RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700604-10
datum vonnis: 15 februari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] in [geboorteplaats],
wonende in Enschede,
nu verblijvende in PI Almelo, HvB “De Karelskamp” in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 februari 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] heeft bedreigd
Feit 2 en feit 8: de moeder van [slachtoffer 1] op 2 verschillende data heeft bedreigd
Feit 3: goederen van [slachtoffer 1] heeft vernield
Feit 4: [slachtoffer 1] heeft mishandeld
Feiten 5, 6 en 7: verboden wapens en onderdelen van vuurwapens, alsmede munitie voorhanden heeft gehad
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 15 november 2010,
althans in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 15 november
2010 te Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend ten overstaan en/of in de richting van die [slachtoffer 1]
met een mes gemanipuleerd en/of haar een mes getoond en/althans
(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik snij de strot van jou en
de kleine door", en/of, ik jaag jouw familie een kogel door de kop", en/of,
"als je weg gaat bijt ik de strot van jou en de kleine door", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 15 november
2010 te Enschede en/althans (elders) in Nederland [slachtoffer 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde persoon dreigend
de woorden toegevoegd: "ik schop je heel Enschede door", en/althans, "als je
in de patatkraam staat, rij ik er dwars doorheen", en/of, "je gaat eerder dood
dan ik", en/of, "ik stuur mijn vader op je af", en/althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 november 2010 te Enschede opzettelijk en
wederrechtelijk de volgende goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt:
- (een) mobiele telefoon(s), door hiermee te gooien, en/of,
- een broek, door hierin met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, te snijden, en/of,
- een bril, door deze van het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan,
althans te verwijderen, en/althans (vervolgens) daarop te gaan staan en/of
trappen.
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 15 november
2010 te Enschede opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], (hardhandig) bij
een arm heeft gepakt en/of (vervolgens) deze [slachtoffer 1] heeft meegesleurd en/of
deze [slachtoffer 1] een kopstoot (bovenop het hoofd) heeft gegeven, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november
2010 te Enschede en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
een of meer wapens en/of (een) hoeveelheid/hoeveelheden munitie van categorie
II en/of categorie III,
en/of een of meerdere onderde(e)l(en) en/of hulpstuk(ken) welke van wezenlijke
aard is/zijn en specifiek bestemd is/zijn voor (een) (vuur)wapen(s) van
categorie II en/of categorie III,
heeft vervoerd en/of heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, te
weten:
- een enkelloops kogelgeweer (merk: FN) en/of een geluiddemper, (PV, p. 135),
en/of,
- een enkelloops kogelgeweer (merk: Winchester), (PV, p. 136), en/of,
- een kogelgeweer, met op de loop de vermelding: "D22044-GP 53-13", (PV, p.
136), en/of,
- vier, althans een of meer revolver(s) van het merk Nagant, type Army model
189, kaliber 7,62 Nagant, (PV, p. 136-138), en/of,
- een pistool (merk: Browning FN), (PV, p. 138), en/of,
- 14 patronen, kaliber .22, (PV, p. 135), en/of,
- een hoeveelheid .30 carabine patronen, (PV, p. 136), en/of,
- 50 patronen, althans een hoeveelheid/meerdere patronen, met op de onderzijde
vermeld: " .32 S & W / L - CBC", (PV, p. 137), en/of,
- 13 patronen, kaliber 9 mm (Luger), (PV, p. 138), en/of,
- 17 kogelpatronen van diverse kalibers, (PV, p. 138), en/of,
- 5 patronen (in een houder: p. 139, PV), en/of,
- 1397 patronen, zoals vermeld onder de nrs. 1 t/m 6 in het PV, p. 206, en/of,
- een kast van een pistool (pistoolmerk Mauser, model Luger P08; PV, p. 257,
258), en/of,
- twee, althans een pistoolhandgre(e)p(en), en/of twee, althans een,
patroonhouder(s)/magazijn(en), en/of een schouderstuk, en/of een heft
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in of krachtens de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 t/m 17 november 2010 te
Enschede, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander(en),
(een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten:
- een nabootsing van een automatisch geweer, te weten een KALASHNIKOV (PV, p.
139), en/of,
- een nabootsing van een pistool, merk: Beretta, model M84 (PV, p. 139), en/of,
- een nabootsing van een pistool, gelijkend op een Glock-pistool model 17 9x19
(PV, p. 140), en/of,
- een (balletjes)pistool, gelijkend op een MP 5 A7 (PV, p. 140), en/of,
- twee, althans een, nabootsing(en) van een pistoolmitrailleur, merk Baikal,
type KALASHNIKOV AK-74M (PV, p. 258, 259),
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad,
al dan niet zijnde voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij de
Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage
genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een
sprekende gelijkenis vertonen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in of krachtens de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
7.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november
2010 te Enschede en/althans (elders) in Nederland een of meer wapens van art.
