ECLI:NL:RBALM:2011:BP1902

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/760000-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsongeval met dodelijke afloop door niet-naleving van veiligheidsvoorschriften

Op 25 januari 2011 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een werkgever naar aanleiding van een dodelijk bedrijfsongeval dat plaatsvond op 28 april 2009. De rechtbank oordeelde dat de werkgever, [verdachte], niet heeft voldaan aan de veiligheidsvoorschriften zoals gesteld in de Arbeidsomstandighedenwet. Het ongeval vond plaats in een productiehal waar werknemers, waaronder het slachtoffer, werkzaamheden verrichtten met een kotterbank en een portaalrobot. De rechtbank achtte bewezen dat de werkgever rederlijkerwijs moest weten dat er levensgevaar voor de werknemers te verwachten was, gezien de gebrekkige veiligheidsmaatregelen en de niet-naleving van de CE-markering voor de machines. De rechtbank legde een geldboete op van € 45.000 aan de werkgever, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat er geen eerdere veroordelingen waren en dat de werkgever de nabestaanden van het slachtoffer financieel had ondersteund na het ongeval. De rechtbank concludeerde dat de werkgever niet alleen in strijd met de voorschriften had gehandeld, maar ook dat zij had moeten weten dat er levensgevaar op de werkvloer aanwezig was. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/760000-10
datum vonnis: 25 januari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdacht],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres]
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de vertegenwoordiger van verdachte en haar raadsman mr. J.T.C. Leliveld, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, er op neer dat verdachte een aantal veiligheidsvoorschriften niet heeft nageleefd, waardoor een gevaarlijke situatie voor werknemers kon ontstaan.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte dat:
verdachte op of omstreeks 28 april 2009,
te [vestigingsplaats], althans in Nederland
als werkgeefster,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in strijd
met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen
handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten,
hierin bestaande dat verdachte met verdachtes mededader(s), althans alleen,
in haar, verdachtes, onderneming, in welke onderneming toen in een
productiehal aan de [adres], zijnde een arbeidsplaats, door een of meer
werknemers van verdachte (onder wie [slachtoffer]) arbeid werd verricht, bestaande in
het produceren en/of bewerken/frezen van mantels met behulp van (een samenstel
van) een kotterbank en/of een portaalrobot, zijnde (een) arbeidsmiddel(en), arbeid heeft verricht, heeft laten verrichten, terwijl niet was voldaan aan een of meer voorschriften, gesteld bij en/of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet, te weten (onder andere) de/het voorschrift(en) gesteld in artikel 3.17 en/of 7.2 en/of 7.5 en/of 7.7 lid 1
en/of lid 4 en/of 7.18 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
- immers werd het gevaar te worden getroffen en/of geraakt door voorwerpen,
producten en/of onderdelen daarvan en/of het gevaar bekneld te raken tussen
voorwerpen en/of producten en/of onderdelen daarvan niet voorkomen, althans
niet zoveel mogelijk beperkt en/of
- voldeed het door verdachte aan de werknemer(s) ter beschikking gesteld(e)
arbeidsmiddel(en), te weten het samenstel van de kotterbank en portaalrobot,
niet aan het Warenwetbesluit machines, hierin bestaande (onder meer) dat
bedoeld samenstel niet was voorzien van een CE-markering, als bedoeld in
artikel 6 van het Warenwetbesluit machines en/of dat ten aanzien van bedoeld
samenstel geen technisch dossier beschikbaar was dat voldeed aan bijlage VII,
onder A, bij de richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van
Richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157) en/of
- werden onderhouds- en/of reinigingswerkzaamheden aan de kotterbank - zijnde
een arbeidsmiddel, althans aan (het samenstel van) de kotterbank en de
portaalrobot, zijnde (een) arbeidsmiddel(en), uitgevoerd, terwijl dat/die
arbeidsmiddel(en) niet was/waren uitgeschakeld en/of drukloos of spanningsloos
was/waren gemaakt -zulks terwijl dit wel mogelijk was- en/of
- waren bewegende delen van dat/die arbeidsmiddel(en), welke gevaar
opleverden, niet van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen voorzien,
dat het gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen en/of
- konden de aanwezige beveiligingsinrichtingen op eenvoudige wijze worden
genegeerd en/of buiten werking worden gesteld en/of
- kon de portaalrobot in enkele gevallen onafhankelijk van de kotterbank
bewegen (waardoor onveilige situaties zouden kunnen ontstaan) en/of
- werd de portaalrobot -zijnde een hijs- en/of hefwerktuig- bediend door een
of meer personen die daartoe geen specifieke deskundigheid bezaten,
zulks terwijl daardoor naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten
levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] en/of een of
meer (andere) werknemer(s) ontstond en/of te verwachten was.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van vijfenveertigduizend euro ( € 45.000,=).
