ECLI:NL:RBALM:2011:BQ4734

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118232 / KG ZA 11-30
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebruiksvergoeding in kort geding tussen voormalig echtgenoten na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, vorderde de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.H. Hoekman, een gebruiksvergoeding van € 300,00 per maand van de gedaagde, haar voormalige partner, die de gezamenlijke woning in gebruik had. De partijen waren voormalig echtgenoten die na hun huwelijk een geregistreerd partnerschap hadden gesloten en dit later hadden beëindigd. Bij de beëindiging van hun partnerschap was een scheidingsconvenant opgesteld waarin was afgesproken dat de voormalige echtelijke woning verkocht zou worden. De woning stond sinds september 2009 te koop, maar was nog niet verkocht. De gedaagde woonde samen met zijn nieuwe partner in de woning, terwijl de eiseres met hun minderjarige zoon bij haar ouders verbleef.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres recht had op een gebruiksvergoeding, omdat de gedaagde de woning exclusief in gebruik had en de eiseres hierdoor geen rendement genoot van haar aandeel in de woning. De voorzieningenrechter stelde vast dat de financiële situatie van beide partijen niet rooskleurig was en dat de eiseres door loonbeslag maandelijks € 300,00 aan hypothecaire lasten betaalde. De rechter oordeelde dat het in strijd was met de redelijkheid en billijkheid om de eiseres geen vergoeding toe te kennen. De vordering van de eiseres werd toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde maandelijks € 300,00 moest betalen aan de eiseres, met ingang van de dag van de dagvaarding, tot de woning was verkocht en geleverd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 118232 / KG ZA 11-30
Vonnis in kort geding van 13 mei 2011 (lm)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. G.H. Hoekman te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. T. Geerdink te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de voortzetting van de mondelinge behandeling
- de vermindering van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben, na omzetting van hun in gemeenschap van goederen gesloten huwelijk, een geregistreerd partnerschap gehad en beëindigd. Bij beëindiging van dat geregistreerd partnerschap hebben zij een scheidingsconvenant gesloten, waarin zij onder meer de afspraak hebben vastgelegd dat de tot de onverdeeldheid behorende voormalige echtelijke woning aan de [adres] en [plaats] zal worden verkocht.
2.2. Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de hypothecaire verplichtingen van de woning. De hypotheekhouder heeft loonbeslag gelegd op het salaris van [eiseres].
2.3. De woning staat sinds september 2009 te koop. [gedaagde] woont samen met zijn huidige partner en haar kind in de voormalige echtelijke woning. [eiseres] woont samen met de minderjarige zoon van partijen bij haar ouders. De financiële situatie van beide partijen is niet rooskleurig te noemen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert na vermindering van eis samengevat - veroordeling van [gedaagde] om met ingang van januari 2009 maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van
€ 300,00 aan [eiseres] te voldoen en te blijven voldoen totdat de woning is verkocht en geleverd, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eiseres] ter zitting haar vorderingen zoals in de dagvaarding omschreven onder de punten I., II. en III., heeft ingetrokken, zodat bespreking hiervan achterwege kan blijven.
4.2. De voorzieningenrechter begrijpt de resterende vordering van [eiseres] aldus dat thans ter beoordeling van de voorzieningenrechter enkel nog voorligt de vraag of [eiseres] een door [gedaagde] te betalen vergoeding voor het uitsluitend gebruik van de woning toekomt met ingang van 1 januari 2009.
4.3. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar (resterende) vordering. Gelet op de door haar onbetwist gestelde financiële situatie kan van haar niet worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwacht.
4.4. Gelet op HR 22 december 2000, NJ 2001, 59 kan door [eiseres] jegens [gedaagde] aanspraak worden gemaakt op een gebruiksvergoeding. Artikel 3:169 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. Daarbij dienen de redelijkheid en billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten beheersen tot maatstaf (artikel 3:166 lid 3 BW).
4.5. De voorzieningenrechter ziet in de door [eiseres] aangevoerde feiten en omstandigheden aanleiding om het vaststellen van een gebruiksvergoeding toe te wijzen. Hij overweegt daartoe dat [gedaagde] de onverdeelde woning onder zich heeft waarvan hij exclusief gebruik maakt. De voorzieningenrechter acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid die partijen als voormalig echtgenoten/geregistreerd partners jegens elkaar in acht dienen te nemen, om [eiseres] geen vergoeding toe te kennen, en aldus geen rendement te doen genieten van haar aandeel in de woning. Daar komt nog eens bij dat [eiseres], zoals zij onbetwist heeft gesteld, door het gelegde loonbeslag maandelijks een bedrag van € 300,00 aan hypothecaire lasten voldoet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is
het feit dat langdurig is gepoogd om de woning ten spoedigste te verkopen en dit tot op heden niet is gelukt, geen relevante omstandigheid die ertoe zou moeten leiden dat de toekenning van een gebruiksvergoeding achterwege blijft. Bijzondere omstandigheden die daartoe wél aanleiding zouden kunnen geven zijn de voorzieningenrechter niet gebleken.
4.6. De voorzieningenrechter acht, mede gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] als zodanig geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de door [eiseres] gevorderde gebruiksvergoeding, de door [eiseres] gevorderde vergoeding van € 300,00 per maand redelijk. De vergoeding zal worden toegewezen met ingang van de dag van de dagvaarding, zijnde 18 februari 2011, tot het moment dat de woning - al dan niet aan een derde - is verkocht en geleverd. Van enig spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] om de gevraagde vergoeding met ingang van 1 januari 2009 toe te wijzen, is niet gebleken. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen in de vorm zoals hierna omschreven.
4.7. Omdat partijen voormalig echtelieden/geregistreerd partners zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt [gedaagde] om met ingang van 18 februari 2011 maandelijks bij vooruitbetaling aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) door bijschrijving van dat bedrag op haar bankrekening met nummer […..] te [plaats] totdat de woning aan de [adres] en [plaats] is verkocht en geleverd;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen
kosten draagt;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
13 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.?