ECLI:NL:RBALM:2011:BP8806

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118531 / KG ZA 11-42
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een overeenkomst tot levering van kogellagers in kort geding

In deze zaak, die op 17 maart 2011 door de Rechtbank Almelo werd behandeld, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M. Nijhoff, dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.E. Toffoletto, de door haar bestelde kogellagers zou leveren. De partijen waren op 16 december 2010 een overeenkomst aangegaan waarbij gedaagde zich had verplicht om binnen ongeveer 10 weken 200 kogellagers van het type 626 SQ502 aan eiseres te leveren voor een totaalbedrag van € 2.580,- exclusief BTW. Eiseres had deze kogellagers nodig voor een machine die zij voor haar Duitse klant [X] had gebouwd, met de afspraak dat de machine op 14 maart 2011 op transport zou gaan naar Duitsland.

Eiseres stelde dat gedaagde de kogellagers niet tijdig had geleverd, terwijl gedaagde aanvoerde dat de levertijd van +/- 10 weken slechts een indicatie was. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, aangezien de levering in week 13 van 2011, die door gedaagde was voorgesteld, niet binnen de overeengekomen marges viel. De rechter oordeelde dat de tekortkoming aan gedaagde kon worden toegerekend, ondanks haar afhankelijkheid van een toeleverancier.

