ECLI:NL:RBALM:2010:BO9518

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116692 / KG ZA 10-31
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over leveringsplicht tussen biologische geitenmelk coöperatie en lid

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, gaat het om een geschil tussen de Organic Goatmilk Coöperatieve U.A. (OGC) en een van haar leden, [gedaagde], over de vraag of er een leveringsplicht bestaat voor de door [gedaagde] geproduceerde biologische geitenmelk. OGC vordert dat [gedaagde] verplicht wordt om zijn melk te leveren tot 31 december 2011, op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 23 december 2010 behandeld en op 30 december 2010 uitspraak gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: OGC, opgericht in 2009, heeft als doel de belangen van haar leden te behartigen door het verzamelen en vermarkten van biologische geitenmelk. [gedaagde] is in 2009 lid geworden en heeft tot 1 december 2010 melk geleverd aan OGC. Na zijn opzegging van het lidmaatschap per 1 december 2010, stelt OGC dat [gedaagde] nog steeds verplicht is om te leveren, terwijl [gedaagde] betwist dat er een leveringsplicht bestaat.

De voorzieningenrechter overweegt dat uit de statuten van OGC geen expliciete leveringsplicht blijkt en dat de wet (artikel 2:53 BW) ook geen verplichting tot levering voor leden van een coöperatie voorschrijft. De voorzieningenrechter concludeert dat OGC onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een leveringsplicht en wijst de vordering van OGC af. Tevens wordt OGC veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 116692 / KG ZA 10-312
datum vonnis: 30 december 2010 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
Organic Goatmilk Coöperatieve U.A.,
gevestigd te Oude-Tonge,
eiseres,
verder te noemen OGC,
advocaat: mr. N.S. Commijs te Zwolle,
tegen
1. [gedaagde 1],
gevestigd te [plaats],
2. [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3]
4. [gedaagde 4],
allen wonende te [woonplaats],
gedaagden,
verder gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. A.J. Veeman te Zwolle.
Het procesverloop
OGC heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 december 2010. Ter zitting zijn verschenen: [D] en [A] namens OGC vergezeld door mrs. Commijs en Dullemond en gedaagden, vergezeld door mr. Veeman.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- OGC is een in 2009 opgerichte coöperatie voor het verzamelen en vermarkten van biologische geitenmelk. Blijkens de statuten van de coöperatie stelt zij zich (onder meer) ten doel:
ten dienste van rentabiliteit en de continuïteit van hun bedrijven, de stoffelijke belangen van haar leden te behartigen, ondermeer en met name door het marktgericht verzamelen en voor verwerking aanleveren van biologische geitenmelk, alsmede het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
- OGC sluit daartoe een groot deel van de (ver)koopovereenkomsten voorafgaand aan de aanvang van het boekjaar. Voor 2011 heeft OGC een geschatte melkopbrengst van
930.000.000 kg.
- Hoewel de statuten deze mogelijkheid verschaffen, is er tot op heden geen huishoudelijk reglement vastgesteld.
- [gedaagde] is in 2009 lid geworden van de coöperatie. Hij heeft sindsdien
– tot 1 december 2010 – door hem geproduceerde biologische geitenmelk verkocht en geleverd aan OGC.
- Bij brief van 15 oktober 2010 heeft Countus Accountants & Adviseurs namens [gedaagde] meegedeeld dat [gedaagde] het lidmaatschap van OGC per 1 december 2010 opzegt, met een beroep op artikel 9.3 van de statuten van de coöperatie. Dat artikel luidt als volgt:
Opzegging van het lidmaatschap door het lid kan slechts geschieden tegen het einde van het volgende boekjaar en dient te geschieden per aangetekend schrijven uiterlijk vóór het einde van het lopende boekjaar. Niettemin is onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap door opzegging mogelijk indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
De vordering van OGC en haar onderbouwing daarvan
2. Bij dagvaarding vordert OGC veroordeling van [gedaagde] om met ingang van de dag nadat dit vonnis is betekend tot en met 31 december 2011 op de gebruikelijke wijze, de door [gedaagde] geproduceerde biologische geitenmelk te leveren of te laten leveren aan OGC, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke kalenderweek of deel van een week dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen. Voorts vordert OGC veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.1 OGC stelt daartoe dat [gedaagde] onverminderd zijn opzegging, gehouden is aan zijn verplichtingen uit het lidmaatschap van OGC, inhoudende het leveren van de door [gedaagde] geproduceerde biologische geitenmelk aan OGC. Als lid dient [gedaagde] zijn volledige biologische geitenmelk productie aan OGC te leveren. De opzegging van [gedaagde] betreft een onregelmatige opzegging, die geen rechtsgevolgen heeft voor de relatie tussen partijen. Volgens OGC komt [gedaagde] geen beroep toe op het bepaalde in artikel 9.3 laatste volzin. Derhalve dient [gedaagde] nog tenminste tot 31 december 2011 de melk aan OGC te leveren.
2.2 Als [gedaagde] zijn melkproductie niet aan OGC levert (wat hij sinds 1 december 2010 niet meer heeft gedaan), kan OGC niet voldoen aan de in het belang van de leden en op basis van het lidmaatschap van de leden gesloten overeenkomsten met afnemers. Daardoor lijdt OGC schade, alsmede haar leden. OGC stelt dat zij haast de volledige geschatte melkproductie voor 2011 heeft verkocht aan afnemers. In het voorgaande is dan ook het spoedeisend belang van OGC bij een voorlopige voorziening als gevorderd gelegen.
Het verweer van [gedaagde]
3. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering van OGC, concludeert tot afwijzing daarvan en stelt daartoe het navolgende.
3.1 Volgens [gedaagde] is in de statuten van OGC geen plicht tot levering van de door de leden geproduceerde melk opgenomen. Een dergelijke leveringsplicht vloeit evenmin voort uit het lidmaatschap als zodanig. Bovendien dient een leveringsplicht expliciet in de statuten te worden opgenomen. Dat het nooit de bedoeling is geweest om een statutaire leveringsplicht op te nemen blijkt ook uit een verslag d.d. 1 juli 2009 van de werkgroep die betrokken was bij het opstellen van onder andere de statuten van OGC. In dat verslag staat onder meer: De geitenhouder kiest uit de jaarproducties van de laatste drie jaar een referentiehoeveelheid. Dit wordt vermeerderd met 10% (dit is de natuurlijke groei, voeding, fokkerij, management). Dit wordt de hoeveelheid die de geitenhouder mag leveren het volgende seizoen. Evenmin is door OGC met [gedaagde] een overeenkomst gesloten ter verkoop en levering van de door [gedaagde] te produceren melk.
3.2 Voor zover wel een leveringsplicht moet worden aangenomen, beroept [gedaagde] zich op het bepaalde in artikel 9.3 van de statuten van OGC. [gedaagde] heeft het lidmaatschap opgezegd met de financiële noodsituatie van het bedrijf als opzeggingsgrond. Als het bedrijf op deze manier doorgaat, stevent het af op een faillissement. Dat blijkt uit berekeningen en overzichten zoals deze door Countus zijn opgesteld. Daaruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat het bedrijf van [gedaagde] in een acute financiële noodsituatie verkeert, waarbij het genereren van meer inkomsten de enige oplossing is om aan een dreigend faillissement te ontkomen. Dat kan worden bereikt door te leveren aan de afnemer [H], die een substantieel hogere melkprijs biedt dan OGC.
3.3 Tenslotte stelt [gedaagde] nog dat OCG geen belang heeft bij levering van de melk in 2011. Volgens [gedaagde] is pas 5,7 miljoen kilogram van de geschatte melkopbrengst van
9,3 miljoen kilogram verkocht door OGC. Als de geschatte melkopbrengst van [gedaagde] (385.000 kg) in mindering wordt gebracht op laatstgenoemde prognose, kan OGC nog steeds ruimschoots aan haar leveringsverplichtingen voldoen.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4. OGC heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening als gevorderd. Dat is als zodanig ook niet door [gedaagde] betwist, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een materiële beoordeling van het geschil.
4.1 Vaststaat dat OGC een coöperatie is, die ten doel heeft in de stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien. Dat deze stoffelijke behoefte in casu bestaat uit de verkoop namens de leden van de door diezelfde leden geproduceerde melk, staat ook vast. Het is ook geen discussie tussen partijen dat [gedaagde] tot 1 december 2010 door hem geproduceerde biologische geitenmelk aan OGC heeft geleverd. De vraag die thans voorligt is in hoeverre [gedaagde] ook gehouden is om deze melk aan OGC te blijven leveren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet deze vraag in ontkennende zin worden beantwoord.
4.2 Uit de wet (artikel 2:53 BW) volgt geen leveringsplicht voor leden van een coöperatie. Uit de wettekst volgt dat de coöperatie zich ten doel moet stellen om in de stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoefte uitoefent of doet uitoefenen. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in aanvulling hierop een leveringsplicht op te nemen in de statuten van de coöperatie. In casu is dat niet gebeurd. In een statutaire leveringsplicht is niet voorzien en dat wordt ook erkend door OGC. Op die grond kan [gedaagde] dan ook niet gehouden worden om door hem geproduceerde melk aan OGC te leveren. Evenmin acht de voorzieningenrechter een andere grond aanwezig die maakt dat [gedaagde] wel verplicht zou zijn tot levering aan OGC. Uit het gespreksverslag met betrekking tot het vaststellen van een huishoudelijk reglement is immers heel expliciet en zelfs vetgedrukt vermeld dat een geitenhouder mag leveren. Daaruit kan voorshands niet worden afgeleid dat hiermee bedoeld wordt een maximale leverantie, in verband met mogelijke problemen voor de coöperatie als gevolg van een niet verkocht overschot. Voorts bestaat kennelijk de mogelijkheid dat een lid van de coöperatie wel lid is, maar niet levert aan de coöperatie. Zulks blijkt immers uit de nieuwsbrief van OGC uit maart 2010. OGC heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze situatie slechts ziet op leden die nog gebonden zijn aan oude leveringscontracten met derden, maar niettemin alvast lid zijn geworden van de coöperatie.
4.3 Kennelijk is voorheen tussen partijen gecontracteerd op basis van mondelinge overeenkomsten, waarbij [gedaagde] zijn melk aan OGC heeft geleverd. Wat betreft de periode na 1 december 2010 is niet gebleken van enige overeenkomst (mondeling of schriftelijk) tussen partijen op grond waarvan [gedaagde] verplicht is om over te gaan tot levering van de door hem geproduceerde melk, zodat hij ook om die reden niet gehouden is om tot 31 december 2011 zijn melk aan OGC te leveren.
4.4 De vordering van OGC dient dan ook te worden afgewezen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeven de overige stelling van partijen, met name over de al dan niet onregelmatige opzegging door [gedaagde], geen verdere bespreking. OGC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure als na te melden.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vordering van OGC af.
II. Veroordeelt OGC in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 255,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.