ECLI:NL:RBALM:2010:BO8225

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700475-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen op woningen met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 22 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen gewapende overvallen heeft gepleegd op twee woningen in Hengelo. De overvallen vonden plaats op 13 en 19 november 2009, waarbij de bewoners met vuurwapens zijn bedreigd en fysiek geweld is toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij aanzienlijke schade is toegebracht aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die ook als slachtoffers zijn erkend in deze zaak. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de bedragen zijn vastgesteld op basis van de geleden schade en smartengeld. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder pruiken en een masker, onttrokken aan het verkeer, omdat deze goederen konden worden gebruikt voor het plegen van soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachten, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700475-09
datum vonnis: 22 december 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2],
geboren op [1989] in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Doetinchem te Doetinchem.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 februari 2010, 4 mei 2010, 29 juni 2010, 27 augustus 2010, 9 november 2010 en
8 december 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van wat door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
De benadeelde partijen/slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waren op de zitting aanwezig. Zij hebben geen gebruik gemaakt van hun spreekrecht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: Op 13 november 2009 met anderen onder meer geld en sieraden heeft gestolen door de bewoners van een woning aan de [adres] te Hengelo (O) met een vuurwapen te bedreigen, subsidiair dat hij met anderen die bewoners met een wapen heeft afgeperst, en
Feit 2: Op 19 november 2009 met anderen onder meer geld en sieraden heeft gestolen door de bewoner van een woning aan de [adres] te Hengelo (O) met een vuurwapen te bedreigen en daarmee te slaan, subsidiair dat hij met anderen die bewoner met een wapen heeft afgeperst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2009 in de gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft weggenomen een aanzienlijk geldbedrag en/of
siera(a)d(en) en/of (een) mobiele telefoon(s), en/althans/in elk geval enig
(ander) goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de
firma [firmanaam], en/althans/in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of een of meer van
zijn familielid/leden, genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben
geduwd/gedrukt en/of gericht (gehouden), en/of
- de hand(en) voor de mond/het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt
(gehouden), en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die
[slachtoffer 4] heeft/hebben gedwongen (geknield) op de grond/een bank plaats
te nemen en/of daarbij/vervolgens tegen die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd/
geroepen: "Omdraaien, hoofd naar beneden, naar beneden blijven kijken en niet
omkijken" en/althans soortgelijke (dreigende) bewoording(en), en/of
- de handen/armen en/of benen/enkels van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 4] met (een) tie rip(s) en/of snoer/koord en/of riem heeft/hebben
vastgebonden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2009 in de gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een
(aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of (een)
mobiele telefoon(s) en/of een digitale) camera, en/althans/in elk geval van
enig (ander) goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of de firma [firmanaam] en/althans/in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben
geduwd/gedrukt en/of gericht (gehouden), en/of
- de hand(en) voor de mond/het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt
(gehouden), en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die
[slachtoffer 4] heeft/hebben gedwongen (geknield) op de grond/een bank plaats
te nemen en/of daarbij/vervolgens tegen die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd/
geroepen: "Omdraaien, hoofd naar beneden, naar beneden blijven kijken en niet
omkijken" en/althans soortgelijke (dreigende) bewoording(en), en/of
- de handen/armen en/of benen/enkels van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 4] met (een) tie rip(s) en/of snoer/koord en/of riem heeft/hebben
vastgebonden;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2009 in de gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres] heeft weggenomen een (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of een of
meer kluis/zen en/of een of meer siera(a)d(en)/juwe(e)l(en), en/althans/in elk
geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een (vuur)wapen,
althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen
en/of
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 5] heeft/hebben geduwd/gedrukt
en/of gericht (gehouden), en/of
- die [slachtoffer 5] bij het hoofd heeft vast gegrepen/gepakt en/of (daarbij/
vervolgens) een hand over/tegen de neus en/of de mond van die [slachtoffer 5] heeft
geduwd/gedrukt (gehouden), en/of
- de handen/armen en/of de benen/enkels van die [slachtoffer 5] met (een) tie
rip(s) heeft/hebben vastgebonden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2009 in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de
afgifte van een (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of een of meer kluis/zen
en/of een of meer siera(a)d(en)/juwe(e)l(en), en/althans/in elk geval enig
goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een (vuur)wapen,
althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen,
en/of
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 5] heeft/hebben geduwd/gedrukt
en/of gericht (gehouden), en/of
- die [slachtoffer 5] bij het hoofd heeft vast gegrepen/gepakt en/of (daarbij/
vervolgens) een hand over/tegen de neus en/of de mond van die [slachtoffer 5] heeft
geduwd/gedrukt (gehouden), en/of
- de handen/armen en/of de benen/enkels van die [slachtoffer 5] met (een) tie
rip(s) heeft/hebben vastgebonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Voorts vordert zij onttrekking aan het verkeer van twee pruiken en een gezichtsmasker. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid, nu de schadebedragen niet op eenvoudige wijze zijn vast te stellen en deze zich aldus niet lenen voor een afdoening in dit strafproces.
