ECLI:NL:RBALM:2011:BQ4003

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/770070-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Stoové
  • mr. Teekman
  • mr. Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeluk door onvoorzichtig rijgedrag van beroepschauffeur

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 10 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk. De verdachte, een 53-jarige vrouw, reed met een touringcar over de Beatrixstraat in Oldenzaal en sloeg rechtsaf bij de kruising met de Watertorenstraat en de Prins Hendrikstraat. Tijdens deze manoeuvre heeft zij een fietsster aangereden, die als gevolg van het ongeval is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank overwoog dat het ongeval plaatsvond op een heldere dag en dat er geen zichtbelemmerende factoren waren. De verdachte was goed bekend met de omgeving en had de verkeerslichten correct waargenomen. Ondanks dat de spiegels van de bus goed waren afgesteld, heeft de verdachte de fietsster niet opgemerkt. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten en was emotioneel geraakt door het ongeval.

De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op van 80 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als taxichauffeur, afhankelijk was van haar rijbewijs en dat dit belang zwaarder woog dan het belang van de samenleving bij een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 770070-10.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 10 mei 2011.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te[plaats], op [datum] 1958,
wonende te[adres],
terechtstaande ter zake dat:
zij op of omstreeks 21 september 2010, in de gemeente Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Beatrixstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met die door haar bestuurde autobus over die Beatrixstraat gereden en/of op/ter hoogte van de kruising of splitsing met de Prins Hendrikstraat (kennelijk) ter uitvoering van haar voornemen om -gezien haar rijrichting- rechtsaf de Prins Hendrikstraat in/op te rijden en daarbij niet of in ovoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of niet en/of in onvoldoende mate in haar spiegels heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of (vervolgens) die Prins Hendrikstraat is gaan oprijden en/of is opgereden en/of heeft zij, verdachte, (daarbij) een vrouw op/met een fiets, welke zich op de -gezien verdachtes rijrichting- rechts naast de rijbaan van de Beatrixstraat gelegen fietsstrook, althans op/ter hoogte van/in de (directe) nabijheid van de kruising van de Beatrixstraat met de Prins Hendrikstraat, bevond, niet (tijdig) gezien en/of vervolgens met de achterzijde en/of zijkant van dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen die vrouw en/of die fiets is aangereden of gebotst en/of vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig over die vrouw en/of haar fiets is gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 21 september 2010, in de gemeente Oldenzaal, als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, de Beatrixstraat, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met die door haar bestuurde autobus over die Beatrixstraat gereden en/of gekomen op/ter hoogte van de kruising of splitsing met de Prins Hendrikstraat (kennelijk) ter uitvoering van haar voornemen om -gezien haar rijrichting- rechtsaf de Prins Hendrikstraat in/op te rijden en daarbij niet of in ovoldoende mate naar achteren heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of niet en/of in onvoldoende mate in haar spiegels heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of (vervolgens) die Prins Hendrikstraat is gaan oprijden en/of is opgereden en/of heeft zij, verdachte, (daarbij) een vrouw op/met een fiets, welke zich op de -gezien verdachtes rijrichting- rechts naast de rijbaan van de Beatrixstraat gelegen fietsstrook, althans op/ter hoogte van/in de (directe) nabijheid van de kruising van de Beatrixstraat met de Prins Hendrikstraat, bevond, niet (tijdig) gezien en/of vervolgens met de achterzijde en/of zijkant van dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen die vrouw en/of die fiets is aangereden of gebotst en/of vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig over die vrouw en/of haar fiets is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 21 september 2010, in de gemeente Oldenzaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Beatrixstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met de door haar bestuurde autobus over die Beatrixstraat gereden en ter hoogte van de kruising met de Prins Hendrikstraat ter uitvoering van haar voornemen om -gezien haar rijrichting- rechtsaf de Prins Hendrikstraat in te rijden en daarbij niet naar achteren heeft gekeken of in onvoldoende mate in haar spiegels heeft gekeken en/of is blijven kijken en vervolgens die Prins Hendrikstraat is opgereden en heeft zij, verdachte, daarbij een vrouw op een fiets, welke zich op de -gezien verdachtes rijrichting- rechts naast de rijbaan van de Beatrixstraat gelegen fietsstrook, bevond, niet gezien en is zij vervolgens met de zijkant van dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen die vrouw en die fiets aangereden en vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig over die vrouw en haar fiets gereden, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood",
