ECLI:NL:RBALM:2011:BQ5958

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710150-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation met bedreiging van een vijftienjarige medewerker

Op 25 mei 2011 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. De overval vond plaats op 18 februari 2011, waarbij de verdachte een vijftienjarige pompbediende met een vuurwapen bedreigde en een geldbedrag van ongeveer € 380,-- heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de pompbediende, van € 1.682,37, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen afgewezen, omdat dit niet onder de verdachte in beslag was genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710150-11
datum vonnis: 25 mei 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortejaar] in [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Arnhem – De Berg.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 mei 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van den Berg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
[slachtoffer], was op de zitting aanwezig. Hij heeft geen gebruik gemaakt van zijn spreekrecht. Wel is de inhoud van zijn schriftelijke slachtofferverklaring op de zitting meegedeeld.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 18 februari 2011 met een ander te Almelo schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met (bedreiging met) geweld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2011 in de gemeente Almelo
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van een
tankstation aan de [adres]) heeft weggenomen (ongeveer) euro 380,--
in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Garage
[bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker/pompbediende van dat
tankstation, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader:
-(meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Dit is een overval" en/of
"Doe de kassa open" en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
die [slachtoffer] heeft gericht (gehouden).
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De eis houdt ook in dat de vordering van de benadeelde partij van € 1.682,37 wordt toegewezen, dat een schadevergoedingsmaatregel voor datzelfde bedrag wordt opgelegd en dat het inbeslaggenomen vuurwapen aan het verkeer wordt onttrokken.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde (medeplegen).
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Volgens de raadsvrouw bestaat het enige directe bewijs uit de verklaringen van medeverdachte [verdachte 2], welke verklaringen wegens hun onbetrouwbaarheid niet als bewijs tegen verdachte kunnen worden gebruikt. Voor het overige is er geen direct bewijs. Het directe bewijs sluit niet uit dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, pas in een later stadium bij [verdachte 2] in de auto is gestapt en niets te maken heeft met de overval.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vaststelling feiten zoals tenlastegelegd en tot vlak na de overval
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 18 februari 2011 is medeverdachte [verdachte 2] volgens zijn vader tussen 19.30 en 20.00 uur, alleen met de auto van zijn vader weggereden. [verdachte 2] heeft bij de politie verklaard wat er daarna is gebeurd. Hij heeft op die avond rond 20.00 uur met de auto van zijn vader, verdachte opgehaald. Hij is met verdachte gaan rondrijden en hij is op aanwijzing van verdachte langs het tankstation aan de [adres] te Almelo gereden. Verdachte had veel belangstelling voor het tankstation. Na 400 meter is [verdachte 2], ook op verzoek van verdachte, gekeerd en teruggereden. [verdachte 2] is daarna een straatje ingeslagen en gestopt, waarna verdachte is uitgestapt. [verdachte 2] heeft de auto geparkeerd. Verdachte deed zijn jas uit, trok een vest met capuchon en de jas die achterin de door [verdachte 2] geopende kofferbak lag aan. Op het moment dat verdachte de jas aantrok, zag [verdachte 2] dat verdachte een wapen achter zijn broekriem had . Ook deed verdachte een blauwe bandana om zijn nek. [verdachte 2] liep in de richting van het tankstation, verdachte liep voor hem. Hij zag dat verdachte de bandana voor zijn gezicht deed en, na even gewacht te hebben, het tankstation binnen ging. [verdachte 2] zag dat verdachte het wapen in zijn hand had en dat op de pompbediende richtte en dat hij hierbij zijn capuchon op had. Daarna zag hij dat verdachte naar buiten kwam en begon te rennen in de richting van de auto. Ook [verdachte 2] rende. Beiden stapten in en [verdachte 2], de bestuurder, reed weg aanvankelijk met gedoofde lichten, later met ontstoken verlichting en met normale snelheid.
