zaaknummer / rolnummer: 117837 / KG ZA 11-17
Vonnis in kort geding van 14 februari 2011 (lm)
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.H. Hoekman te Almelo,
1.
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G.J. Hollema te Almelo.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- de eis in reconventie.
1.2. Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [gedaagde 1] zijn vennoten van de vennootschap onder firma [RS
] (hierna te noemen de v.o.f.) gevestigd te [plaats]. [gedaagde 2] is bestuurder/enig aandeelhouder van [gedaagde 1].
2.2. De v.o.f. is met ingang van 1 januari 2008 opgericht en aangegaan voor de duur van 10 jaren met als doel “het voeren van een varkenshouderij, locatie [adres] te [plaats] zomede al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.”. In de vennootschapsakte is bepaald, dat iedere vennoot zijn kennis, arbeid, vlijt en relaties in de vennootschap zal inbrengen.
2.3. Voorts heeft [gedaagde 2] ingebracht het gebruik en genot van grond en opstallen gelegen aan de [adres] te [plaats], waaronder een drietal stallen. [eiser] heeft liquide middelen ingebracht.
2.4. De v.o.f. heeft in 2008 een nieuwe stal laten bouwen. In het kader van de financiering van die stal heeft Rabobank een hypothecaire geldlening verstrekt aan de v.o.f. Het hypotheekrecht van Rabobank is gevestigd op het gehele perceel [adres] te [plaats].
2.5. Rabobank heeft medio december 2010 de rekening-courant van de v.o.f. geblokkeerd voor verdere betalingen.
2.6. De v.o.f. heeft tot in januari 2011 varkens gehouden in voornoemde vier stallen.
2.7. Tussen [eiser] en [gedaagde 1] zijn meningsverschillen ontstaan. Onderhandelingen over beëindiging van de samenwerking hebben niet geleid tot onderlinge overeenstemming.
2.8. Sinds januari 2011 is bij de rechtbank Almelo een bodemprocedure aanhangig tussen enerzijds [gedaagde 1] en de v.o.f. als eisers en anderzijds [eiser] en zijn vader als gedaagden. In deze procedure wordt in conventie terugbetaling van door de v.o.f. betaalde gelden gevorderd, alsmede voortzetting van de exploitatie van de varkenshouderij aan de [adres] te [plaats]. In reconventie wordt onder meer de ontbinding van de v.o.f. gevorderd.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser] vordert samengevat - ontruiming van de aan de v.o.f. toebehorende nieuwe stal en de overige drie stallen die bij de v.o.f. in gebruik zijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom, totdat de ontbinding van de v.o.f. geëffectueerd zal zijn, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen - samengevat - veroordeling van [eiser] om [gedaagde 2] van [gedaagde 1] in het bezit te stellen van een sleutel van de nieuwe stal opdat [gedaagde 2] van [gedaagde 1] de nieuwe stal zal kunnen inspecteren en zo nodig kan laten schoonmaken. Zij vorderen tevens te gelasten dat het [gedaagde 2] van [gedaagde 1] zal zijn toegestaan om in de stallen onder bepaalde voorwaarden biggen op te leggen. Ten slotte vorderen zij [eiser] te verbieden in contact te treden met [gedaagde 2] en zijn gezin en om zich nog op het perceel aan de [adres] te [plaats] te begeven. Eén en ander met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
4.2. [eiser] voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vordering en de stellingen van [eiser].
5.2. [eiser] legt aan zijn vordering tot ontruiming van de stallen ten grondslag de stelling dat hij vreest dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de stallen zelf, dan wel door derden, in gebruik willen (laten) nemen, terwijl de stallen eigendom en/of in gebruik zijn bij de v.o.f.
[eiser] vreest definitief buitenspel te worden gezet en zonder inkomen te blijven. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [eiser] onder meer naar de omstandigheid dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] recentelijk de oude stallen hebben laten schoonspuiten, het schriftelijke voorstel van de raadsman van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om de nieuwe stal in gebruik te laten nemen door [R]. en twee brieven van 31 januari 2011 van Rabobank. In die brieven verzoekt Rabobank aan [eiser] akkoord te gaan met het royement van een verzekering nu [gedaagde 2] heeft bericht dat [eiser] en [gedaagde 2] niet langer compagnons zijn. [eiser] wenst de ontbindingsprocedure af te wachten alvorens op de gevolgen daarvan een voorschot te nemen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten het door [eiser] gestelde gemotiveerd. Zij hebben de wens geuit om de stallen te gebruiken voor het opleggen van varkens door [R]. of een andere aan [gedaagde 2] gelieerde rechtspersoon, doch van een concreet plan is nog geen sprake. Wel heeft [gedaagde 2] op 20 januari 2011 een daartoe strekkend schriftelijk verzoek aan [eiser] gedaan, waarop [eiser] afwijzend heeft gereageerd.
Leegstand van de stallen is noch in het belang van [gedaagde 1], noch in dat van [gedaagde 2], [eiser] of de v.o.f., aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
5.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat de v.o.f., zoals opgericht door [eiser]
en [gedaagde 1] en vastgesteld bij vennootschapsakte van 30 december 2008, nog steeds bestaat. Zolang de v.o.f. voortbestaat en zij niet gerechtelijk, dan wel buitengerechtelijk is ontbonden, zijn [eiser] en [gedaagde 1] vennoten van elkaar en dienen zij zich overeenkomstig de in de vennootschapsakte vastgelegde afspraken te gedragen.
