ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2559

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10 / 89 WW44 BN1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van een omgevingsvergunning voor een overkapping in strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 20 april 2011 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een omgevingsvergunning die was verleend voor het bouwen van een overkapping op een perceel in de gemeente Hellendoorn. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, stelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan. Het bestreden besluit was genomen op 1 december 2009, en de rechtbank moest beoordelen of eiseres nog belang had bij de beoordeling van dit besluit, nu de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 in werking was getreden.

De rechtbank overwoog dat ingevolge de Wabo een omgevingsvergunning vereist is voor het bouwen van een bouwwerk, maar dat er uitzonderingen zijn voor bepaalde activiteiten die vergunningvrij zijn. De rechtbank stelde vast dat de overkapping voldeed aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, omdat deze niet hoger was dan 5 meter en niet in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de oppervlakte van de bestaande bijgebouwen en de overkapping samen niet meer dan de toegestane maximale oppervlakte van 75 m² overschreed, waardoor de vergunning niet nodig was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat zij door het instellen van beroep niet in een gunstiger positie kon geraken. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang meer was, aangezien de overkapping zonder vergunning kon worden gerealiseerd. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A. van Hoof, in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. Lever als griffier, en tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 89 WW44 BN1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigden: [naam gemachtigden], wonende te [woonplaats gemachtigden],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn,
verweerder.
derde-belanghebbende:
[vergunninghouder], wonende te [woonplaats], vergunninghouder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 1 december 2009, verzonden 10 december 2009.
2. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2009 heeft verweerder aan vergunninghouder vrijstelling ex artikel 19, derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een overkapping op het perceel [adres] te [plaats].
Bij besluit van 1 december 2009, verzonden 10 december 2009 (het bestreden besluit), heeft verweerder de hiertegen door eiseres ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij fax van 19 januari 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 12 april 2011, waar eiseres en haar gemachtigden, met bericht vooraf, niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door G.H. Toonk, werkzaam bij de gemeente Hellendoorn. Voorts is vergunninghouder in persoon verschenen.
3. Overwegingen
Ambtshalve overwegingen van de rechtbank
Alvorens toe te kunnen komen aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak ziet de rechtbank zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiseres nog belang heeft bij beoordeling van de rechtmatigheid van het door haar bestreden besluit.
In dit verband is van belang dat hangende het beroep, op 1 oktober 2010, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking is getreden. Deze wet voorziet in de samenvoeging van in verschillende wettelijke regelingen neergelegde stelsels van vergunningen en toestemmingen, waaronder het in de Woningwet neergelegde verbod tot bouwen zonder bouwvergunning. Hiervoor in de plaats is in de Wabo het verbod opgenomen tot het verrichten van daarin beschreven activiteiten zonder omgevingsvergunning.
Indien het bouwplan onder vigeur van de Wabo omgevingsvergunningvrij is, is het processuele belang van eiseres hangende beroep vervallen. De reden daarvoor is dat eiseres alsdan door het instellen van beroep niet in een gunstiger positie kan geraken. Het bouwplan kan in die situatie immers, ongeacht de uitspraak van de rechtbank, zonder (omgevings)vergunning worden gerealiseerd.
Ten aanzien van de vraag of voor het bouwplan een omgevingsvergunning is vereist, overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (..),
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, (..),
d. t/m i. (..),
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
De hier bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat ook op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van het Bor is in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 3 in samenhang met artikel 5 van bijlage II van het Bor.
In artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet niet is vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits niet hoger dan 5 m.
De rechtbank stelt vast dat het beoogde overkapping voldoet aan het bepaalde in artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II van het Bor. Voorts wordt de overkapping –anders dan eiseres betoogt – niet gebouwd bij een illegaal bouwwerk. Nu de overkapping ook overigens voldoet aan het bepaalde in artikel 5 van bijlage II van het Bor, is voor het bouwen van de overkapping geen omgevingsvergunning nodig als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo (a-vergunning).
