RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 294 WAV W1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
VillaS Amsterdam B.V.,
gevestigd te Oldenzaal, eiseres,
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 2 februari 2010.
2. Procesverloop
Bij beschikking van 30 november 2009 heeft verweerder aan eiseres bestuurlijke boetes opgelegd van in totaal € 9.500,-- in verband met overtreding van artikel 2, eerste lid, en artikel 15, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit van 2 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de boetebeschikking van 30 november 2009 gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 4 januari 2011, waar voor eiseres is verschenen [naam], terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. S.C. Lin, werkzaam bij verweerders ministerie.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het bestreden besluit, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde bestuurlijke boetes van in totaal € 9.500,-- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, en artikel 15, tweede lid, van de Wav ongegrond heeft verklaard, in rechte in stand kan blijven.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Met ingang van 1 juli 2009 is de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Hierdoor is een aantal bepalingen van de Wav komen te vervallen. Echter, nu in het onderhavige geval de overtreding is geconstateerd vóór 1 juli 2009 zijn de bepalingen uit de Wav, zoals die luidden tot 1 juli 2009 van toepassing.
Artikel 2, eerste lid, van de Wav bepaalt dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wav is het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning
Artikel 15, eerste lid, van de Wav bepaalt dat indien de werkgever door een vreemdeling arbeid laat verrichten waarbij die arbeid feitelijk worden verricht bij een andere werkgever, de eerstgenoemde werkgever er bij aanvang van de arbeid door de vreemdeling onverwijld zorg voor draagt dat de andere werkgever een afschrift van het document, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3 ° van de Wet op de identificatieplicht van de vreemdeling ontvangt.
Artikel 15, tweede lid, van de Wav bepaalt dat de werkgever die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, de identiteit van de vreemdeling vaststelt aan de hand van het genoemde document en het afschrift opneemt in de administratie.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wav wordt het niet naleven van de artikelen 2, eerste lid, en 15 van die wet als overtreding aangemerkt.
Ten tijde van de geconstateerde overtreding waren de Beleidsregels boeteoplegging Wav
de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2008 van 1 oktober 2008, Stcrt. 2008, nr. 195 (verder te noemen: de Beleidsregels) van kracht. Op grond van de Beleidsregels en de daarbij behorende Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav bedraagt de boete
€ 8.000,-- wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav en € 1.500,-- wegens overtreding van artikel 15, tweede lid, van de Wav.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting betwist eiseres de overtredingen niet. Vast staat dat eiseres niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning voor de buitenlandse vrouw (afkomstig uit Liberia) die bij controle door de arbeidsinspectie op 29 oktober 2008 in de door eiseres geëxploiteerde toonzaal van SieMatic in Villa ArenA te Amsterdam schoonmaakwerkzaamheden verrichtte. Dit betekent dat sprake was van overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav, hetgeen volgens de Beleidsregels leidt tot een boete van
€ 8.000,--. Eveneens staat vast dat eiseres heeft verzuimd om de identiteit van deze vreemdeling vast te stellen aan de hand van het document, genoemd in art. 15, tweede lid, van de Wav. Ingevolge de Beleidsregels levert dat een boete op van € 1.500,--
Eiseres kan zich echter niet verenigen met de opgelegde boetes en beroept zich in de eerste plaats op onbekendheid met de geldende regelgeving. Zij wijst er verder op dat de wijze waarop deze vreemdeling door het schoonmaakbedrijf was ingeleend voor haar niet duidelijk was. Uit de stukken blijkt dat eerst ACS Cleaning Service verantwoordelijk was voor de tewerkstelling van de vreemdeling en daarna Cleaning Service Europe. Eiseres betoogt niet met opzet verkeerd te hebben gehandeld en doet een nadrukkelijk beroep op haar geringe draagkracht. Zij is van oordeel dat zij door de opgelegde boetes onevenredig in haar belangen wordt getroffen gelet op de financiële situatie van haar bedrijf.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat onbekendheid met de wettelijke voorschriften geen reden is om te oordelen dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van de geconstateerde overtredingen. Iedere ondernemer dient zich op de hoogte te stellen van de geldende regelgeving inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. De omstandigheid dat eiseres een startende ondernemer was en - naar zij stelt - op dat moment andere zaken aan haar hoofd had maakt dat niet anders.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij te goeder trouw was en dat geen sprake was van opzettelijk verkeerd handelen merkt de rechtbank op, dat de in de artikelen 2, eerste lid, en artikel 15, tweede lid, van de Wav neergelegde verplichtingen geen schuld of opzet als bestanddeel bevatten. Derhalve staat de overtreding vast indien aan de materiële voorwaarden van die artikelen is voldaan.
Nu de overtreding van artikel 2, eerste lid, en artikel 15, tweede lid, van de Wav vast staat was verweerder bevoegd eiseres daarvoor bestuurlijke boetes op te leggen.
De hoogte van de aan eiseres opgelegde boetes ter zake van de in geding zijnde beboetbare feiten is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met de Beleidsregels.
Op grond van artikel 10 van de Beleidsregels kan de boete worden gematigd indien de werkgever kan aantonen dat hij zich redelijkerwijs in voldoende mate heeft ingespannen om een gedraging in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Wav te voorkomen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank hier geen sprake. Eiseres had moeten controleren wie er in haar bedrijf werkzaam was, door welk bedrijf deze vreemdeling was gestuurd en of dit bedrijf beschikte over een geldige tewerkstellingsvergunning voor deze vreemdeling. Nu eiseres dat heeft nagelaten kan niet worden gezegd dat zij zich redelijkerwijze in voldoende mate heeft ingespannen om de geconstateerde overtredingen te voorkomen.
Ten slotte is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb die tot een matiging van de boetebedragen hadden moeten leiden. De opgelegde boetes zijn naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid, niet onevenredig zwaar te achten in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) kan de financiële draagkracht van het bedrijf, welke door eiseres overigens niet nader is toegelicht, niet als een bijzondere omstandigheid in de hiervoor bedoelde zin worden aangemerkt. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de ABRS van 29 augustus 2007, LJN: BB2699.
Gelet op het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte in stand worden gelaten. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gedaan door mr. J.H. Keuzenkamp, en door deze en G. Kootstra als griffier ondertekend
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011