De voorzieningenrechter gelastte gedaagde om de kogellagers uiterlijk in week 13 van 2011 aan eiseres te leveren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag tot een maximum van € 10.000,-. De vordering van eiseres tot betaling van een voorschot op schadevergoeding en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 118531 / KG ZA 11-42
Vonnis in kort geding van 17 maart 2011 (lm)
in de zaak van
[EISERES],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
verder te noemen ‘[eiseres]’,
advocaat mr. N.M. Nijhoff te Enschede,
tegen
[GEDAAGDE] ,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen ‘[gedaagde]’,
advocaat mr. S.E. Toffoletto te Zwolle.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 16 december 2010 blijkens orderbevestiging van [gedaagde] (productie 2 dagvaarding) -samengevat- overeengekomen dat [gedaagde] binnen +/- 10 weken
200 kogellagers van het type 626 SQ502 aan [eiseres] zal leveren voor een totaalbedrag van
€ 2.580,= (exclusief BTW).
2.2. [eiseres] heeft de onderdelen besteld voor een machine die zij heeft gebouwd
voor haar Duitse klant [X] (hierna te noemen ‘[X]’) te [plaats]. [eiseres] en [X] hebben afgesproken dat de machine op 14 maart 2011 op transport gaat naar Duitsland.
2.3. [gedaagde] heeft op 16 december 2010 de kogellagers besteld bij haar toeleverancier in
Duitsland.
2.4. [eiseres] heeft [gedaagde] diverse keren gesommeerd tot levering van de kogellagers. [gedaagde] heeft tot op heden de kogellagers niet geleverd aan [eiseres].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - dat [gedaagde] wordt gelast de door [eiseres] bestelde kogellagers uiterlijk binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis af te leveren, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert zij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot op schadevergoeding, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vordering tot levering van de kogellagers vloeit voort uit de stellingen van [eiseres].
4.2. De vraag die in dit geding dient te worden beantwoord is, of [gedaagde] jegens [eiseres] (toerekenbaar) tekortschiet in de nakoming van haar verbintenissen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, tengevolge waarvan [eiseres] schade lijdt of zal lijden. Ter zitting is geconstateerd dat de prijs en de betalingsvoorwaarden niet langer ter discussie staan tussen partijen en dat het geschil zich beperkt tot de leveringstermijn van de kogellagers. De in dit geding te beantwoorden vraag spitst zich daarom daarop toe of [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de overeengekomen verplichting tot levering van de kogellagers.
4.3. [eiseres] stelt dat partijen een fatale leveringstermijn zijn overeengekomen van
+/- 10 weken. [gedaagde] diende de kogellagers derhalve omstreeks 24 februari 2011, maar uiterlijk op 1 maart 2011 aan [eiseres] geleverd te hebben. [gedaagde] stelt anderzijds dat de in de orderbevestiging opgenomen levertijd van +/- 10 weken een indicatie is van de mogelijke levertijd, wat betekent dat de levering een aantal weken eerder of later kan zijn. De levering staat gepland in week 13 en dat valt binnen de marges zoals partijen hebben afgesproken, aldus [gedaagde].
4.4. Bij de uitleg van overeenkomsten komt het steeds aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen daarvan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13-03-1981, NJ 1981, 635 (Haviltex)). Partijen hebben blijkens de tekst van de orderbevestiging een levertijd afgesproken die niet objectief bepaalbaar is, namelijk +/- 10 weken. Uit de gedragingen van zowel [eiseres] als [gedaagde] blijkt dat beiden uitgingen van een (verwachte) levertijd van 10 weken ( zie onder meer productie 5 zijdens [gedaagde]). Voorts brengt, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, een redelijke uitleg van de tussen partijen overeengekomen leveringstermijn mee dat die termijn enkele dagen meer of minder kan en mag bedragen. Tussen partijen is niet in geschil dat de leveringstermijn een aanvang neemt op 16 december 2010, zodat partijen na 24 februari 2011 in de hiervoor bedoelde marge terecht kwamen. Voorshands moet worden geoordeeld dat de door [gedaagde] voorgenomen levering in week 13 van 2011 (de week van 28 maart t/m 1 april) in redelijkheid buiten de marges valt van wat partijen zijn overeengekomen. De door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat het in de branche waarin partijen opereren gebruikelijk is dat levertijden bij benadering worden vastgesteld, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet anders.
4.5. Gelet op het voorgaande, moet er dan ook vanuit worden gegaan dat [gedaagde] jegens [eiseres] door eerst te leveren in week 13 van 2011, tekortschiet in de nakoming van haar verplichting tot levering van de kogellagers. Nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, kan de tekortkoming aan [gedaagde] worden toegerekend. Dat [gedaagde] op haar beurt afhankelijk is van haar toeleverancier maakt niet dat de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. [gedaagde] pleegt wanprestatie jegens [eiseres].
4.6. [eiseres] heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van verzuim, waarbij de voorzieningenrechter in het midden laat of partijen een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 sub a BW zijn overeengekomen, zodat [eiseres] nakoming van de leveringsverplichting van [gedaagde] kan vorderen. Het door [gedaagde] in dit kader gedane beroep op haar algemene voorwaarden waaruit zou volgen dat zij op grond van de inhoud van die voorwaarden nimmer aansprakelijk kan worden gehouden voor overschrijding van de levertijd dient, gelet op de gemotiveerde betwisting van de toepasselijkheid van die voorwaarden door [eiseres], alsmede gelet op de door [eiseres] ingeroepen vernietigbaarheid van die voorwaarden, buiten beschouwing te blijven. De stellingen van partijen hieromtrent dienen nader onderzocht te worden in een bodemprocedure.
4.7. Nu [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat levering van de kogellagers aan [eiseres] niet eerder plaats kan vinden dan in week 13 van 2011, treft de vordering tot levering op de wijze zoals door [eiseres] geformuleerd, geen doel. Op voorhand zou immers vaststaan dat [gedaagde] die vordering niet zou kunnen nakomen. De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen in de vorm zoals hierna beschreven, met dien verstande dat de voorzieningenrechter het redelijk acht om de hoogte van de gevorderde dwangsom te matigen en een maximum aan de eventueel te verbeuren dwangsommen te verbinden. De voorzieningenrechter overweegt nadrukkelijk dat toewijzing van de vordering op deze wijze geenszins prejudicieert op de vraag naar de omvang van de door [eiseres] gestelde schade en de mogelijke ingangsdatum daarvan.
4.8. De gevorderde voorziening tot betaling van een voorschot op de gestelde geleden schade wordt hierna afgewezen, nu enig spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] om reeds thans over een dergelijk voorschot te kunnen beschikken niet is gesteld of gebleken. Bovendien staat in dit stadium geenszins in voldoende mate vast of en zo ja tot welke omvang [eiseres] schade heeft geleden.
4.9. De voorzieningenrechter wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten eveneens af, nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van deze kosten.
4.10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- vast recht € 568,00
- salaris advocaat € 816,00 +
Totaal € 1.384,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. gelast [gedaagde] de door [eiseres] bestelde kogellagers, zoals omschreven in de bij dagvaarding als productie 2 overgelegde orderbevestiging, uiterlijk in week 13 van 2011 aan [eiseres] af te leveren op het adres [adres en plaats], zulks tegen de overeengekomen prijs en conform de overige voorwaarden als in die orderbevestiging omschreven, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= (vijfhonderd euro) voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, en zulks tot een maximum van € 10.000,= (tienduizend euro);
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden
begroot op € 1.384,00;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2011.?