Ingevolge de bepalingen van de vennootschapsakte is medewerking van beide vennoten vereist voor ingebruikgeving van de stallen aan derden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben weliswaar die wens geuit en een schriftelijk voorstel gedaan aan [eiser] om de stallen te gaan gebruiken voor het opleggen van varkens door [R]. of een andere aan [gedaagde 2] gelieerde rechtspersoon, echter van feitelijke ingebruikname van de stallen door voornoemde bedrijven of een ander bedrijf is geen sprake. De stallen staan leeg. De gevorderde ontruiming dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter reeds te worden afgewezen omdat er thans niets te ontruimen valt.
De door [eiser] geuite vrees, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de stallen zelf, dan wel door derden, in gebruik willen (laten) nemen, is onvoldoende voor toewijzing van zijn vordering tot ‘het ontruimd houden’ van de stallen. Uit de eis in reconventie, waarin toestemming wordt gevraagd voor de ingebruikneming van de stallen, volgt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet voornemens zijn het recht in eigen hand te nemen. Bij de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft de raadsman van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verklaard dat [eiser] ten onrechte veronderstelt dat zij tegen diens wil de stallen in gebruik willen nemen.
5.4. Gelet op de (vennootschapsrechtelijke) relatie tussen partijen zullen in conventie de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De voorzieningenrechter begrijpt de aanduiding “[gedaagde 2] van [gedaagde 1]”, welke bewoording deel uitmaakt van onderdeel I van het petitum van de reconventionele vordering, aldus, dat [gedaagde 1] -als firmant van de v.o.f.- vordert dat [gedaagde 2], als rechtsgeldig vertegenwoordiger van [gedaagde 1], in het bezit wordt gesteld van de sleutel van de nieuwe stal, opdat hij in die hoedanigheid de nieuwe stal zal kunnen inspecteren.
[gedaagde 1] stelt dat zij geen sleutel heeft van de nieuwe stal en dat zij deze nodig heeft om de stal te kunnen inspecteren. Gelet op de slechte toestand waarin [eiser] de drie oude stallen had achtergelaten, vreest [gedaagde 1] het ergste voor de nieuwe stal en is haast geboden om deze stal schoon te laten maken. [eiser] weigert tot op heden, ondanks verzoek daartoe van [gedaagde 1], een sleutel van de nieuwe stal aan haar af te geven.
[eiser] heeft, naar eigen zeggen, alle stallen deugdelijk afgesloten om te voorkomen dat onbevoegden zich toegang zullen verschaffen tot de stallen.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde 1], als firmant in de v.o.f. die de nieuwe stal heeft gerealiseerd, recht en belang heeft bij toegang tot de nieuwe stal en daarom bij afgifte van een sleutel daarvan, zodat zij de nieuwe stal kan laten inspecteren door [gedaagde 2]. De door [eiser] gestelde omstandigheden, dat [gedaagde 2] sinds de oprichting van de v.o.f. slechts driemaal in de stallen van de v.o.f. is geweest en dat voor het schoonmaken van de stallen geen noodzaak aanwezig is, omdat hij de stallen fatsoenlijk heeft achtergelaten, maken dat oordeel niet anders.
Het door [gedaagde 1] onder I. gevorderde zal dan ook worden toegewezen in de vorm zoals hierna vermeld. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
6.2. Het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder sub II gevorderde dient, gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5.3. reeds is overwogen te worden afgewezen. De voor ingebruikgeving van de stallen aan derden vereiste medewerking van beide vennoten ontbreekt. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun pleitnota geformuleerde voorwaarden waaronder de stallen in gebruik zullen worden gegeven, brengen niet mee dat die noodzakelijke medewerking kan worden gepasseerd.
6.3. De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot het gevorderde straat- en contactverbod als volgt.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Het gevorderde straatverbod heeft betrekking op het perceel [adres] te [plaats] en meer in het bijzonder op de situatie dat [gedaagde 2] daar biggen heeft opgelegd. Gelet op hetgeen is overwogen bij 6.2. ligt een dergelijk gebruik thans niet in de rede. De door [gedaagde 2] geuite vrees voor sabotage is onvoldoende onderbouwd.
Voorshands oordelend komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat [gedaagde 2] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] op dusdanige (ontoelaatbare) wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde 2], dat het opleggen van een straatverbod is gerechtvaardigd.
Dit laatste geldt evenzeer voor het gevorderde contactverbod. Dat er tussen [eiser] en [gedaagde 2] onderling problemen zijn staat wel vast, maar rechtvaardigen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen contactverbod. De stelling van [gedaagde 2] dat [eiser] niet schroomt om zijn gezin te bedreigen (waarvan [gedaagde 2] aangifte heeft gedaan op 25 januari 2011) is gemotiveerd weersproken door [eiser].
Het gevorderde straat- en contactverbod wordt afgewezen.
6.4. Gelet op de (vennootschapsrechtelijke) relatie tussen partijen zullen in reconventie de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af;
7.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
7.3. veroordeelt [eiser] om [gedaagde 1], vertegenwoordigd door [gedaagde 2], binnen 72 uur na betekening van dit vonnis in het bezit te stellen van een sleutel van de nieuwe stal, opdat [gedaagde 1], vertegenwoordigd door [gedaagde 2], de nieuwe stal zal kunnen inspecteren en
-zonodig- kan laten schoonmaken, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,= (honderd euro) voor iedere dag dat [eiser] daarmee in gebreke blijft, en zulks tot een maximum van € 1.000,= (duizend euro);
7.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 7.3. genoemde beslissing
uitvoerbaar bij voorraad;
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.?