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van de feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Op 28 april 2009 heeft een bedrijfsongeval plaats gevonden bij het bedrijf [verdachte] (afkorting) gevestigd te [vestigingsplaats] aan de [adres], waarbij een werknemer [slachtoffer] om het leven is gekomen . Het slachtoffer heeft samen met zijn collega’s [getuige 1] en [getuige 2] in opdracht van verdachte in een productiehal arbeid verricht . De werkplek van verdachte kan aangemerkt worden als een arbeidsplaats in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet en voornoemde personen zijn werknemers van verdachte .
In voornoemde productiehal wordt gewerkt aan een Rottler Kotterbank en een Zollern portaalrobot zijnde een samenstel van machines waarbij onder spanning metalen buizen (mantels) worden bewerkt en gefreesd . De werkzaamheden van het slachtoffer bestonden ten tijde van het ongeval uit het reinigen van voornoemd samenstel van machines . Het slachtoffer heeft de ruimte kunnen betreden via een niet beveiligde doorgang . Het voornoemd samenstel van machines was niet voorzien van een CE markering .
De portaalrobot werd ten tijde van het ongeval bediend door een collega [getuige 1] die daartoe geen specifieke deskundigheid bezat .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte niet heeft voldaan aan een aantal voorschriften krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade voor haar werknemers te verwachten was.
Dit leidt de officier van justitie af uit het feit dat:
- verdachte het gevaar om bekneld te raken niet in voldoende mate heeft beperkt;
- verdachte niet heeft voldaan aan het Warenbesluit machines,
- het samenstel van machines niet voorzien was van een CE markering conform de richtlijn
van de Europese Unie,
- werkzaamheden aan de kotterbank werden uitgevoerd zonder dat het samenstel van
machines spanningloos was gemaakt,
- gevaarlijke delen van het samenstel van machines niet voldoende van een
beveiligingsinrichting waren voorzien,
- aanwezige veiligheidsinrichtingen op eenvoudige wijze door de werknemers
konden worden genegeerd,
- de portaalrobot in enkele gevallen onafhankelijk van de kotterbank kon bewegen,
- de portaalrobot werd bediend door personen die daarvoor geen specifieke deskundigheid
bezaten.
Het standpunt van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat veiligheid binnen verdachtes bedrijf centraal staat. Vanaf dag één worden werknemers van [VERDACHTE] bewust gemaakt van het belang van veilig werken. Vooropgesteld moet worden dat een arbeidsplaats een zekere mate van risico in zich bergt. Een fabriek met machines zoals bij [VERDACHTE] is daarvan een goed voorbeeld. Uit het enkele feit dat zich een ernstig ongeval voordoet kan niet worden afgeleid dat verdachte een verwijt treft. Zo is er binnen het bedrijf van verdachte een systeem van doorlopende toetsing van de risico’s. Iedere werknemer van verdachte krijgt een uitvoerige instructie bij indiensttreding. De Rottler-machine waar het ongeval zich heeft voorgedaan is voorzien van een beveiliging. Deze beveiliging is slechts te omzeilen en de bewegende delen zijn alleen te bereiken via acrobatische inspanningen waarbij het slachtoffer bewust de binnen [VERDACHTE] geldende veiligheidsmaatregelen heeft geschonden.
Verder heeft de raadsman nog naar voren gebracht dat op 28 april 2009 inderdaad voor het samenstel van machines geen CE markering was afgegeven, maar dat deze CE markering niets zegt over de veiligheid van de machine en heeft hij gesteld dat niet uit de bewijsmiddelen blijkt dat er geen technisch dossier beschikbaar was dat voldeed aan bijlage VII onder A, bij de richtlijn 2006.42/EG.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde moet worden vastgesteld dat verdachte niet heeft voldaan aan voorschriften gesteld krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en dat verdachte wist of kon weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was. Bij de beoordeling gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval.