Deze belastende verklaring van [verdachte 2] wordt ondersteund door de aangifte namens de benadeelde Garage [bedrijfsnaam], van aangever [slachtoffer], die het volgende inhoudt. Op 18 februari 2011, tussen 20.45 en 20.50 uur zag [slachtoffer] in de winkel van tankstation [bedrijfsnaam], gevestigd aan de [adres] in Almelo, waar hij als medewerker/pompbediende werkte, een man staan. De man schreeuwde: “Dit is een overval”. Hij richtte een pistool op [slachtoffer]. De man schreeuwde twee of drie keer: “Doe de kassa open”. [slachtoffer] was erg bang dat de man zou gaan schieten. Hij opende de kassa, haalde de kassalade eruit en zette die naast de kassa. De overvaller haalde het briefgeld uit de kassa, alle briefjes van 50 euro en ook 10 euro biljetten,
Daarna verliet hij de winkel en rende weg in de richting van het centrum van Almelo. De man droeg een capuchon over zijn hoofd en een doek voor zijn gezicht tot over zijn neus en onder zijn ogen.
De verklaring van [verdachte 2] over de wijze van wegrijden komt overeen met de verklaring van getuige [naam getuige]. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij op 18 februari 2011 rond 20.50 heeft gezien dat een persoon vanuit de richting van de shop bij tankstation [bedrijfsnaam] wegrende in de richting van het centrum. Vervolgens heeft zij gezien dat er vóór die persoon een tweede persoon rende. Beide personen zijn de hoek omgeslagen. De rechtbank stelt op basis van de plattegrond op pagina 169 van het dossier vast dat zij de Chiel Dethmerstraat ingingen. De getuige hoorde een portier van een auto dichtslaan. Daarna zag zij dat in de Chiel Dethmerstraat een auto stilstond. Zij hoorde en zag dat deze auto zonder verlichting hard optrok en met grote vaart linksaf de [adres] opging en meteen daarna werd de verlichting ontstoken en ging de auto langzamer rijden. Getuige [naam getuige] zag dat het kenteken [__-__-__ was.
[verdachte 2] heeft verklaard dat de buit uit coupures van 10 en 50 euro bestond en dat verdachte de buit met hem heeft gedeeld. [verdachte 2] kreeg ongeveer 180 euro, stopte dat in zijn broekzak en heeft daarvan voor ongeveer 20 euro getankt. Bij zijn aanhouding is bij [verdachte 2] een bedrag van € 170,- in zijn fouillering en € 180 in het dashboardkastje aan de bijrijderskant van de door hem bestuurde auto in beslag genomen, in totaal zes biljetten van 50 euro en zes van 10 euro.
Vaststelling feiten tussen overval en aanhouding
- Verstoppen voorwerpen
[verdachte 2] verklaart dat verdachte en hij na de overval hebben getankt en naar de woning van [verdachte 2] zijn gereden om daar in zijn kamer de bij de overval gebruikte kleding en pistool te verstoppen. Volgens de kennisgevingen van inbeslagneming op pagina 002E, F en G zijn in die kamer een gaspistool, een blauw-witte bandana en een zwarte leren jas in beslaggenomen. [verdachte 2] herkent deze bij zijn verhoor van 9 maart 2011 als de bij de overval gebruikte kleding en pistool. De verklaring van [verdachte 2] over dit (korte) bezoek aan zijn ouderlijk huis samen met verdachte, wordt ondersteund door de verklaring van de vader van [verdachte 2] op pagina 250, dat zijn zoon die avond een uur tot anderhalf uur na vertrek weer thuiskwam en dat hij verdachte, buiten bij de auto heeft zien staan. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting over de foto op pagina 336 van het dossier verklaard dat daarop zijn jas is afgebeeld. De rechtbank stelt vast dat de jas op die foto op de kamer van [verdachte 2] is aangetroffen. [verdachte 2] heeft bij het verhoor van 9 maart 2011 verklaard dat dit de jas is die op zijn kamer is verstopt. Naar het oordeel van de rechtbank wettigen deze verklaringen dat verdachte, hoewel hij dat ontkent, samen met [verdachte 2] na de overval bij de woning van [verdachte 2] is geweest en samen met [verdachte 2] de voorwerpen daar heeft verstopt.