4. De voorvragen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 aan partiële nietigheid lijdt, namelijk voor zover in het tenlastegelegde feit als omschrijving 'een aanzienlijk geldbedrag’ voorkomt. Naar het oordeel van de raadsvrouw is door deze omschrijving geen aanduiding met voldoende bepaaldheid opgenomen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de dagvaarding aan de daaraan ingevolge artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering te stellen eisen. Voldoende duidelijk en bepaald blijkt uit de dagvaarding hetgeen verdachte wordt verweten. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte geen blijk gegeven de tenlastelegging op dit onderdeel niet te hebben begrepen en niet te hebben geweten waartegen hij zich diende te verweren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Wat de tenlastegelegde feiten betreft stelt de officier van justitie dat verdachte op
13 november 2009 en 19 november 2009 zich, telkens met anderen, schuldig heeft gemaakt aan gewapende overvallen op twee woningen. De medeverdachten [verdachte 4] en [verdachte 3] hebben verdachte immers beschreven en aangewezen als één van hun kompanen, in de woning van verdachte zijn pruiken en een masker aangetroffen en er was vooraf aan de overvallen regelmatig telefonisch contact tussen verdachte en enkele van de medeverdachten: tijdens de overvallen was er echter geen telefonisch contact.
De raadsvrouw stelt dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft meegedaan aan de overvallen en dat hij dus dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw stelt dat de verklaringen van [verachte 4] en [verachte 3] over het aandeel van verdachte bij de overvallen telkens wisselend en uiterst onbetrouwbaar zijn en om die reden niet voor het bewijs gebruikt zouden kunnen worden. Voorts heeft verdachte nimmer een wapen gehad en zegt het feit dat de GSM van verdachte is uitgepeild in de buurt van de overvallen niets, omdat zijn woning op dezelfde mast peilt als de woningen die zijn overvallen. Verdachte trok veel op met de medeverdachte Windster, maar dat zegt volgens de raadsvrouw niets over zijn eventuele betrokkenheid bij de overvallen. De pruiken en het masker die in beslag zijn genomen zijn, aldus de raadsvrouw, niet het eigendom van verdachte. Tenslotte ontbreekt er technisch bewijs zoals DNA of vingerafdrukken.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1], wonende aan de [adres] te Hengelo, verklaart dat hij kort na middernacht op 13 november 2009 uit zijn bed is gestapt omdat hij een hard geluid hoorde. Onder aan de trap werd hij opgewacht door twee overvallers; zij hadden beiden een pistool in hun hand die op aangever waren gericht. De overvallers droegen volgens aangever een soort carnavalsmaskers, althans een soort horrormaskers, die een vale lijkkleur en littekens hadden: de maskers leken rubberachtig te zijn. Een van de overvallers drukte een pistool in de rug van aangever en dwong hem naar de woonkamer te lopen. Aangever zag dat op het moment dat één van de overvallers met het masker zijn pistool op hem gericht hield, zijn shirt zichtbaar werd. Dit shirt had volgens aangever drie strepen met de