RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710913-10
datum vonnis: 22 april 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[VERDACHTE],
geboren [1985],
wonende in [WOONPLAATS],
nu verblijvende in P.I. Noord, De Grittenborgh, in Hoogeveen.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 april 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door geweld of dreiging met geweld en voorzien van een mes, [SLACHTOFFER] in haar woning heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, een pinpas en de bijbehorende pincode, dan wel dat verdachte met geweld of dreiging met geweld en voorzien van een mes, uit de woning van [SLACHTOFFER] een geldbedrag, een pinpas en een bijbehorende pincode heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in de nacht van 28 op 29 december 2010 (omstreeks 02.05 uur) in de
gemeente Hengelo (O), in een woning aan de [STRAAT]
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [SLACHTOFFER]
(leeftijd 86 jr) heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) euro 900,--
en/of een pinpas en/of een (bijbehorende) pincode, en/althans/in elk geval van
enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [SLACHTOFFER], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
(in die woning):
* een (hak)mes uit verdachtes jaszak heeft gepakt en/of (vervolgens) -in de
(onmiddellijke) nabijheid van die [SLACHTOFFER]- dat mes in verdachte(s)
hand(en) heeft gehouden en/of die [SLACHTOFFER] dat mes heeft getoond/laten
zien en/of dat mes op een tafel heeft gelegd, en/of
* die [SLACHTOFFER] meermalen, althans eenmaal, met kracht in het gezicht en/of
tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
* (vervolgens/daarbij) die [SLACHTOFFER] om geld en/of de pinpas en/of de
pincode heeft gevraagd;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in de nacht van 28 op 29 december 2010 (omstreeks 02.05 uur) in de
gemeente Hengelo (O), in een woning aan de [STRAAT]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer)
euro 900,-- en/of een pinpas en/of de (bijbehorende) pincode, en/althans/in
elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan een vrouw,
genaamd [SLACHTOFFER] (leeftijd 86 jaar), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [SLACHTOFFER],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
(in die woning):
* een (hak)mes uit verdachtes jaszak heeft gepakt en/of (vervolgens) -in de
(onmiddellijke) nabijheid van die [SLACHTOFFER]- dat mes in verdachte(s)
hand(en) heeft gehouden en/of die [SLACHTOFFER] dat mes heeft getoond/laten
zien en/of dat mes op een tafel heeft gelegd, en/of
* die [SLACHTOFFER] meermalen, althans eenmaal, met kracht in het gezicht en/of
tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
* (vervolgens/daarbij) die [SLACHTOFFER] om geld en/of de pinpas en/of de
pincode heeft gevraagd.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest en met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.996,50 en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
5.1 De dreiging met het mes
De rechtbank heeft geconstateerd dat discrepanties bestaan tussen de verklaring van verdachte en de verklaring van [SLACHTOFFER] over de volgorde van de gebeurtenissen. Volgens verdachte is hij op een gegeven moment naar de gang gelopen en heeft daar een mes uit zijn jaszak gepakt. Verdachte zegt met het mes te hebben gedreigd, waarna [SLACHTOFFER] het geldbedrag en de pinpas met pincode heeft afgegeven. In haar aangifte heeft [SLACHTOFFER] echter verklaard dat de dreiging met het mes pas plaatsvond nadat zij het geldbedrag en de pinpas met pincode al aan verdachte had afgegeven.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte, naar eigen zeggen, op de betreffende avond behoorlijk onder invloed was van alcohol en zich niet alle gebeurtenissen van die avond kan herinneren. [SLACHTOFFER] heeft daarentegen een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd over de gebeurtenissen op die betreffende avond. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [SLACHTOFFER] en gaat bij de bepaling van de volgorde van gebeurtenissen derhalve uit van haar verklaring.