- Bezoek Flappies
[verdachte 2] heeft in zijn verhoor van 9 maart 2011 verder verklaard dat hij vervolgens samen met verdachte naar café Flappies is gegaan, drie tot vier minuten rijden en dat zij beiden vijf tot tien minuten daarna weer bij Flappies zijn vertrokken. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [naam getuige 2], barman bij Flappies die in zijn verhoor op 3 maart 2011, pagina 271 heeft verklaard dat verdachte en [verdachte 2] op 18 februari 2011 samen naar café Flappies zijn gekomen, en ongeveer 10 tot 15 minuten zijn gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank wettigen deze verklaringen dat verdachte, hoewel hij dat ontkent, samen met [verdachte 2] en dus niet alleen, naar dit café is gegaan.
¬- Aanhouding in gesignaleerde auto
Naar aanleiding van de verklaring van getuige [naam getuige] heeft de politie uitgekeken naar een auto met kenteken __-__-__ en zijn verdachte en medeverdachte [verdachte 2] die avond om 21:29 uur aangehouden nadat zij, rijdende in de auto met dat kenteken waren aangetroffen.
- Aantreffen buit bij verdachten
[verdachte 2] heeft verklaard dat de buit uit coupures van 10 en 50 euro bestond en dat verdachte de buit met hem heeft gedeeld. [verdachte 2] kreeg ongeveer 180 euro, stopte dat in zijn broekzak en heeft daarvan voor ongeveer 20 euro getankt. Bij zijn aanhouding is bij [verdachte 2] een bedrag van 170 euro in zijn fouillering aangetroffen. Daarnaast is 180 euro in het dashboardkastje aan de bijrijderskant, de plek waar verdachte zat, van de door hem bestuurde auto in beslag genomen, in totaal zes biljetten van 50 euro en zes van 10 euro.
De rechtbank concludeert dat verdachte zijn deel van de buit daar had neergelegd.
Conclusie plegen
De rechtbank komt op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden tot de conclusie dat verdachte de tenlastegelegde overval heeft gepleegd. De belastende verklaringen van medeverdachte [verdachte 2] worden ondersteund door genoemde getuigenverklaringen en de verklaring van aangever. De feiten hebben zich in een kort tijdsbestek voorgedaan, beginnend bij het vertrek van [verdachte 2] van huis tussen 19:30 en 20:00 uur en uitmondend in de aanhouding van [verdachte 2] en verdachte om 21:29 uur. Zowel de beschreven handelingen vóór de overval, om ongeveer 20:50 uur, als daarna, leiden tot de conclusie van een vrijwel ononderbroken keten van gebeurtenissen. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in die periode elders was. Zijn verweer op dat punt wordt door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd.
De hoogte van het weggenomen geldbedrag, eigendom van Garage [bedrijfsnaam]
[slachtoffer] verklaart dat uit het tankstation van Garage [bedrijfsnaam] ongeveer € 400,- is weggenomen. Het zo genoemde shiftrapport op pagina 162 van het proces-verbaal vermeldt als theoretische inhoud van de geldlade € 280,97 en als bedrag dat “weg” is € 380 . De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een kassa bij aanvang niet leeg is maar wisselgeld bevat. Kennelijk is dat in dit geval € 100 geweest. Mede in aanmerking nemend dat onder de medeverdachte een bedrag van € 350 in beslag is genomen en hij van de buit geld had uitgegeven om te tanken, zal bewezenverklaard worden dat een bedrag van ongeveer € 380,- is weggenomen.
Vuurwapen
Onder medeverdachte [verdachte 2] is een vuurwapen in beslag genomen. [verdachte 2] heeft op 9 maart 2011 bij de politie verklaard dat hij dit vuurwapen herkent als zijnde een soortgelijk wapen als het wapen dat verdachte hem op de dag van de overval heeft laten zien. De rechtbank leidt hieruit af dat dit het vuurwapen is dat verdachte tijdens de overval heeft gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat dit door verdachte bij de overval gehanteerde vuurwapen een vuurwapen is in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de expertise gaspistool en munitie van 24 februari 2011 van de Unit Regionale Tactische Recherche .