strafbaar gesteld bij artikel 175 van die wet.
De rechtbank heeft daarbij het navolgende overwogen.
Verdachte reed als beroepschauffeur met een (touringcar)bus over de Beatrixstraat in de gemeente Oldenzaal. Zij naderde de kruising van die weg met de Watertorenstraat en de Prins Hendrikstraat, waar zij rechtaf sloeg en een dodelijk ongeval met een fietster veroorzaakte. Het ongeval vond plaats op klaarlichte dag en van enige mogelijke zicht belemmerende factor is niet gebleken. Ook de spiegels van de bus waren goed afgesteld, zodat het zicht in die spiegels voldoende was.
Verdachte is ter plaatse goed bekend en weet dat er aan beide zijden van de Beatrixstraat een fietssuggestiestrook aanwezig is.
Verdachte is de bij die kruising inwerking zijnde verkeerslichten langzaam genaderd en vervolgens gestopt. Verdachte had richting aangegeven om rechts af, de Prins Hendrikstraat, in te rijden. Nadat het voor haar geldende verkeerslicht op groen sprong, is zij langzaam met haar bus opgetrokken en heeft zij de bocht ruim in moeten zetten door de aanwezigheid van een voor het rode verkeerslicht op de Prins Hendrikstraat wachtende auto.
Verdachte heeft, zo heeft zij verklaard, op geen enkel moment, rechtstreeks dan wel via haar spiegels, de fietsster gezien.
Zowel uit het dossier als uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat de spiegels van de bus een zodanig volledig beeld geven voor de bestuurder van de bus, dat deze een eventuele fietser kan zien, waar die zich ook naast de bus bevindt.
Een groot voertuig als een (touringcar)bus, vormt door zijn massa een extra gevaar voor andere verkeersdeelnemers en in het bijzonder voetgangers en fietsers. Door zijn lengte biedt deze ook minder ontsnappingsmogelijkheden, wat met zich meebrengt dat daarmee extra voorzichtig moet worden gemanoeuvreerd.
Verdachte, die rechtsaf wilde afslaan terwijl er weinig ruimte was, vanwege de auto die voor haar van rechts komend voor een verkeerslicht stond te wachten, moest een ruime bocht maken. Daartoe moest eerst nog een stukje rechtdoor gereden worden, voordat strak naar rechts de bocht kon worden ingezet. Verdachte had zich bewust moeten zijn van het feit dat dergelijke manoeuvres niet door alle verkeersdeelnemers worden voorzien, en ook niet behoeven te worden voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte het latere slachtoffer geruime tijd had kunnen zien door haar gedrag aan te passen, namelijk door op de juiste plaats snelheid te verminderen of stil te staan en voldoende tijd te nemen om goed in alle spiegels te kijken. Door dit alles niet te doen is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. In weerwil van wat verdachte zelf zegt over haar gebruik van de spiegels, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich onvoldoende heeft vergewist van de aan- of afwezigheid van fietser(s) op de fietssuggestiestrook naast haar.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een haar strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Voor een feit als hier bewezen verklaard zijn door het landelijk overleg van de voorzitters van strafkamers oriëntatiepunten ontwikkeld voor de straftoemeting. Wanneer er sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout -zijnde de minst zware vorm van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994- waarbij een slachtoffer is gedood, geldt als richtlijn een gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.
Daarnaast moet de rechtbank rekening houden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Door onvoorzichtigheid en onoplettendheid van verdachte is [slachtoffer] overleden.
De fout van verdachte is daarmee niet alleen catastrofaal geweest voor het slachtoffer, maar er mag van worden uitgegaan dat het ook diepe wonden heeft geslagen in het leven van haar nabestaanden.
In het voordeel van verdachte geldt dat zij, thans 53 jaar oud, nog nimmer met justitie in aanraking is geweest.
Voorts staat vast dat het feit ook verdachte zeer heeft aangegrepen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij heel graag in contact wilde komen met de nabestaanden van het slachtoffer, maar dat dit contact op uitdrukkelijke wens van die nabestaanden niet heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming niet geïndiceerd is. De rechtbank zal de eis met betrekking tot de hoofdstraf geheel volgen.
Verdachte is een alleenstaande vrouw die voor de uitoefening van haar werkzaamheden als taxichauffeur afhankelijk is van haar rijbewijs.
De rechtbank zal daarom het belang van verdachte om met behoud van haar rijbewijs haar werk te kunnen behouden zwaarder laten wegen dan het belang van de samenleving bij oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid
De rechtbank zal de officier van justitie ook geheel volgen in zijn eis wat betreft de ontzegging van de rijbevoegdheid.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot:
een taakstraf, te weten de werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 80 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van negen (9) maanden.
Beveelt dat de bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Teekman en mr. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 mei 2011.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.