Vraag is vervolgens of een omgevingsvergunning nodig is als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wabo (c-vergunning). Dit is het geval indien het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Hellendoorn Dorp” rust op het onderhavige perceel de bestemming “Woondoeleinden”.
In artikel 3, lid 2, onder a, van het bestemmingsplan is ten aanzien van het oprichten van bijgebouwen een aantal bouwvoorschriften gegeven. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze bouwvoorschriften is voldaan, behoudens het voorschrift dat – kort weergegeven – bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning niet meer bedraagt dan 75 m². Van dit bouwvoorschrift heeft verweerder vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, lid 3, van de WRO.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of is voldaan aan de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan, in beginsel alle op het perceel aanwezige bebouwing dient te worden betrokken. Dit geldt ook voor de bebouwing waarvoor geen
a-vergunning is benodigd. Immers, zou dit anders zijn, dan kan het achtererfgebied stapsgewijs volledig worden bebouwd met bij het hoofdgebouw behorende bebouwing tot een hoogte van 5 meter, nu de bestaande a-vergunningvrije bebouwing bij de toets aan het bestemmingsplan telkens buiten beschouwing blijft. Een in het bestemmingsplan neergelegd maximum oppervlakte kan daarmee worden omzeild.
Dit uitgangspunt geldt echter niet als het gaat om bouwactiviteiten die hoe dan ook vergunningvrij zijn, dit wil zeggen activiteiten die ook zonder omgevingsvergunning kunnen worden gebouwd indien het bouwen strijdig is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Deze categorie activiteiten, waarvoor a-vergunning noch c-vergunning is benodigd, is weergegeven in artikel 2 van bijlage II Bor.
Op het perceel van vergunninghouder zijn meerdere bijgebouwen aanwezig. Naast de woning is een garage/carport gebouwd en achter de woning een afdak, met een totaal oppervlak van 58,05 m2 (inclusief het dakoverstek van 7 m2). Verder is aanwezig een achterwaartse uitbouw van de woning met een oppervlak van 5,05 m2 en een zijwaartse uitbouw met een oppervlak van 4,39 m2 (inclusief uitwendige hoek). De thans vergunde overkapping heeft een oppervlak van 16,94 m2. Dit brengt mee dat – ook indien het dakoverstek buiten beschouwing wordt gelaten – het bebouwd oppervlak aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen meer bedraagt dan de voorgeschreven maximale 75 m2.
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 2, lid 3 van bijlage II bij het Bor, dient te worden vastgesteld dat zowel de achterwaartse als de zijwaartse uitbouw van de woning, inclusief de opvulling van de daartussen gelegen uitwendige hoek, voldoet aan de in dit artikel gegeven criteria. Voor deze uitbouwen is dan ook in het geheel geen omgevingsvergunning nodig. Dit betekent dat de oppervlakte van deze uitbouwen bij de beoordeling of wordt voldaan aan de bouwvoorschriften in het bestemmingsplan buiten beschouwing dient te worden gelaten.
Voorgaande constatering is niet zonder belang. Het weglaten van de oppervlakte van de uitbouwen brengt mee dat met het oprichten van de overkapping wordt gebleven binnen de ingevolge het bestemmingsplan geldende maximale oppervlakte van 75 m2. Daarmee past het bouwplan binnen het vigerende bestemmingsplan en is voor uitvoering ervan in het geheel geen omgevingsvergunning (meer) vereist. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat het beoogd gebruik in strijd is het bestemmingsplan. Blijkens de aanvraag wordt de overkapping gebruikt voor de opslag van tuinmeubelen, hetgeen past in de geldende woonbestemming.
In het licht van het voorgaande moet worden geoordeeld dat eiseres door het instellen van het onderhavige beroep niet (meer) in een gunstigere positie kan geraken, zodat in dit opzicht enig procesbelang ontbreekt. Het beroep wordt om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding een der partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gegeven door mr. S.A. van Hoof, in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. Lever als griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 20 APRIL 2011.
Afschrift verzonden op
AB