RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 117149 / KG ZA 10-329
datum vonnis: 14 januari 2011 (l.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
verder te noemen [eiser]
advocaat: mr. P.P.J.T.M. Seelen te Vriezenveen,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. G.J. Hollema te Almelo.
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 januari 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mr. Seelen en [gedaagde], vergezeld door mr. Hollema. De standpunten zijn toegelicht. [gedaagde] heeft ter zitting een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
- [eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad.
- Tijdens een gedeelte van deze relatie hebben [eiser] en [gedaagde] samengewoond in de woning die door [eiser] wordt gehuurd (hierna: de woning).
- Er is nooit een verzoek tot medehuurderschap ingediend.
- Op 15 november 2010 is de relatie tussen [eiser] en [gedaagde] beëindigd.
- [gedaagde] verblijft nog steeds in de woning.
- Het verblijf van [gedaagde] in de woning na 15 november 2010 heeft aanleiding gegeven tot een aantal incidenten tussen partijen.
3. De standpunten van partijen
3.1 [eiser] vordert in conventie – kort gezegd – dat [gedaagde] bij vonnis wordt bevolen om binnen 48 uur de woning te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden. Indien en voorzover [gedaagde] met de nakoming van het vonnis in gebreke blijft, vordert [eiser] dat [eiser] wordt gemachtigd de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, met behulp van de sterke arm. [eiser] vordert tot slot dat [gedaagde] in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.
3.2 [eiser] voert hiertoe aan dat [gedaagde] sinds het moment dat de relatie is beëindigd zonder recht of titel in de woning verblijft. Door de woning niet te verlaten handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser]. Het verblijf van [gedaagde] in de woning heeft geleid tot een onhoudbare situatie. [eiser] stelt dat een belangenafweging niet aan de orde is, omdat [gedaagde] geen medehuurder is.
3.3 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] stelt dat in de jurisprudentie is bepaald dat in gevallen waarbij sprake is (geweest) van jarenlange samenwoning en waarbij de huurovereenkomst slechts op naam van één van de partijen staat, de vraag wie in de woning mag blijven, beantwoord dient te worden aan de hand van een belangenafweging. [gedaagde] stelt dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen. [gedaagde] stelt dat ze nergens naar toe kan, omdat ze nog geen woning van de woningbouwvereniging toegewezen heeft gekregen en een particuliere huurwoning, gelet op haar financiële situatie, geen optie is. Daarnaast woont de dochter van [gedaagde] van 13 jaar nog bij [gedaagde]. [gedaagde] kan niet terecht bij de overbuurvrouw of bij haar andere dochter. [gedaagde] voert voorts aan dat vanwege haar psychiatrische problemen de ontruiming van haar en haar dochter niet gewenst is. Mocht de vordering tot ontruiming worden toegewezen, dan dient volgens [gedaagde] voor de ontruiming een termijn van twee maanden te worden bepaald, zodat het voor [gedaagde] en haar dochter mogelijk is om vervangende huisvesting te vinden.
In voorwaardelijke reconventie
3.4 Voor het geval [eiser] van oordeel is en blijft dat gezamenlijk voortgezet gebruik van de woning niet mogelijk is, vordert [gedaagde] in voorwaardelijke reconventie dat het [eiser] zal worden verboden om na betekening van het vonnis de woning tegen de wil van [gedaagde] te betreden en/of te gebruiken, met machtiging aan [gedaagde] om dit verbod desnoods met behulp van de sterke arm te handhaven, een en ander totdat [gedaagde] over vervangende huisvesting beschikt en met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
4.1 De voorzieningenrechter oordeelt in conventie als volgt. Tussen partijen staat vast dat, nadat de relatie tussen partijen is beëindigd, het verblijf van [gedaagde] in de woning aanleiding heeft gegeven tot een aantal incidenten. Een voortzetting van het gezamenlijk gebruik van de woning is daarom niet aanvaardbaar. Een van beide partijen dient de woning te verlaten.
4.2 Tussen partijen staat voorts vast dat [eiser] huurder van de woning is en dat [gedaagde] niet als (mede)huurder kan worden aangemerkt. Dit brengt met zich mee dat [eiser] een recht heeft om in de woning te wonen, omdat hij de woning huurt en dat [gedaagde] een dergelijk recht niet heeft, omdat zij geen huurder of medehuurder is. [gedaagde] verblijft dus zonder recht of titel in de woning, hetgeen overigens door [gedaagde] ook niet wordt ontkend.
4.3 [gedaagde] heeft aangevoerd dat er een belangenafweging dient plaats te vinden en stelt dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen. [gedaagde] noemt ter onderbouwing van dit laatste een aantal omstandigheden, die volgens [gedaagde] ertoe dienen te leiden dat zij en haar dochter de woning mogen blijven gebruiken, totdat zij over vervangende huisvesting beschikken.
4.4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheden die [gedaagde] heeft genoemd niet tot gevolg hebben dat het recht dat [eiser] als huurder heeft om (zonder [gedaagde]) in de woning te wonen, opzij moet worden gezet. De vordering tot ontruiming zal dan ook – met inachtneming van hetgeen onder 4.5 zal worden overwogen – worden toegewezen. De voorzieningenrechter is echter wel van oordeel dat de door [gedaagde] genoemde omstandigheden met zich mee brengen dat [gedaagde] een termijn wordt gegund voor tot ontruiming moet worden overgegaan. [gedaagde] kan deze termijn benutten om vervangende huisvesting voor haar en haar dochter te vinden. De voorzieningenrechter zal deze termijn op één maand stellen.
4.5 De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiser] tot machtiging van [eiser] om de ontruiming zonodig zelf, met behulp van de sterke arm, te doen bewerkstelligen, afwijzen. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft namelijk voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder en een machtiging aan [eiser] om zelf de ontruiming te bewerkstelligen zou met deze regel in strijd zijn. De deurwaarder heeft geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen nodig; die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
In voorwaardelijke reconventie
4.6 Nu [eiser] het recht heeft om in de woning te wonen en [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft, zal de voorwaardelijke reconventionele vordering van [gedaagde] worden afgewezen.
Zowel in conventie als in voorwaardelijke reconventie
4.7 Omdat partijen een affectieve relatie hebben gehad, zullen de kosten van dit kort geding worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
I. beveelt [gedaagde] binnen één maand na betekening van dit vonnis de woonruimte aan het adres [adres] en [woonplaats] te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden;
II. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
III. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
In voorwaardelijke reconventie
V. wijst de vordering af;
VI. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.