Conclusie medeplegen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Medeplegen veronderstelt een zekere mate van nauwe en bewuste samenwerking. Dat impliceert een opzeteis: (voorwaardelijk) opzet op (1) het medeplegen en (2) de bestanddelen waarop de pleger opzet op moet hebben. De samenwerking moet intensief zijn en kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
Het louter aanwezig zijn en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegd strafbaar feit, alsmede het louter daarmee instemmen, zijn ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien daarvoor onvoldoende.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er, gegeven deze vereisten voor medeplegen, onvoldoende bewijsmiddelen zijn om tot een bewezenverklaring daarvan te komen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Betrouwbaarheidsverweer medeverdachte [verdachte 2]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat medeverdachte [verdachte 2] een onbetrouwbare getuige is en overweegt daartoe het volgende.
[verdachte 2] heeft zowel in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 22 februari 2011 als in diverse verhoren bij de politie openheid van zaken gegeven. Aanvankelijk heeft hij de naam van zijn medeverdachte (“de bijrijder”) niet willen noemen, later doet hij dat wel. Zijn verklaringen zijn op hoofdpunten consistent. De wijzigingen en aanvullingen hebben betrekking op details. Bovendien worden de verklaringen van [verdachte 2] door diverse getuigenverklaringen ondersteund en passen zijn verklaringen binnen het tijdspad waarin het een en ander heeft plaatsgevonden.
Betrouwbaarheidsverweer vader [verdachte 2]
De rechtbank verwerpt ook het op algemene theoretische gronden gevoerde verweer dat niet onaannemelijk is dat de getuige zich heeft vergist in de herkenning van verdachte. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat déze getuige in dit geval zich in de herkenning van de hem bekende vriend van zijn zoon heeft vergist.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 februari 2011 in de gemeente Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in de shop van een tankstation aan de [adres]) heeft weggenomen ongeveer euro 380,-- toebehorende aan Garage [bedrijfsnaam], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker/pompbediende van dat tankstation, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Dit is een overval" en meermalen tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Doe de kassa open" en
daarbij een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft benadrukt dat indien de rechtbank het tenlastegelegde feit bewezen acht, aan verdachte een straf dient te worden opgelegd waarbij rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De raadsvrouw wijst erop dat verdachte een blanco strafblad heeft. Bovendien komt verdachte uit een hecht gezin. Hij kan na zijn vrijlating weer bij zijn familie terecht. Volgens de raadsvrouw kan voor wat de strafoplegging worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstaf van 200 uren, zodat verdachte in augustus 2011 in vrijheid aan zijn opleiding kan beginnen.
De overweging van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation. Hij is met bedekt gelaat de tankshop binnengegaan en heeft de daar werkzame, nog maar vijftienjarige pompbediende, met een vuurwapen bedreigd. Het slachtoffer is daadwerkelijk bang geweest dat hij beschoten zou worden en heeft het geld afgestaan.
Voor een feit als dit heeft het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. Een gevangenisstraf van twee tot drie jaren is daarbij het uitgangspunt.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, afgezien van een strafbeschikking van 28 februari 2011 van € 100. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met zijn jeugdige leeftijd. In het nadeel van verdachte geldt dat zijn optreden doelgericht en goed voorbereid was. Hij had gezichtsbedekkende kleding en zelfs een vuurwapen bij zich en heeft dat zonder aarzelen gebruikt om een 15 jarige jongen te bedreigen, op wie zijn handelen een grote impact heeft gehad. Kennelijk heeft hij aan een vuurwapen weten te komen, hetgeen een omstandigheid is die strafverhogend werkt.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren dient te worden opgelegd, met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
9.1 De schade van benadeelden
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1682,37 (zestienhonderd tweeëntachtig euro en zevenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten slaapmedicatie ad €12,37;
- een immateriële schadevergoeding ad €1670.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de civiele vordering voor toewijzing vatbaar is.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt, dan dient de vordering gedeeltelijk te worden afgewezen. Het gevorderde bedrag aan smartengeld is volgens de raadsvrouw te hoog.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van €1682,37, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Daarnaast zal de rechtbank de benadeelde partij veroordelen tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
9.3 Beslag
De vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen wordt afgewezen omdat het wapen niet onder verdachte in beslag is genomen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36f, 63 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.682,37 (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2011);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.682,37 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 26 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.
Buiten staat
Mr. Visser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.