2, eerste lid, categorie I, onder 1 en/of onder 2 en/of onder 3 Wet Wapens en
Munitie en/of art. 2, eerste lid, onder a en/of onder g, Regeling Wapens en
Munitie, te weten:
- een ploertendoder, (PV, p. 140), en/of,
- een boksbeugel, (PV, p. 141), en/of,
- twee, althans een stilettomes(sen), (PV, p. 141),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in of krachtens de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
8.
hij op of omstreeks 14 december 2010 te Enschede en/althans (elders) in
Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden toegevoegd: "dat ze de bal
kaatsen ze de bal terug kunnen verwachten" en/of "dat ze allemaal maar een
wapen moeten kopen" en/of "dat ze me voor de kop moeten schieten want ik kom
toch wel langs om verhaal te halen" en/of "dat ze [slachtoffer 2] moest sterven aan de
kanker", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 8 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1]. Daarnaast vordert de officier van justitie ten aanzien van feit 5 het 11e en 14e gedachtenstreepje ontslag van alle rechtsvervolging en ten aanzien van het 13e gedachtenstreepje vrijspraak. Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen vordert de officier van justitie dat de voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 20, 30, 34 en 36 worden geretourneerd aan verdachte. De overige voorwerpen dienen zijns inziens te worden onttrokken aan het verkeer.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs ,
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 tot en met 8 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging refereert zich voor wat betreft de feiten 3, 5, 6 en 7 aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 voert de raadsman aan dat de verbale bedreigingen bewezen kunnen worden verklaard, maar dat vrijspraak moet volgen voor de bedreiging met het mes. Voor wat betreft feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu de aangifte niet ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Voor wat betreft feit 4 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer 1] van het bewijs dient te worden uitgesloten, nu zij tegenstrijdig heeft verklaard. Subsidiair meent de verdediging dat de verklaring van [slachtoffer 1] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat ook om die reden vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van feit 8 stelt de verdediging zich eveneens op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen, nu de aangifte geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De feiten 1, 3, 5, 6 en 7
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het sub 1, sub 3, sub 5, sub 6 en sub 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen , , , , met dien verstande dat er onvoldoende bewijs aanwezig wordt geacht voor het bedreigen van [slachtoffer 1] met een mes, zoals tenlastegelegd in feit 1 en het vernielen van een broek met een mes, zoals tenlastegelegd in feit 3.
Aangeefster G.K. van der Sluis heeft bij de politie het volgende verklaard:
“ Hierbij doe ik aangifte van bedreiging jegens mijn ex-schoonzoon [verdachte], geboren op 22 augustus 1979. Op maandag 15 november 2010 omstreeks 8.46 uur zag ik dat ik gebeld werd door telefoonnummer 06-53941346. Ik kende dit nummer niet en pakte op. Ik hoorde aan de andere kant de stem van [verdachte]. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij zijn vader wel op ons af zou sturen. Ik hoorde hem zeggen “jij gaat toch eerder dood als mij, als ik jou zie schop ik jou door heel Enschede heen en terug.” Ik vroeg hem daarop wat hij wilde doen dan, met zijn vrachtwagen in mijn huis rijden? Hierop hoorde ik [verdachte] zeggen “let maar op als je in de patatkraam staat, rij ik mijn vrachtwagen daarin”. Ik voelde mij heel erg bedreigd.
Op 14 december 2010 werd ik gebeld op mijn gsm. Ik nam op en hoorde dat [verdachte] mij belde. Hij zei “dacht je dat mijn deur niet een keer openging” tegen mij. Hij was kwaad en schold mij onder andere uit voor kankerhoer. Daarop zei [verdachte 1] “als je de auto’s verkocht heb dan koop je voor dat geld maar wapens”. Ik moest een wapen voor mijzelf en mijn kinderen kopen. Hij garandeerde en beloofde mij dat hij bij mij langs zou komen. Hij bedreigde mij dat hij mij wat aan zou doen. Uit zijn woorden begreep ik dat ik mij voor mijn leven of gezondheid zorgen moest maken. Ik heb hem gevraagd of het een bedreiging was. Dat gaf hij toe. “
Verdachte heeft bij de politie het volgende verklaard :
“ U verteld mij dat [slachtoffer 2] aangifte van bedreiging heeft gedaan. Ik heb haar gebeld en gezegd dat wanneer ze de bal kaatsen, ze de bal terug kunnen verwachten. Ook heb ik gezegd dat ze allemaal maar een wapen moest kopen en me voor de kop moeten schieten, want ik kom toch wel langs om verhaal te halen. Ook heb ik gezegd dat [slachtoffer 2]t sterven aan de kanker. Ik kan mij voorstellen dat zij zich bedreigd heeft gevoeld.”
