ECLI:NL:RBALM:2011:BP2913

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
359.123 (jm)
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende medewerking aan reïntegratieverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Almelo op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster], h.o.d.n. Shoeby Fashion, en [verweerster]. Het verzoek is ingediend op 29 november 2010 en betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW. [Verzoekster] stelt dat de verstoorde arbeidsverhouding niet aan haar te verwijten valt en verzoekt om ontbinding zonder vergoeding. [Verweerster] daarentegen verzoekt om ontbinding met een vergoeding van € 3.887,-- bruto, gebaseerd op een C-factor van 1,5.

De kantonrechter heeft de zaak op 19 januari 2011 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie is, die voortvloeit uit een discussie over de medewerking van [verweerster] aan haar reïntegratieverplichting. Ondanks dat [verweerster] arbeidsongeschikt is, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen opzegverbod van toepassing is.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen ontbonden dient te worden. De kantonrechter heeft daarbij vastgesteld dat de veranderingen in de omstandigheden, die hebben geleid tot de verstoring van de arbeidsrelatie, niet aan één partij te wijten zijn. Daarom is besloten om aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen, waarbij de C-factor op 1 is gesteld en het bruto maandsalaris is vastgesteld op € 533,20 exclusief vakantiegeld. De kantonrechter heeft [verzoekster] de mogelijkheid geboden om haar verzoek in te trekken tot 11 februari 2011, met de waarschuwing dat zij in dat geval in de proceskosten zal worden veroordeeld.

De uitspraak is gedaan door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 359.123 (jm)
Beschikking van de kantonrechter d.d. 26 januari 2011 in de zaak van:
[verzoekster]
h.o.d.n. Shoeby Fashion,
zaakdoende te Haaksbergen,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: mw.mr. L. de Vries
medewerkster van ARAG Rechtsbijstand te Leusden;
tegen
[verweerster]
wonend te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster],
gemachtigde: mr. S. Bocu,
medewerker Achmea Rechtsbijstand te Apeldoorn.
Op 29 november 2010 is ter griffie van deze rechtbank, sector kanton, locatie Enschede binnengekomen het verzoekschrift van [verzoekster] strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend waarna de zaak mondeling ter openbare zitting van 19 januari 2011 is behandeld. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoekster] zich bediend van een pleitnota.
Van hetgeen door partijen ter zitting is aangevoerd, is aantekening bijgehouden door de griffier.
Overweegt:
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met enig in de wet neergelegd opzegverbod. Ondanks dat [verweerster] op dit moment arbeidsongeschikt is, is dat niet het geval gebleken.
Tussen partijen staat vast dat [verweerster], geboren in 1961, op 15 april 2008 in dienst is getreden van [verzoekster] in de functie van verkoopmedewerker tegen een salaris van laatstelijk € 8,60 bruto per uur, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
[verzoekster] heeft de ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst verzocht op grond van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, die van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Die veranderingen bestaan daaruit dat tussen partijen discussie is ontstaan over de vraag of [verweerster] al dan niet voldoende heeft meegewerkt aan haar reïntegratieverplichting. Die discussie is zo hoog opgelopen dat reeds om die reden partijen van mening zijn dat een verdere vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is.
[verzoekster] is van mening dat de verstoorde arbeidsverhouding haar niet te verwijten valt en heeft verzocht het dienstverband met [verweerster] te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding. [verweerster] is een andere mening toegedaan en heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding aan haar van
€ 3.887,-- bruto, waarbij is uitgegaan van een C-factor van 1,5 en een bruto maandsalaris van € 575,86 exclusief vakantiegeld.
De kantonrechter overweegt vooreerst dat in deze procedure slechts ter beoordeling staat de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen ontbonden dient te worden. Die vraag wordt in ieder geval bevestigend beantwoord. Uit de stukken en uit hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd blijkt, dat hun arbeidsrelatie zo ernstig verstoord is geraakt dat het zinloos wordt geacht deze voort te zetten. Het dienstverband zal, op grond van veranderingen in de omstandigheden, dan ook worden ontbonden.
Anders dan partijen is de kantonrechter van oordeel dat in het kader van deze procedure niet vast te stellen is aan wie die veranderingen in de omstandigheden in overwegende mate te wijten zijn. Het komt de kantonrechter in dit geval dan ook billijk voor dat aan [verweerster] ten laste van [verzoekster] een vergoeding wordt toegekend waarbij de C-factor op één wordt gesteld. Bij de berekening van de hoogte van de vergoeding zal uitgegaan worden van een bruto maandsalaris van € 533,20 exclusief vakantiegeld.
Nu aan [verweerster] een vergoeding wordt toegekend terwijl [verzoekster] die niet heeft aangeboden, zal aan [verzoekster] een termijn worden gegund binnen welke zij de mogelijkheid heeft haar verzoek in te trekken. Wanneer zij daartoe overgaat zal zij, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Wanneer het verzoek niet wordt ingetrokken zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
B E S C H I K T
Stelt [verzoekster] in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door dit uiterlijk 11 februari 2011 schriftelijk aan de griffier van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede te berichten.
Veroordeelt [verzoekster] in dat geval in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen en tot op heden begroot op € 400,-- voor salaris gemachtigde.
Wanneer het verzoekschrift niet wordt ingetrokken:
a. Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 14 februari 2011.
b. Kent aan [verweerster] per datum ontbinding, ten laste van [verzoekster], een vergoeding toe van €2.591,35 bruto, en veroordeelt [verzoekster] tot betaling daarvan aan [verweerster].
c. Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Enschede door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en op 26 januari 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.