zogenaamde Jamaica- of rastakleuren geel, groen en rood. In de woonkamer zag aangever nog twee overvallers die bivakmutsen droegen en pistolen bij zich hadden. Dit duo richtte, aldus aangever, pistolen op zijn echtgenote [slachtoffer 2] en zijn dochter [slachtoffer 3] en haar vriend [slachtoffer 4]. [slachtoffer 4] was met zijn handen achter zijn rug geboeid met een tie rip. Aangever moest gaan zitten en er werd een knie tegen zijn rug geduwd en langdurig een pistool tegen zijn hoofd gedrukt, waarbij aangever te verstaan werd gegeven dat hij voor zich moest kijken. De overvallers eisten volgens aangever geld. Telkens als aangever iets bewoog werd hij bevolen zich rustig te houden. Aangever, die veelvuldig contact heeft met klanten van verschillende afkomst en nationaliteit,,hoorde de overvallers praten: hij had de indruk dat het Antillianen waren. Aangever vroeg wat de overvallers zochten, maar de overvaller die hem onder schot hield wilde dat hij zijn mond hield. Aangever ging vervolgens met twee van de overvallers naar boven waar hij hen een tas met daarin een geldkistje gaf. Toen aangever de overvallers een ander geldkistje wilde geven werd hij door één van de overvallers aan de kant geduwd, terwijl de tweede een pistool tegen de nek van aangever duwde. Op de overloop zegt een aangever dat hij zijn mond moet houden en dat hij op de grond moet gaan liggen. Daarop bond een overvaller de handen van aangever achter zijn rug vast, eerst met een snoer en later met een riem. Het geldkistje met daarin een geldbedrag tussen de € 7.450,-- en € 7.550,--, 11 bankbiljetten van € 50,--, een gouden halsketting met hanger en diverse andere sieraden zijn door de overvallers meegenomen .
Volgens aangever [slachtoffer 5] heeft hij op 19 november 2009 de voordeur van zijn woning aan de [adres] te Hengelo open gedaan nadat was aangebeld: daarop stormden drie of vier gemaskerde personen zijn woning binnen. Ze hadden pistolen bij zich en één van de overvallers richtte zijn pistool op het hoofd van aangever en duwt aangever tegen de borst achteruit de hal in. In de woning kreeg aangever met een pistool een harde klap op zijn hoofd en werd er met de loop van een pistool zodanig tegen zijn hoofd gedrukt dat hij krassen boven zijn oog kreeg. Vervolgens werd aangever door een overvaller vastgegrepen terwijl een andere overvaller hem andermaal een harde klap op het hoofd toediende met zijn pistool waardoor aangever ten val kwam. Nadat één van de overvallers kenbaar maakte dat hij geld wilde hebben gaf aangever hem zijn portemonnee met daarin ongeveer $ 500,--, 400 Engelse ponden en in totaal € 70,--. Daarna werden de polsen en enkels van aangever met tie rips vastgebonden. Aangever lag op zijn buik. Nadat de overvallers met een kluisje kwamen en aangever de cijfercode niet gaf, pakte een overvaller aangever met één hand achter zijn hoofd en de andere hand legde hij over de mond en neus van aangever. Aangever kon aldus geen adem halen en had het gevoel dat hij stikte; ondertussen vroeg de aanvaller naar de code. Kort daarna verlieten de aangevers het huis, terwijl zij – behalve het geld – ook twee kluizen met daarin verschillende sieraden meenamen .
