ECLI:NL:RBALM:2011:BQ1784

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119425 / KG ZA 11-68
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over onkostenvergoeding tijdens ziekte van werknemer

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Almelo, ging het om een executiegeschil tussen de besloten vennootschap Nederlands Incasso- en Informatiecentrum B.V. (hierna: Nedic) en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Nedic had de werknemer op 17 november 2010 op staande voet ontslagen en vorderde in kort geding dat de werknemer zou worden verboden om een eerder door de kantonrechter uitgesproken vonnis ten uitvoer te leggen, waarin Nedic was veroordeeld tot betaling van een netto onkostenvergoeding van € 1.000,-- per maand. De werknemer was sinds 17 november 2010 arbeidsongeschikt en Nedic stelde dat de onkostenvergoeding enkel betrekking had op werkelijk gemaakte kosten, die tijdens ziekte niet gemaakt konden worden.

De zaak werd behandeld op 6 april 2011, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aan hem was om de kracht van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter te ontkennen. Nedic had aangevoerd dat het vonnis berustte op een juridische en feitelijke misslag, maar de voorzieningenrechter verwierp deze stelling. Hij oordeelde dat de kantonrechter voldoende rekening had gehouden met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en dat de onkostenvergoeding niet uitsluitend betrekking had op de werkelijk gemaakte reiskosten.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de executie van het vonnis door de werknemer geen misbruik van de executiebevoegdheid opleverde. De primaire en subsidiaire vorderingen van Nedic werden afgewezen, en Nedic werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van werknemers, zelfs in situaties van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 119425 / KG ZA 11-68
datum vonnis: 13 april 2011 (yc)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap
Nederlands Incasso- en Informatiecentrum B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
verder te noemen Nedic,
advocaat: mr. B.J. van Beek te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] in [land],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. A.J.C. van Gurp te Hengelo.
1. Het procesverloop
Nedic heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Bij faxbrief van 5 april 2011 heeft [gedaagde] een tweetal producties in het geding gebracht. Nedic heeft bij faxbrief van
5 april 2011 een viertal producties in het geding gebracht. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 april 2011. Ter zitting zijn verschenen:[X], bedrijfsjurist van Nedic, vergezeld door mr. Van Beek en [gedaagde] vergezeld door mr. Van Gurp. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1 Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de hierna opgesomde feiten. Deze worden voorshands als vaststaand beschouwd, omdat zij door één van de partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend, dan wel niet of onvoldoende zijn bestreden.
2.2 [gedaagde] is met ingang van 1 augustus 2001 in dienst getreden bij Nedic in de functie van buitendienstmedewerker. Uit hoofde van zijn functie heeft [gedaagde] debiteuren bezocht.
2.3 Vanaf 2006 heeft [gedaagde] voor het afleggen van debiteurenbezoeken een privé auto gebruikt. [gedaagde] heeft van Nedic een tankpas gekregen om daar gebruik van te maken bij het tanken, niet alleen voor de zakelijke kilometers, maar ook voor de privé kilometers.
2.4 [gedaagde] is vanaf 17 november 2010 arbeidsongeschikt.
2.5 Nedic heeft [gedaagde] op 17 november 2010 op staande voet ontslagen.
2.6 In een procedure tussen [gedaagde] en Nedic heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede (hierna te noemen: de kantonrechter) bij vonnis van 13 januari 2011 Nedic onder meer veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen het netto-equivalent van een bruto bedrag van € 2.089,95, te vermeerderen met emolumenten, waaronder de netto kostenvergoeding, voor iedere maand vanaf 17 november 2010 tot de dag waarop er rechtsgeldig een einde aan het dienstverband zal zijn gekomen, telkens te voldoen uiterlijk direct na afloop van de maand waarop de salarisbetaling betrekking heeft, telkens onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto-nettospecificatie. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.7 [gedaagde] heeft op 14 maart 2011 de grosse van het vonnis van de kantonrechter van
13 januari 2011 aan Nedic laten betekenen met aanzegging om binnen twee dagen na betekening van de grosse over te gaan tot betaling van de netto onkostenvergoeding over
februari 2011van € 1.000,--, bij gebreke waarvan de executoriale titel ten uitvoer zal worden gelegd.