Getuige [getuige 1] verklaart dat hij op 28 april 2009 werkzaam is geweest in dezelfde productiehal waar het slachtoffer werkte en dat de bediening van de portaalrobot tot zijn werkzaamheden behoorde. De kraan was wel beveiligd, maar of dat voldoende was weet de getuige niet. Hij was drie weken werkzaam bij [VERDACHTE] en zat in het leerproces voor het werk (training on the job). De instructie voor de bediening van de machine heeft de getuige mondeling gekregen van zowel het slachtoffer als de getuige [getuige 2]. De getuige verklaart dat het slachtoffer zowel de opleider van hem en de heer [getuige 2] was. De getuige heeft het slachtoffer wel eens keer op de Rottler (freesmachine) gezien in verband met het wegblazen van slijpsel (spanen).
Kort voor het ongeval moest, volgens de getuige, de kraan nog de laatst gegraveerde mantel oppakken en in de freesmachine brengen.
Daarna zou de getuige door de lichtstraal van de kraan kunnen om de volgende mantels te kunnen graveren. De freesmachine kon dan verder lopen tijdens de pauze.
De getuige heeft 4 à 5 minuten gewacht, maar toen de kraan niet kwam is hij teruggelopen naar het bedieningspaneel van de kraan. De getuige dacht dat het probleem een storing was en heeft daarom op de startknop gedrukt; hij heeft op dat moment niet gekeken waar het slachtoffer was, direct daarop hoorde hij een harde gil afkomstig van het slachtoffer .
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij op 28 april 2009 werkzaam was in dezelfde productiehal met het slachtoffer en de getuige [getuige 1]. De getuige verklaart dat hij nog niet gekwalificeerd was om het samenstel van de kraan en de freesmachine te bedienen. Bediening van de kraan is een onderdeel van de kwalificatie en dat leer je door training on the job. De kraan kan handmatig stop worden gezet nadat de machine op handbediening is gezet. Het stilzetten gebeurde wel eens als je ergens bij moet. De getuige zegt een hekel te hebben om onder een last (mantel) te zitten. Je kunt niets borgen tenzij je de sleutel uit het bedieningspaneel haalt. Werknemers moesten wel eens aan de zijkant bij de kop van de frees naar binnen om de spanen op te ruimen. Dat zet je de kotterbank op handbediening. Daarna ga je door de zijdeur of het veiligheidshek van de gereedschapskamer de ruimte waar de spanen zich bevinden naar binnen. De machine is dan niet spanningloos of spanningsvrij. De deur naar het gereedschapsmagazijn is overbrugd omdat men vindt dat als je de machine op handbediening hebt staan er geen gevaar is. Als men de deur opendoet met een werkende beveiliging dan gaat de machine in storing en dat wil men niet. Het kost meer tijd. Het slachtoffer ging ook wel eens aan de zijkant in de machine voor het reinigen in de machine terwijl het product (mantel) in de machine lag. De getuige had daarover een geschil met het slachtoffer die vond dat zijn manier sneller was. De getuige zegt dat hij niet alle spanen goed kan weghalen als hij via de gereedschapskamer de freesbank benadert. Als hij het grondig wil doen moet hij op de machine klimmen, daar waar het slachtoffer is gevonden.
De getuige verklaart dat hij door zijn postuur de freesmachine niet via de zijkant kan betreden en dat hij dat ook nooit heeft geprobeerd. Het slachtoffer was echter tengerder en kon het wel.
Met grotere buizen kun je, ook de getuige, wel onder de lichtstralen door. De getuige geeft aan dat het hem bekend was dat de beveiliging van de deur naar het gereedschapsmagazijn overbrugd was. Technisch gezien kan de deur ook open als de machine op automatisch staat. De getuige zegt dat er nog vier andere plekken zijn met die overbrugging. Het betreffen de deuren naar beide gereedschapswisselaars. Dit komt ten goede aan de doorloop van de productie .
Getuige [getuige 3] verklaart op 6 mei 2009 dat hij betrokken is geweest bij de opbouw van de machine (samenstel Rottler/Zollern) waar het slachtoffer is overleden. Hij wist dat de beveiliging van het hekwerk naast de machine (toegang richting de kotterbank gereedschapskamer en freeswisselaar) niet werkte. Hij is van mening dat achteraf de beveiliging niet voldoende is geweest. Volgens de getuige werd er met de machine gewoon productie gedraaid .
Getuige [getuige 4] verklaart op 22 juli 2009 dat hij heeft gezien dat werknemers de (beveiliging van de) deur van de gereedschapkamer overbrugd hadden. Hij heeft dat bij zijn leidinggevende gemeld en het is vervolgens hersteld. Tijdens het ongeval bleek dat die beveiliging weer was overbrugd .