De medeverdachte [verachte 4] heeft tegenover de politie verklaard dat hij eind oktober, begin november 2009 van zijn kameraad [verachte 3] gehoord had dat er veel geld te halen zou zijn bij de oud-ijzerhandel [firmanaam] in Hengelo. Zij besloten er een zekere [voornaam verdachte 2], een kennis van [verachte 3], te benaderen en hij was bereid om er met anderen naar binnen te gaan. Deze [voornaam verdachte 2] betrok er een Antilliaanse vriend bij die zich bij [verachte 4] en [verachte 3] voorstelde als “Rasta”. Voorts zou [voornaam verdachte 2] nog twee neven benaderen om die overval te plegen. [Verdacht 4] en [verachte 3] reden begin november 2009 met [voornaam verdachte 2] naar de werkplaats van [firmanaam] zodat [voornaam verdachte 2] kon zien waar hij moest zijn voor de overval. [verachte 4] en [verachte 3] zouden als beloning voor deze informatie een deel van de buit ontvangen . Het voorgaande is bevestigd door [verachte 3] .
[voornaam verdachte 2] had [verachte 4] gezegd dat hij na de overval contact met hem en [verachte 3] zou opnemen. [verachte 3] komt [voornaam verdachte 2] de dag na de overval op [slachtoffer 1] in de stad tegen waar [voornaam verdachte 2] zegt dat er maar ongeveer € 5.000,-- is buitgemaakt bij [slachtoffer 1]. [verachte 3] ontvangt als tipgever € 750,--, welk bedrag hij deelt met [verachte 4] . Volgens [verachte 4] vertelde [voornaam verdachte 2] hem hoe de overval was verlopen en zei hij dat hij kwaad was over de geringe buit. [voornaam verdachte 2] verlangde van [verachte 4] en [verachte 3] dat ze een nieuw adres voor een overval zouden vinden .
Wanneer de politie [verachte 4] confronteert met een politiefoto van verdachte , herkent hij deze als “[voornaam verdachte 2]”. De aan [verachte 4] getoonde foto van medeverdachte [verdachte 1] herkent hij aan de hand van de op deze foto zichtbare gouden voortanden, kapsel en gezicht als voornoemde “Rasta” . De foto’s worden ook aan [verachte 3] getoond : de eerste foto is van verdachte en deze herkende hij als “[voornaam verdachte 2]” die hij ook “Tyton” noemt, de tweede foto is van [verdachte 1] voornoemd en volgens [verachte 3], die hem herkent aan de ogen en de gouden tand, is dat de persoon die hij duidde met “Rasta” .
[verachte 4] heeft voorts verklaard dat hij, na de overval op [slachtoffer 1], die een teleurstellende buit had opgeleverd, met [verachte 3], [voornaam verdachte 2] en Rasta had besloten om een andere overval te plegen. Ze werden getipt over een woning aan de [adres] in Hengelo, waar twee kluizen aanwezig zouden zijn. [verachte 4] nam, zo verklaarde hij, contact op met Rasta en nadat [verachte 4], [verachte 3], [voornaam verdachte 2] en Rasta zich op 19 november 2009 in de woning van [verachte 4] verzameld hadden en daar hun GSM’s hadden achtergelaten reden zij op aanwijzingen van Rasta met de auto van [verachte 4] naar een flat in Hengelo waar [voornaam verdachte 2] en Rasta uit de auto stapten en in de richting van de flat liepen. Volgens [verachte 3] kwamen ze na ongeveer vijf minuten terug met een tasje waarin een pistool bleek te zitten. [verachte 3] kreeg tie rips van [voornaam verdachte 2] en ook een panty waardoor hij onherkenbaar was. Nadat men zich verkleed had reed het viertal vervolgens naar het huis aan de [adres] waar [verachte 3] aanbelde, [verachte 4] aangever [slachtoffer 5] naar binnen duwde en [voornaam verdachte 2] en Rasta elk een pistool hadden waarmee zij [slachtoffer 5] bedreigden. [verachte 4] verklaarde dat hij naar de bovenverdieping liep en een harde klap hoorde, waarna hij “au au” hoorde roepen. Eenmaal boven verscheen daar [verachte 3] , wat door hem bevestigd is . Nadat ze naar beneden zijn gelopen zagen [verachte 4] en [verachte 3] aangever geboeid op de grond liggen, waarna deze door Rasta werd opgedragen de code van de kluis te geven . Kort daarna verlieten de overvallers de woning, waarbij anderen de grote kluis meenamen en [verachte 4] de kleine kluis voor zijn rekening nam. De kluizen werden volgens [verachte 4] in zijn auto gelegd. Gedrieën – [verachte 3] is na de overval weggerend – reden ze naar de flatwoning van Rasta aan de [adres]. Rasta stapte volgens [verachte 4] uit zijn wagen en schreeuwde naar boven naar zijn vriendin, die daarop de sleutels van de flat naar beneden gooide. Vervolgens werden de kluizen, aldus [verachte 4], in de woonkamer van die flatwoning gezet. [verachte 4] gaf een beschrijving van de positie van de flat , aan de hand waarvan de politie vaststelt dat het om de flat van mevr. [getuige 1] gaat .
