ECLI:NL:RBALM:2011:BQ0331

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118071 / KG ZA 11-23
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot metselen muur ter bescherming van pand na brand en sloop

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een pand aan [adres] 4 te [plaats], gedaagden, voormalige eigenaren van het aangrenzende perceel aan [adres] 2, betrokken in een kort geding. Eiser vorderde dat gedaagden een muur zouden metselen tegen de zijmuur van zijn pand, ter bescherming tegen schade die was ontstaan na de brand en sloop van het pand op het aangrenzende perceel. Eiser stelde dat gedaagden hun verplichtingen uit eerdere afspraken niet waren nagekomen en dat de stalen beplating die gedaagden hadden aangebracht niet voldeed.

Tijdens de zittingen op 24 februari en 23 maart 2011 werd duidelijk dat gedaagden stelden geen eigenaren meer te zijn van het perceel aan [adres] 2. Eiser had eerder al een kort geding aangespannen in 2009, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor de vordering tot het metselen van de muur. Eiser had niet kunnen aantonen dat er tijdens het eerdere kort geding afspraken waren gemaakt over het metselen van een muur. De voorzieningenrechter concludeerde dat het eenzijdige inzicht van eiser over de noodzaak van de muur niet voldoende was om de vordering te rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 30 maart 2011 door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. De rechter benadrukte dat indien er een rechtsgrond zou zijn voor het metselen van de muur, dit ook afhankelijk zou zijn van de eigendom van de grond waar de muur op zou moeten komen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 118071 / KG ZA 11-23
datum vonnis: 30 maart 2011 (ck)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats] en [adres],
eiser,
advocaat: mr. E.D. Breuning ten Cate,
tegen
1. [gedaagde 1]
2. [gedaagde 2]
beide gevestigd te [plaats],
gedaagden,
Het procesverloop
Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 februari 2011 en ter terechtzitting van 23 maart 2011. Van hetgeen besproken is, zijn aantekeningen gemaakt.
Ter zitting van 24 februari 2011 zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mr. E.D. Breuning ten Cate, en [X] en [Y] namens gedaagden. Ter zitting van 23 maart 2011 zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mr. E.D. Breuning ten Cate. Gedaagden zijn ter zitting van 23 maart 2011 niet verschenen.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
2. In deze zaak staat het volgende vast. Eiser is eigenaar van het pand aan de
[adres] 4 te [plaats]. Gedaagden waren eigenaar van het aangrenzende perceel met adres [adres] 2. Het op het perceel aan de [adres] 2 staande pand, dat was aangebouwd tegen het pand van [eiser], is door brand teniet gegaan. Het pand aan de [adres] 2 is vervolgens gesloopt. Na de sloop is door gedaagden tegen de zijmuur van het pand van [eiser] een stalen beplating aangebracht. Op 25 november 2009, met voortgezette behandeling op 23 december 2009, heeft een kort geding plaatsgevonden met dezelfde partijen. Eiser had het kort geding aangespannen, omdat hij van oordeel was dat de stalen beplating niet goed aansloot op het pand van eiser. Tijdens de behandeling van het kort geding zijn er afspraken gemaakt tussen partijen over werkzaamheden die gedaagden aan het pand van eiser zouden verrichten. Eiser is van oordeel dat gedaagden deze werkzaamheden slechts gedeeltelijk hebben uitgevoerd, zodat eiser nog steeds nadeel en schade ondervindt. Volgens eiser kan zijn pand slechts optimaal worden beschermd, indien gedaagden een nieuwe muur tegen het pand van eiser bouwen. Gedaagden hebben niet gereageerd op sommaties van eiser om een adequate voorziening te treffen. Eiser heeft gedaagden dientengevolge opnieuw in een kort geding betrokken. Ter zitting van 24 februari 2011 hebben gedaagden gesteld geen eigenaren meer te zijn van het perceel aan de [adres] 2 te [plaats]. De behandeling is aangehouden met aanzegging van eiser om op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de eigendom van het perceel aan de [adres] 2. Voorts is eiser opgedragen, indien een voortgezette behandeling noodzakelijk is, gedaagden op te roepen. Bij brieven van 11 maart 2011 heeft eiser gedaagden opgeroepen voor de voortgezette behandeling op 23 maart 2011 om 13:30 uur.
3. Eiser vordert – zakelijk weergegeven - in het onderhavige kort geding:
- gedaagden te bevelen aan het pand van eiser een adequate voorziening te treffen ter bescherming van het pand, bestaande uit het opmetselen van een steensmuur langs de bestaande muur van het pand van eiser, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 50.000,--;
- gedaagden in de kosten van het geding te veroordelen.
Eiser heeft bij brief van 4 maart 2011 gemeld dat het perceel aan de [adres] 2 sinds
2 november 2010 eigendom is van [Z]. Eiser heeft [Z] schriftelijk verzocht in te stemmen met betreding van zijn perceel om een muur te kunnen metselen tegen de zijmuur van het pand van eiser. [Z] heeft, ook na rappel op 11 maart 2011, niet gereageerd op de brief van eiser.
Ter zitting van 23 maart 2011 heeft eiser desgevraagd verklaard dat tijdens het kort geding op 25 november 2009 en 23 december 2009 niet is afgesproken dat gedaagden een muur zouden metselen tegen de zijmuur van het pand van eiser. Volgens eiser is afgesproken dat gedaagden adequate voorzieningen zouden treffen om de zijmuur van het pand van eiser te ondersteunen. Eiser is inmiddels tot de conclusie gekomen dat een adequate voorziening uitsluitend kan bestaan uit het metselen van een muur tegen de zijmuur.
Eiser heeft erkend dat de grond waarop de muur moet worden gemetseld wellicht toebehoort aan [Z]
4. Gedaagden hebben ter zitting van 24 februari 2011 verklaard dat de afspraken, zoals die tijdens het kort geding van 25 november 2009 en 23 december 2009 zijn gemaakt, door hen zijn nagekomen.
5. Vastgesteld dient te worden of er een rechtsgrond is om gedaagden te veroordelen een muur te metselen tegen de zijmuur van het pand van eiser. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet is gebleken dat tijdens het kort geding op 25 november 2009 en 23 december 2009 is afgesproken dat gedaagden een muur tegen de zijmuur van het pand van eiser zouden metselen. Indien eiser heeft bedoeld nakoming van deze afspraak te vorderen, moet deze vordering dus worden afgewezen.
Voorts heeft eiser zich beroepen op een voortschrijdend inzicht dat uitsluitend het metselen van een muur een afdoende oplossing kan bieden voor de door eiser gestelde gebreken aan zijn pand, die zijn ontstaan door het afbranden en de sloop van het pand op het perceel aan de [adres] 2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijk eenzijdig inzicht niet tot toewijzing van de vordering van het metselen van de muur kan leiden. Nu eiser ook overigens geen rechtsgrond heeft genoemd op grond waarvan gedaagden een muur zouden moeten metselen, moet de vordering van eiser worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat indien er een rechtsgrond kan worden vastgesteld op basis waarvan gedaagden een muur zouden moeten metselen, nog moet worden vastgesteld op wiens grond die muur gemetseld moet worden. Indien het om grond van de nieuwe eigenaar van het perceel aan de [adres] 2 gaat, moet er sprake zijn van een rechtsgrond, bijvoorbeeld een overeenkomst van eiser met de nieuwe eigenaar, op grond waarvan de muur op zijn grond gemetseld mag worden.
6. De voorzieningenrechter zal de vorderingen afwijzen.
7. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op € 1.136,-- aan verschotten.
III. Verklaart dit vonnis voor wat betreft het onderdeel onder II uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.