation van Garage [bedrijfsnaam] ongeveer € 400,- is weggenomen. Het zo genoemde shiftrapport op pagina 162 van het proces-verbaal vermeldt als theoretische inhoud van de geldlade € 280,97 en als bedrag dat “weg” is € 380 . De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een kassa bij aanvang niet leeg is maar wisselgeld bevat. Kennelijk is dat in dit geval € 100 geweest. Mede in aanmerking nemend dat onder verdachte een bedrag van € 350 in beslag is genomen en hij van de buit geld had uitgegeven om te tanken, zal bewezenverklaard worden dat een bedrag van ongeveer € 380 is weggenomen.
Vuurwapen
Onder verdachte is een vuurwapen in beslag genomen. Verdachte heeft op 9 maart 2011 bij de politie verklaard dat hij dit vuurwapen herkent als zijnde een soortgelijk wapen als het wapen dat medeverdachte [verdachte 1] hem op de dag van de overval heeft laten zien. De rechtbank leidt hieruit af dat dit het vuurwapen is dat [verdachte 1] tijdens de overval heeft gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat dit door [verdachte 1] bij de overval gehanteerde vuurwapen een vuurwapen is in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de expertise gaspistool en munitie van 24 februari 2011 van de Unit Regionale Tactische Recherche .
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[verdachte 1] op 18 februari 2011 in de gemeente Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in de shop van een tankstation aan de [adres]) heeft weggenomen ongeveer euro 380,--
toebehorende aan Garage [bedrijfsnaam], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker/pompbediende van dat tankstation, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [verdachte 1]: tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Dit is een overval" en meermalen tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Doe de kassa open" en daarbij een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht gehouden,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 februari 2011 in de gemeente Almelo opzettelijk behulpzaam is geweest door: die [verdachte 1] in een door hem, verdachte, bestuurde auto van de plaats van het misdrijf te vervoeren, en
in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk
te gaan staan teneinde in geval van ontdekking op heterdaad die [verdachte 1] te
kunnen waarschuwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 48 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de strafeis van de officier van justitie te hoog vindt. In een vergelijkbare zaak heeft de rechtbank Almelo in het verleden een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De detentie valt verdachte zwaar. De raadsman stelt voor om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met hieraan gekoppeld een reclasseringstoezicht.
De overweging van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op een tankstation. Hij heeft toegekeken hoe zijn vriend met bedekt gelaat de tankshop is binnengegaan en de daar werkzame, nog maar vijftienjarige pompbediende, met een vuurwapen heeft bedreigd. Het slachtoffer is daadwerkelijk bang geweest dat hij beschoten zou worden en heeft het geld afgestaan. Het spreekt voor zich dat de gebeurtenis op het slachtoffer een grote impact heeft gehad.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) heeft voor dit feit oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. Een gevangenisstraf van twee tot drie jaren voor een overval als deze is daarbij het uitgangspunt. Verdachte wordt voor medeplichtigheid aan die overval veroordeeld, zodat het wettelijke strafmaximum met een derde moet worden verminderd. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging rekening houden.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met zijn jeugdige leeftijd. Ook spreekt het voor verdachte dat hij zich op de zitting schuldbewust heeft getoond. Hij heeft op openheid van zaken gegeven ondanks het feit dat hij hierdoor de medeverdachte, een goede vriend van hem, heeft belast. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat de rol van verdachte beperkt is geweest. Verdachte heeft de overval zien gebeuren, maar hierin geen actieve rol gehad. Hij had zich echter op verschillende momenten kunnen distantiëren. Toch heeft hij feitelijk op de uitkijk gestaan tijdens de overval. Ook zijn houding na de overval acht de rechtbank kwalijk. Hij heeft immers de medeverdachte van de plaats van het misdrijf vervoerd, in de buit gedeeld en zijn kamer ter beschikking gesteld om bij de overval gebruikte voorwerpen te verstoppen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden dient te worden opgelegd waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 29 maart 2011 blijkt dat vanwege het gebrek aan een hulpvraag bij verdachte, de reclassering een reclasseringstoezicht niet geïndiceerd acht. Voor de oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen pistool (Röhm gas), als vermeld onder punt 1 van de aan te hechten beslaglijst wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen pistool (Röhm gas), zoals vermeld op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst, onder nummer 1, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu het hiervoor bewezenverklaarde feit mede is begaan met dit voorwerp, en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
9.1 De schade van benadeelden
[slachtoffer], wonende te Almelo, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1682,37 (zestienhonderd tweeëntachtig euro en zevenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten slaapmedicatie ad €12,37;
- een immateriële schadevergoeding ad €1670.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele vordering voor toewijzing vatbaar is.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de vordering deels niet ontvankelijk is nu de rol van verdachte bij de overval beperkt is geweest.
De rechtbank oordeelt als volgt. Verdachte zal van het primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken en voor medeplichtigheid aan de diefstal met bedreiging met geweld worden veroordeeld. De door het slachtoffer gevorderde schadevergoeding ziet met name op de schade die is ontstaan doordat de medeverdachte hem met een vuurwapen heeft bedreigd. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte door het ten aanzien van hém bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer, zal de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 10, 27, 36b, 36c Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een Röhm gaspistool.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.
Buiten staat
Mr. Visser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.