Op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet is de rechtbank van oordeel dat de dreiging met het mes wel heeft plaatsgevonden, doch dat niet kan worden bewezen dat deze handeling deel heeft uitgemaakt van het geweld dat [SLACHTOFFER] dwong tot afgifte van voornoemde goederen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 28 op 29 december 2010) in de gemeente Hengelo (O), in een woning aan de [STRAAT] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld een vrouw, genaamd [SLACHTOFFER] (leeftijd 86 jr) heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer euro 900,-- en een pinpas en een pincode, toebehorende aan die [SLACHTOFFER], welk geweld hierin bestond dat verdachte in die woning:
* die [SLACHTOFFER] meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen en
* vervolgens/daarbij die [SLACHTOFFER] om geld en de pinpas en de pincode heeft gevraagd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
7. De strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 4 april 2011 een rapport uitgebracht door klinisch psycholoog- psychotherapeut drs. J.H.A.M. Kobussen. De rechtbank neemt de conclusie uit dat rapport over, onder meer inhoudende dat verdachte op het moment van het plegen van het feit verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. Verdachte heeft een bejaarde vrouw, te weten verdachtes eigen grootmoeder, in haar woning gedwongen om een geldbedrag, een pinpas en een pincode af te geven. De rechtbank betitelt de intentie van verdachte om met het plegen van dit feit financieel voordeel te verkrijgen als bijzonder kwalijk. Verdachte heeft door zijn handelwijze zijn grootmoeder angst en financiële schade bezorgd. Bovendien heeft verdachte ernstig misbruik gemaakt van het in hem gestelde familiaire vertrouwen. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke en financiële schade die hierdoor is ontstaan in de strafmaat tot uitdrukking moet komen.
Voor het feit als hier bewezen is verklaard, zijn geen oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit.
In uitspraken van deze rechtbank in zaken waarin sprake was van een gewelddadige overval in een woning waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen zijn onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd van drie jaren. Dit neemt de rechtbank in deze zaak als uitgangspunt. In het nadeel van verdachte wordt hem aangerekend dat hij ruim tevoren welbewust zijn eigen grootmoeder als slachtoffer heeft uitgekozen om haar te beroven. Ondanks de hem in het verleden betoonde vriendelijkheden, ondanks de op het late uur betoonde gastvrijheid, en ondanks haar pogingen hem van het slechte plan af te brengen, heeft hij zijn vooropgezet plan om haar geld afhandig te maken uiteindelijk ten uitvoer gebracht, waarbij hij het gebruik van grof fysiek geweld ondanks haar gevorderde leeftijd niet heeft achterwege gelaten. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte in het verleden al eerder wegens het plegen van een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Verdachte pleegt ondanks de in deze veroordeling liggende waarschuwing opnieuw een geweldsmisdrijf en lijkt daarmee het kwalijke van zijn handelen niet in te zien.
Verder is over de verdachte een psychologisch rapport uitgebracht. Ook heeft de Reclassering Nederland een voorlichtingsrapport over verdachte gemaakt. In de rapporten is onder meer geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Voorts is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en alcoholmisbruik. Verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Dit werkt strafverminderend.
Gelet op het bovenstaande, komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van
24 maanden voor verdachte passend is. Rekening houdend met de jonge leeftijd van verdachte en om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen.
Gezien de hierboven genoemde rapporten over verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf een bijzondere voorwaarde moet worden gekoppeld. De rechtbank acht het van belang dat verdachte begeleiding krijgt voor het verwerken van zijn verleden. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich moet houden aan de door de reclassering gestelde voorschriften en aanwijzingen, ook als die inhouden het volgen van een behandeling voor zijn psychische problemen en/of het volgen van een COVA training.
9. De schade van benadeelden
[BENADEELDE], wonende te [WOONPLAATS] aan de [ADRES], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.996,50 (tweeduizend negenhonderdenzesennegentig euro en vijftig eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
• € 1.721,50 materiële schade (twee gehoorapparaten);
• € 275,- niet teruggekregen afgedwongen/gestolen geld;
• € 1.000,- immateriële schadevergoeding (smartengeld).
•
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde vordering geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich met betrekking tot voornoemde vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.996,50. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.1 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primaire feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als die inhouden het volgen van een behandeling voor zijn psychische problemen en/of het volgen van een COVA training;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [BENADEELDE] van een bedrag van € 2.996,50;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.996,50 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 39 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. H. Stam en mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2011.
Mr. Visser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.