2.8 Nedic heeft in deze procedure – kort weergegeven – gevorderd om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair [gedaagde] te verbieden de bij kort geding vonnis van 13 januari 2011 (hierna te noemen: het vonnis) tegen Nedic uitgesproken veroordeling inzake de netto onkostenvergoeding ten uitvoer te leggen, totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan die kracht van gewijsde heeft gekregen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- subsidiair te bepalen dat het Nedic is toegestaan vanaf 1 februari 2011 het door haar te betalen maandelijkse voorschot op de kilometervergoeding, te begroten op € 1.000,-- per maand, te storten op de rekening derdengelden van haar advocaat, dan wel van de advocaat van [gedaagde] ter verrekening met de werkelijk door [gedaagde] gemaakte kilometerkosten;
- dit vonnis te waarmerken als Europees Executoriale Titel;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
Nedic heeft ter zitting zijn aanvankelijke vordering ten aanzien van de provisie ingetrokken.
2.9 [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen van Nedic en heeft geconcludeerd tot afwijzing van zowel de primaire als de subsidiaire vordering van Nedic, met veroordeling van Nedic in de kosten van het geding.
3. De beoordeling
3.1 [gedaagde] heeft het spoedeisend belang van Nedic bij de onderhavige vordering niet betwist. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang gelet op de aard van de vordering ook reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal derhalve overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
3.2 Ten aanzien van de stelling van Nedic dat het vonnis van de kantonrechter met betrekking tot de overwegingen die hebben geleid tot toewijzing van de onkostenvergoeding berust op een juridische en feitelijke misslag, zodat de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden gestaakt, dient allereerst het volgende voorop te worden gesteld. Het is niet aan de voorzieningenrechter om aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. De voorzieningenrechter kan in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.3 Nedic heeft voor zijn standpunt dat het vonnis van de kantonrechter berust op een juridische en feitelijke misslag het volgende gesteld. Volgens Nedic zijn partijen schriftelijk overeengekomen dat [gedaagde] als onkostenvergoeding voor het gebruik van zijn privé auto als voorschot maandelijks een bedrag van € 1.000,-- netto ontvangt op de kilometerafrekening, waarop periodiek een afrekening volgt. Nedic heeft aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat dit de vergoeding betreft voor de werkelijk gemaakte reiskosten. Volgens Nedic heeft [gedaagde] dan ook geen recht op deze onkostenvergoeding tijdens ziekte, omdat hij deze kosten dan ook niet maakt. In het vonnis van de kantonrechter is de onkostenvergoeding echter toegewezen, terwijl [gedaagde] sinds 17 november 2010 geen werkzaamheden verricht. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geen, dan wel onvoldoende rekening gehouden met de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde], aldus Nedic. [gedaagde] heeft betwist dat het vonnis op een juridische en feitelijke misslag berust. [gedaagde] heeft gesteld dat de onkostenvergoeding van € 1.000,-- per maand een structurele looncomponent betreft. [gedaagde] heeft aangevoerd dat het bij dagvaarding als productie 3 overgelegde schriftelijk stuk omtrent de afspraken met betrekking tot de kilometervergoeding (hierna te noemen: het schriftelijk stuk) hem onbekend is en dat de handtekening die daarop geplaatst is niet van hem is. [gedaagde] heeft betwist dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] enkel recht heeft op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten en heeft gesteld dat hij dan ook tijdens ziekte recht heeft op de onkostenvergoeding. Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat hij het bedrag van € 1.000,-- netto in de maand ook nodig heeft voor zijn gezin met jonge kinderen en ook voor de kosten van zijn auto die gewoon doorlopen.
3.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Allereerst dient de stelling van Nedic dat de kantonrechter in zijn vonnis geen dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde], zodat het vonnis op een juridische en feitelijke misslag berust, te worden beoordeeld. [gedaagde] heeft deze stelling van Nedic betwist. Volgens [gedaagde] is zijn arbeidsongeschiktheid tijdens de mondelinge behandeling, in de dagvaarding en in het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitvoerig uitgediept en is door de kantonrechter hiermee rekening gehouden. Gelet op deze betwisting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken dat de kantonrechter in zijn vonnis geen, dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde]. Bovendien blijkt ook niet uit de overwegingen van het vonnis dan wel uit het dictum, dat de uitspraak van de kantonrechter op de situatie ziet dat [gedaagde] na het vonnis zijn werkzaamheden zal hervatten. Het standpunt van Nedic wordt dan ook verworpen.