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard :
“ Ik heb tegen [slachtoffer 2] gezegd dat ik haar wel een kopstoot wilde geven, dan kon ze het verschil voelen. Ook heb ik tegen haar gezegd dat ik dwars door haar patatkraam zou rijden als zij er in zou staan.”
Verbalisant R.J. Wagter heeft het volgende gerelateerd :
“ Op maandag 15 november 2010 heb ik telefonisch contact opgenomen met G.K. van der Sluis. Zij verklaarde mij desgevraagd: ik ben zojuist telefonisch bedreigd door [verdachte]. [verdachte] zou mij heel Enschede door schoppen. Wanneer ik in mijn patatkraam zou staan, zou hij dwars door deze patatkraam rijden. Zij voelde zich door [verdachte] zeer bedreigd.”
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte in grote lijn overeenkomen met de gedetailleerde aangiftes van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangeefster is geschetst, zodat de rechtbank op grond van vorenstaande concludeert dat verdachte de bedreigingen zoals tenlastegelegd heeft geuit.
Aangeefster heeft hierover bij de politie onder meer het volgende verklaard :
“ Ik wil aangifte doen van eenvoudige mishandeling en bedreiging gepleegd door mijn vriend [verdachte] op 14 november 2010. Ik zat aan de eethoek met mijn hoofd gebogen. Ik voelde toen plotseling een enorme stoot op mijn hoofd. [verdachte] gaf mij met kracht en opzettelijk een kopstoot op mijn hoofd en dit deed mij erg pijn. Ik had van [verdachte] een nieuwe telefoon gekregen en deze lag voor mij op tafel. Ik zag dat hij de telefoon oppakte en zei dat ik geen telefoon nodig had en gooide deze vlak boven de box kapot. Hij kwam op mij af en greep mij bij mijn arm en draaide aan mijn arm en dat deed mij erg zeer en dat heb ik hem ook gezegd. Ik werd door [verdachte] bij mijn keel vastgepakt en ik hoorde dat hij zei “als jij met Daan bij mij weggaat dan snij ik jou en Daan de strot door”. Ik schrok erg van [verdachte] en hij probeerde mij hardhandig uit de kamer van Daan te sleuren. Hij sleurde mij uit de kamer en deed de deur dicht. [verdachte] gooide mijn bril op de grond en trapte deze kapot. Hij zei wat hij nog meer van mij kapot kon maken en heeft toen mijn kleren gepakt en heeft met het mes mijn kleding kapot gemaakt.”
De verbalisanten S. Smits-Engin en A. Moes hebben het volgende gerelateerd :
“ Op dinsdag 16 november 2010 zijn wij met toestemming van de hoofdbewoonster,
[slachtoffer 1], in de woning aan de [adres] te Enschede geweest. Wij hebben een foto gemaakt van de beschadiging van de box, welke door de telefoon was veroorzaakt, nadat deze er door [verdachte] tegenaan was gegooid. Ook werd door ons een foto gemaakt van de vernielde telefoon. Wij hebben op de slaapkamer een spijkerbroek aangetroffen waar in gesneden was. Door ons is van de spijkerbroek een foto gemaakt. Ook is haar bril op de grond gegooid en kapot getrapt. Van de kapotte bril is eveneens een foto gemaakt.”
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte in grote lijn overeenkomen met de gedetailleerde aangifte van [slachtoffer 1]. Alleen het gebruik van een mes bij het vernielen van de broek ontkent hij met klem. Ook betwist hij dat hij de bril van haar hoofd heeft gepakt en kapot heeft getrapt. Hij heeft naar eigen zeggen de reservebril die op een tafel lag op de grond gegooid en is daar op gaan staan. De rechtbank heeft,met uitzondering van de door verdachte nadrukkelijk betwiste onderdelen, dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangeefster is geschetst, zodat de rechtbank op grond van vorenstaande concludeert dat verdachte de geweldshandelingen zoals tenlastegelegd heeft gepleegd, met uitzondering van de door verdachte betwiste handelingen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7 en sub 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 15 november 2010 te Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "ik snij de strot van jou en de kleine door", en “ik jaag jouw familie een kogel door de kop", en "als je weg gaat bijt ik de strot van jou en de kleine door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in de periode van 14 november 2010 tot en met 15 november 2010 te Enschede [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden toegevoegd: "ik schop je heel Enschede door", en, "als je in de patatkraam staat, rij ik er dwars doorheen", en, "je gaat eerder dood dan ik", en "ik stuur mijn vader op je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 14 november 2010 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk de volgende goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft vernield:
- een mobiele telefoon, door hiermee te gooien en,
- een broek en,
- een bril door daarop te gaan staan;
hij in de periode van 14 november 2010 tot en met 15 november 2010 te Enschede opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], hardhandig bij een arm heeft gepakt en vervolgens deze [slachtoffer 1] heeft meegesleurd en deze [slachtoffer 1] een kopstoot bovenop het hoofd heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij in de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november 2010 te Enschede
wapens en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of categorie III, en onderdelen en hulpstukken welke van wezenlijke aard zijn en specifiek bestemd zijn voor een vuurwapen van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad, te
weten:
- een enkelloops kogelgeweer (merk: FN) en een geluiddemper, en
