ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2109
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van conservatoir beslag en recht van reclame in kort geding
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.A. van Dijk, een vordering ingesteld tot opheffing van een conservatoir beslag dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.J. Leijssen, had gelegd op bouwmaterialen. De zaak betreft een koopovereenkomst tussen gedaagde en JTE B.V. voor de levering van bouwmaterialen, waarbij gedaagde het recht van reclame inroept. Eiser stelt dat hij door betaling aan JTE eigenaar is geworden van de materialen en dat het beslag onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft op 20 april 2011 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij de vraag centraal stond of eiser te goeder trouw was en of het beslag rechtmatig was.
De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de bouwmaterialen heeft betaald en dat hij te goeder trouw was. De rechter overweegt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat eiser niet te goeder trouw was en dat het beroep op derdenbescherming slaagt. De voorzieningenrechter concludeert dat het beslag dat gedaagde heeft gelegd onrechtmatig is en gelast gedaagde om het beslag op te heffen en de materialen terug te leveren aan eiser.
De rechter heeft ook bepaald dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure moet vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de rechter de belangen van beide partijen heeft afgewogen en heeft besloten dat de vordering van eiser gegrond is.