3.5 Vervolgens dient beoordeeld te worden of het vonnis van de kantonrechter op een juridische en/of feitelijke misslag berust doordat de onkostenvergoeding is toegewezen voor een periode waarin [gedaagde] wegens ziekte geen werkzaamheden verricht. De stelling van Nedic dat partijen, zoals volgens Nedic uit de schriftelijk overeenkomst blijkt, zijn overeengekomen dat de onkostenvergoeding enkel een vergoeding betreft voor de werkelijk gemaakte reiskosten, zodat tijdens ziekte geen recht op deze vergoeding bestaat, wordt verworpen. Nog daargelaten dat door [gedaagde] is betwist dat de handtekening op het schriftelijk stuk van hem afkomstig is, kan uit dit stuk niet worden afgeleid dat partijen hebben afgesproken dat de onkostenvergoeding enkel betrekking heeft op de werkelijk gemaakte reiskosten. De vraag die beantwoord moet worden om te kunnen beoordelen of tijdens ziekte het recht op onkostenvergoeding bestaat, is waarop de onkostenvergoeding betrekking heeft. Tussen partijen staat vast dat de betaalde onkostenvergoeding geen betrekking heeft op de brandstofkosten, nu [gedaagde] van Nedic een tankpas heeft gekregen. Nedic heeft gesteld dat de als voorschot betaalde onkostenvergoeding betrekking heeft op de vaste kosten en de afschrijving van de auto voor [gedaagde], welke afschrijving wordt beïnvloed door het aantal gemaakte kilometers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter lopen de vaste kosten van de auto tijdens de ziekte van [gedaagde] door. Ook loopt de afschrijving van de auto tijdens ziekte door, zij het dat de afschrijving dan minder snel gaat omdat er minder kilometers worden gemaakt. Er kan dan ook niet met zekerheid worden gezegd dat er geen recht bestaat op onkostenvergoeding tijdens ziekte. Voor dit oordeel is niet relevant of de onkostenvergoeding een voorschot betreft of een structurele looncomponent, zodat dit in het midden kan blijven. Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de overwegingen in het vonnis van de kantonrechter die hebben geleid tot het toewijzen van de onkostenvergoeding op een klaarblijkelijke juridische misslag berust. Voor het aannemen van een klaarblijkelijke juridische misslag ligt de lat immers onmiskenbaar hoog. Een klaarblijkelijke juridische misslag in een vonnis is een misslag ten aanzien van het recht, dat uit het vonnis blijkt en voor een ieder zo in het oog springt dat er in redelijkheid niet aan getwijfeld kan worden dat het een misslag betreft en dat is hier niet het geval. Ook kan niet worden gezegd dat het vonnis van de kantonrechter op een feitelijke misslag berust. Er kan immers alleen sprake zijn van een feitelijke misslag indien de feitelijke stellingen door de kantonrechter verkeerd zijn geïnterpreteerd, hetgeen niet het geval is. Dat de fiscus thans het verstrekte voorschot als loon zal zien en zal gaan bruteren en dat bij uitbetaling van de onkostenvergoeding tijdens ziekte van [gedaagde], het restitutierisico onaanvaardbaar hoog zal worden, leveren ook geen juridische en/of feitelijke misslag op van het vonnis van de kantonrechter. Niet gesteld of gebleken is waarom de eisen van de redelijkheid en billijkheid met zich mee zouden brengen dat de executie van het vonnis van de kantonrechter misbruik van de executiebevoegdheid oplevert. De stelling van Nedic daaromtrent wordt dan ook verworpen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat aan de zijde van Nedic een noodtoestand is/zal ontstaan, tengevolge van na het vonnis van de kantonrechter voorgevallen of aan het licht gekomen feiten.
3.6 Uit het voorgaande volgt dan ook dat de executie van het vonnis van de kantonrechter door [gedaagde] geen misbruik van de executiebevoegdheid oplevert. De conclusie is dan ook dat de primaire vordering van Nedic zal worden afgewezen. Ook de subsidiaire vordering van Nedic zal worden afgewezen, nu niet met zekerheid kan worden gezegd dat er geen recht bestaat op onkostenvergoeding tijdens ziekte.
3.7 Nedic zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt Nedic in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 258,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2011, in tegenwoordigheid van
mr. Y. Cenik, griffier.