Getuige [getuige 5] verklaart dat de overbrugging bij de gereedschapskamer bekend is. Hij weet dat een samenstel van machines aan de CE normen moet voldoen. Nu de machine in productie is kun je niet spreken van een proefopstelling .
Het proces-verbaal van de Arbeidsinspectie van 16 december 2009, opgemaakt door de inspecteurs W.M.Vos en M.E. Misérus, bevat als relaas van verrichtingen, waarnemingen en bevindingen van die verbalisanten onder meer het navolgende.
Als [VERDACHTE] besluit een samenstel van machines te bouwen bestaande uit een freesmachine (Rottler) en een kraan (Zollern), waarvoor afzonderlijk CE markeringen zijn afgegeven, wordt [VERDACHTE] als fabrikant van dat samenstel beschouwd. [VERDACHTE] moet dan zelf alle verplichtingen rondom CE markering van het samenstel invullen en daaraan voldoen, te weten:
- een risicoanalyse van het samenstel maken,
- maatregelen nemen ter beheersing van de risico’s, rekening houdend met de stand van de techniek waaronder
geharmoniseerde normen,
- een gebruikaanwijzing van het samenstel maken,
- een technisch constructiedossier van het samenstel maken,
- een EG-verklaring van overeenstemming van het samenstel maken,
- een CE markering op het samenstel plaatsen.
De basis voor deze verplichting ligt in de artikelen 2 en 8 lid 7 van de Machinerichtlijn .
Het procesverbaal van bevindingen met bijbehorende fotoblad, opgemaakt door de inspecteur R. Zwiers van de Arbeidsinspectie van 20 mei 2009 bevat als relaas van waarnemingen, verrichtingen en bevindingen van die verbalisant, dat tussen het aluminium frame en de systeemkast van de freesmachine (foto’s 9, 10 en 12) een ruimte bestond van 67,5 cm. Hierdoor bestond ruimte om achter lichtgevoelige bewegingsbeveiliging op de machine te lopen zonder opgemerkt te worden. Voorts was onder dit gedeelte van de machine de verf afgesleten (foto 16), kennelijk als gevolg van het regelmatig betreden bij het op- en afstappen op deze plaats. Ook aan de bovenzijde van het aluminium frame zijn sporen zichtbaar die zijn ontstaan bij het optrekken tijdens het betreden van de machine .
Het Risico-Inventarisatie en Evaluatie rapport opgemaakt door consultant G.S. Jolink van KeurCompany van 19 december 2008 vermeldt dat een aantal zaken niet in orde is bij [VERDACHTE] omdat na inkoop van de CE gemarkeerde machines veelal een aanpassing volgt waarbij het de vraag is of het bedoelde veiligheidniveau gehandhaafd/verbeterd wordt. Ook worden in eigen beheer experimentele opstellingen gemaakt die niet getoetst worden aan de Machinerichtlijn. Het advies luidt dat het zinvol lijkt de afname machines te laten verlopen door middel van een CE toetsing .
Bijlage 37: zijnde een konformitätserklärung/Declaration of Conformity van Zollern waarin staat: “Diese EG-Konformitätserklärung verliert ihre Gültigkeit, wenn die Maschine ohne unsere Zustimmung umgebaut oder verändert wird“ .
Bijlage 37: zijnde een konformitätserklärung van Rottler waarin staat: “Bei einer nicht mit uns abgestimmten Änderung der Maschine verliert diese Erklärung ihre Gültigkeit“ .
De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van de omstandigheden zoals hiervoor weergegeven, verdachte redelijkerwijs moest weten dat levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was. Vooropgezet moet worden dat het werken met het onderhavige samenstel van grote machines, waarmee zware mantels door een robotkraan in stelling worden gebracht, potentieel een groot risico op levensgevaarlijke situaties -om getroffen, geraakt, of bekneld te raken door zware voorwerpen- met zich brengt en dat dit gevaar zich bij het onderhavige bedrijfsongeval ook heeft verwezenlijkt. Dat dit gevaar op 28 april 2009 is ontstaan in een specifieke, voor verdachte geheel onvoorziene, situatie is niet gebleken. Uit de verklaring van [getuige 2] komt naar voren dat er tijdens het frezen spanen ontstaan, dat het verwijderen daarvan een onderdeel van de werkzaamheden is en ook moet plaatsvinden op de plaats waar het slachtoffer om het leven is gekomen. Verdachte moet geacht worden haar bedrijfsproces ook op dit punt te kennen en had dit redelijkerwijs ook kunnen weten.