- een enkelloops kogelgeweer (merk: Winchester), en
- een kogelgeweer, met op de loop de vermelding: "D22044-GP 53-13", en
- vier revolvers van het merk Nagant, type Army model 189, kaliber 7,62 Nagant, en
- een pistool (merk: Browning FN), en
- 14 patronen, kaliber .22, en,
- 49 patronen, kaliber .30 carabine, en
- 50 patronen met op de onderzijde vermeld: " .32 S & W / L - CBC", (PV, p. 137), en
- 13 patronen, kaliber 9 mm (Luger), en
- 17 kogelpatronen van diverse kalibers, en
- 1397 patronen, zoals vermeld onder de nrs. 1 t/m 6 in het PV, (p. 206), en
- patroonhouder(s)/magazijn(en);
hij in de periode van 14 november 2010 t/m 17 november 2010 te Enschede wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- een nabootsing van een automatisch geweer, te weten een KALASHNIKOV, en
- een nabootsing van een pistool, merk: Beretta, model M84, en
- een nabootsing van een pistool, gelijkend op een Glock-pistool model 17 9x19, en
- een (balletjes)pistool, gelijkend op een MP 5 A7, en
- twee nabootsingen van een pistoolmitrailleur, merk Baikal, type KALASHNIKOV AK-74M ,
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad, al dan niet zijnde voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen;
hij in de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november 2010 te Enschede wapens van art. 2, eerste lid, categorie I, onder 1 en onder 3 Wet Wapens en
Munitie en art. 2, eerste lid, onder a en onder g, Regeling Wapens en Munitie, te weten:
- een ploertendoder en
- een boksbeugel en
- twee stilettomessen
voorhanden heeft gehad;
hij op 14 december 2010 in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden toegevoegd: "dat ze de bal kaatsen ze de bal terug kunnen verwachten" en "dat ze allemaal maar een wapen moeten kopen" en "dat ze me voor de kop moeten schieten want ik kom toch wel langs om verhaal te halen" en "dat ze [slachtoffer 2] moest sterven aan de kanker";
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285, 300 en 350 Sr en artikel 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 8
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 4
het misdrijf: mishandeling
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 6 en feit 7
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen allereerst de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor een mishandeling waardoor beperkt lichamelijk letsel wordt veroorzaakt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 weken aan. Voor de overige feiten zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid vuurwapens, munitie, nabootsingen van vuurwapens, een ploertendoder, een boksbeugel en twee stiletto’s voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens, alsmede de bij de vuurwapens behorende munitie, brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Gelet op de gevaarzetting die van wapens en vuurwapens in het bijzonder uit gaat, dient tegen het bezit daarvan streng te worden opgetreden. Daarnaast heeft verdachte zijn vriendin en de moeder van zijn vriendin bedreigd. Ook heeft hij zijn vriendin mishandeld en heeft hij goederen van haar vernield.
Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen grotendeels buiten zichzelf legt en daarbij zijn eigen handelen bagatelliseert. Ook heeft verdachte er blijk van gegeven geen inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Verdachte heeft de rechtbank voorts geen inzicht willen geven in zijn persoonlijkheid door te weigeren zijn medewerking te verlenen aan een psychologisch onderzoek.
De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat verdachte vaker met justitie in aanraking is geweest en in het recente verleden ook voor een bedreiging en vernieling is veroordeeld. Ondanks de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen gaat verdachte door met het plegen van dergelijke feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de reclassering.
Alle omstandigheden afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
8.2 De in beslag genomen goederen
De onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 19, 21 tot en met 29, 31, 32, 33, 35 en 37 tot en met 47, dienen onttrokken te worden aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn daarvoor vatbaar, nu met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen het sub 5, het sub 6 en sub 7 bewezen verklaarde is begaan en de gezamenlijkheid van de voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de aan verdachte toebehorende en onder hem inbeslaggenomen voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 20, 30, 34 en 36, zal de rechtbank de teruggave hiervan aan verdachte gelasten.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 en 91 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7 en
sub 8 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2 en feit 8
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 4
het misdrijf: mishandeling
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 6 en feit 7
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub, 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7 en sub 8 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen goederen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 tot en met 19, 21 tot en met 29, 31, 32, 33, 35, 37 tot en met 47;
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 20, 30, 34 en 36.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2011.