ECLI:NL:RBALM:2011:BP1879

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116602 / KG ZA 10-307
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verwijdering van badkamers in gehuurde showroom

In deze zaak heeft eiseres, die interieuradvies verleent en een showroom huurt, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die tegels en sanitair verkoopt. Eiseres vorderde de verwijdering van twee badkamers die gedaagde in haar showroom had geïnstalleerd, alsook betaling van een bedrag van € 3.076,43, vermeerderd met wettelijke rente. De zaak werd behandeld op 4 januari 2011, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.I. van 't Hullenaar, en gedaagde werd vertegenwoordigd door een bestuurder.

Eiseres stelde dat zij het pand moest ontruimen en dat gedaagde zijn eigendom diende te verwijderen. Gedaagde betwistte echter de eigendom van de badkamers en verzocht om aanhouding van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vorderingen van eiseres. De rechter concludeerde dat de feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te bepalen wie de eigenaar van de badkamers was en dat er nader onderzoek nodig was, waarvoor een bodemprocedure de juiste weg zou zijn.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af en oordeelde dat zij, als in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 11 januari 2011 door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en de kosten aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 568,-- aan griffierecht. Eiseres werd geadviseerd om de badkamers zelf te verwijderen om aan haar verplichtingen jegens de verhuurder te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 116602 / KG ZA 10-307
datum vonnis: 11 januari 2011 (amw)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. M.I. van 't Hullenaar te Enschede,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde].
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 januari 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] bijgestaan door mr. M.I. van ‘t Hullenaar en [X], bestuurder van [gedaagde]. De standpunten zijn toegelicht. Voorafgaand aan de zitting is ingekomen een brief van mr. M.I. van ’t Hullenaar d.d. 4 januari 2011 met producties en een brief van mr. L. Bezoen, advocaat te Enschede, namens [gedaagde] d.d. 4 januari 2011.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten
[Eiseres] adviseert en begeleidt klanten bij het uitzoeken van een interieur. Zij heeft bedrijfsruimte gehuurd aan de Bönninghausenstraat 25a te Tubbergen.
[Gedaagde] verkoopt tegels en sanitair.
Partijen hebben op een bouwbeurs te Tubbergen in 2006 een eventuele samenwerking besproken. In een vervolggesprek hebben partijen afspraken gemaakt, waarna [gedaagde] in 2007 twee badkamers heeft geïnstalleerd in de showroom van [eiseres] aan voornoemd adres.
[Eiseres] heeft twee klanten ([M.] en [H.]) bij [gedaagde] heeft aangebracht. In november 2009 heeft zij aan [gedaagde] om een overzicht van de afname en procenten gevraagd. Na informatie van [gedaagde] heeft [eiseres] op 27 november 2009 aan [gedaagde] een factuur en op 23 december 2009 een eerste aanmaning gestuurd met betrekking tot de provisie die [gedaagde] aan haar verschuldigd zou zijn ad € 3.979,10.
Op 22 januari 2010 heeft [gedaagde] [eiseres] een factuur gestuurd voor een bedrag van
€ 22.274,62 met betrekking tot de twee badkamers, alsmede een factuur d.d. 22 april 2009 ad € 1.319,78.
Vervolgens heeft [eiseres] meerdere malen gepoogd [gedaagde] te bewegen de badkamers terug te halen en de provisie te betalen.
Het geschil
1. [eiseres] vordert - kort weergegeven -:
a) [gedaagde] te veroordelen de twee badkamers en alle overige zaken die hem toebehoren en die in de showroom zijn geïnstalleerd te verwijderen en de showroom in oude staat achter te laten binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b) [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van bedrag ad € 3.076,43, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) over € 2.719,43 vanaf 3 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
c) voor het geval [gedaagde] niet uiterlijk één week voor het einde van
januari 2011 aan het onder a.) gevorderde heeft voldaan aan [eiseres] verlof te verlenen de zaken die [gedaagde] toebehoren te verwijderen voor rekening en risico van [gedaagde];
d) [gedaagde] te veroordelen in proceskosten.
2. [Eiseres] voert daartoe aan dat zij gaat verhuizen en dat zij het pand, waarin de badkamers zijn geïnstalleerd, in de oude staat dient op te leveren. Uiterlijk eind januari 2011 moet het pand ontruimd zijn. Zij wordt onevenredig benadeeld doordat [gedaagde] weigert zijn eigendom te verwijderen uit de door haar gehuurde showroom. Wegens het onrechtmatig handelen van de zijde van [gedaagde] zal zij aanzienlijke schade lijden.
3. [Gedaagde] voert verweer en verzoekt de zaak een week aan te houden. Voorts stelt hij kort gezegd dat de spullen niet van hem zijn en dat hij niet gehouden is om de spullen te verwijderen.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden. De dagvaarding is tijdig uitgebracht op het zaaksadres van [gedaagde]. De omstandigheid dat [gedaagde] daar niet aanwezig was, komt voor het risico van [gedaagde].
5. Ten aanzien van het gevorderde onder 1a) en 1c) is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gesteld en onvoldoende is komen vast te staan voor toewijzing van die vorderingen. De door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden worden door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Het lijkt erop dat partijen een samenwerking zijn overeengekomen, maar in de onderhavige procedure is niet vast komen te staan wat er tussen partijen is afgesproken en wie nu de eigenaar is van de badkamers. Ook heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt op welke rechtsgrond [gedaagde] gehouden zou zijn om de spullen uit het pand te verwijderen. Om de gegrondheid van de stellingen van [eiseres] en het verweer van [gedaagde] te kunnen vaststellen is nader onderzoek nodig, waarvoor in kort geding geen plaats is. Daarvoor is de bodemprocedure de aangewezen weg. Overigens heeft [gedaagde] bij de mondelinge behandeling van dit kort geding expliciet gesteld dat de spullen in de showroom niet van hem zijn. [Eiseres] kan de badkamers zelf uit de showroom verwijderen, zodat zij aan haar verplichtingen jegens de verhuurder kan voldoen.
6. Voorts vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag van € 3.076,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.719,43 vanaf
3 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.
7. Voor toewijzing van een vordering in kort geding strekkende tot betaling van een geldbedrag dan wel van een voorschot daarop is vereist dat buiten redelijke twijfel staat dat de bodemrechter, over dit geschil oordelende, tot de beslissing zal komen dat gedaagde het thans gevorderde bedrag verschuldigd is. Voorts moet een spoedeisend belang aanwezig zijn, dat meebrengt dat van de eisende partij - mede gelet op de thans reeds bestaande duidelijkheid over de te verwachten beslissing in de bodemzaak - niet kan worden gevergd dat hij zo lang op de betaling zou moeten wachten. Tenslotte mag er geen restitutierisico voor de gedaagde bestaan dat, gelet op het belang van de eisende partij, onacceptabel is.
8. De voorzieningenrechter zal deze vordering afwijzen, aangezien [eiseres] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is.
9. Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter [eiseres], als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van dit geding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen van [eiseres] af.
II. veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 568,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2011, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier.
De griffier is wegens uitstedigheid
niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.