Daarnaast volgt uit de verklaring van enige werknemers dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de omstandigheid dat men op de werkvloer de neiging had de beveiligingen van het onderhavige samenstel te omzeilen.
Voorts was verdachte er blijkens voornoemd evaluatierapport van 19 december 2008 uitdrukkelijk op gewezen om bij een samenstel van machines als de onderhavige een CE-toetsing uit te voeren, welke procedure onder andere omvat een risicoanalyse en een inventarisatie van de in verband daarmee te nemen maatregelen. Dit had verdachte tot dusver niet gedaan.
Onder deze omstandigheden heeft verdachte een in het oog springende ruimte van 67,5 cm naast de beveiligde doorgang laten bestaan. Via deze ruimte kon een slanke, enigszins behendige, werknemer de plaats van het ongeval bereiken zonder dat de beveiliging in werking werd gesteld. Dat daarbij op de machine moest worden geklommen, zoals het slachtoffer waarschijnlijk heeft gedaan, hoorde, zo volgt uit de verklaring van [getuige 2] bij het werk, omdat anders alle spanen niet goed konden worden weggehaald.
Alles overziend komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte niet alleen in strijd met een aantal voorschriften betreffende de arbeidomstandigheden heeft gehandeld, maar dat zij, gezien de signalen die haar leiding bereikten dan wel onder de gegeven omstandigheden hadden moeten bereiken, redelijkerwijs moest weten dat op haar werkvloer levensgevaar te verwachten was.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 28 april 2009, te [vestigingsplaats], als werkgeefster, in strijd
met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen
handelingen heeft nagelaten, hierin bestaande dat verdachte, in haar, verdachtes, onderneming, in welke onderneming toen in een productiehal aan de [adres], zijnde een arbeidsplaats, door werknemers van verdachte (onder wie [slachtoffer]) arbeid werd verricht, bestaande in het bewerken/frezen van mantels met behulp van een samenstel
van een kotterbank en een portaalrobot, zijnde een arbeidsmiddel, arbeid heeft laten verrichten, terwijl niet was voldaan aan voorschriften, gesteld krachtens de Arbeidsomstandighedenwet, te weten de voorschriften gesteld in artikel 3.17 en 7.2 en 7.5 en 7.7 lid 1 en lid 4 en 7.18 van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
- immers werd het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen en het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen niet zoveel mogelijk beperkt en
- voldeed het door verdachte aan de werknemers ter beschikking gestelde
arbeidsmiddel, te weten het samenstel van de kotterbank en portaalrobot,
niet aan het Warenwetbesluit machines, hierin bestaande dat bedoeld samenstel niet was voorzien van een CE-markering, als bedoeld in artikel 6 van het Warenwetbesluit machines en was ten aanzien van bedoeld samenstel geen technisch dossier beschikbaar dat voldeed aan bijlage VII, onder A, bij de richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van
Richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157) en
- werden reinigingswerkzaamheden aan het samenstel van de kotterbank en de
portaalrobot, zijnde een arbeidsmiddel, uitgevoerd, terwijl dat arbeidsmiddel niet was uitgeschakeld en spanningsloos was gemaakt -zulks terwijl dit wel mogelijk was- en
- waren bewegende delen van dat arbeidsmiddel, welke gevaar
opleverden, niet van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen voorzien,
dat het gevaar zoveel mogelijk werd voorkomen en
- konden de aanwezige beveiligingsinrichtingen op eenvoudige wijze worden
genegeerd en
- werd de portaalrobot -zijnde een hijswerktuig- bediend door een persoon die daartoe geen specifieke deskundigheid bezat,
zulks terwijl daardoor naar verdachte redelijkerwijs moest weten levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] en andere werknemers te verwachten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 1 ten derde, artikel 2 lid 3 en artikel 6 ten tweede van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.
8. De op te leggen straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,=).
De rechtbank overweegt dat zij bij haar strafbepaling rekening heeft gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Voorts heeft [VERDACHTE] na het ongeval de nabestaanden van het slachtoffer op goede wijze bijgestaan en financieel ondersteund.
Dit alles in aanmerking nemend legt de rechtbank aan verdachte op een geldboete van vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,=).
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank: bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon
Straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,=).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. W.M.B. Elferink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2011.