Door de politie is op het woonadres van verdachte onder meer een gezichtsmasker in beslag genomen, gelijkend op de beschrijving die aangever [slachtoffer 1] geeft over het soort masker van twee van de overvallers .
De vriendin van [verdachte 1] en zus van verdachte, [getuige 1] voornoemd, heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 19 november 2009 ’s nachts de sleutel van de toegangsdeur van de flat aan de [adres] te Hengelo op verzoek van [verdachte 1] naar beneden heeft gegooid. Vervolgens hoorde zij hem binnen komen . De rechtbank heeft, mede gelet op de inhoud van de verklaringen, geen redenen te twijfelen aan het gegeven dat [verachte 4] en [getuige 1] in het verhoor over dezelfde gebeurtenis, die op 19 november 2009 plaatsvond, spreken.
Uit historische telefoongegevens blijkt dat de GSM’s van verdachte, [verdachte 1], [verachte 3] en [verachte 4] op 19 november 2010 in de avonduren voor en na het tijdstip van de overval de zendmast aanstralen die in de omgeving van de woning van [verachte 4] staat .
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde verklaringen van de medeverdachten [verachte 4] en [verachte 3] betrouwbaar aangezien zij onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd en tot in detail overeenkomen met de verklaringen van aangevers. Voorts verklaren [verachte 4] en [verachte 3] zeer belastend voor zichzelf, zodat er geen sprake van is dat zij alle of een groot deel van de schuld op een ander of anderen afschuiven. Van belang is verder de verklaring van [getuige 1], die naadloos aansluit op de verklaring van [verachte 4] over de wijze waarop [verdachte 1] zich toegang heeft verschaft tot de flat waar zijn vriendin woont, terwijl de hiervoor genoemde telefoongegevens in het licht van de verklaringen van [verachte 4] en [verachte 3] logisch en verklaarbaar zijn. Ook de verklaring van getuige [getuige 2] die op 19 november 2009 de overvallers heeft gezien, terwijl zij bezig waren de buitgemaakte kluis in de auto te leggen, sluit aan op de verklaring van medeverdachte [verachte 4]. Gelet hierop moeten de verklaringen van verdachte – voor zover hij zich niet heeft beroepen op zijn zwijgrecht – als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 november 2009 in de gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en sieraden en mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de firma [firmanaam], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] en zijn familieleden, genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
en zijn mededaders:
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft/hebben
geduwd/gedrukt en/of gericht (gehouden), en
- de hand voor de mond van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt (gehouden), en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] heeft/hebben gedwongen op de
grond/een bank plaats te nemen en tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd/
geroepen: "Omdraaien, hoofd naar beneden, naar beneden blijven kijken en niet
omkijken" en/of
- de handen/armen en/of benen/enkels van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] met tie rips of een riem heeft/hebben vastgebonden;
2.
hij op 19 november 2009 in de gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en kluizen en sieraden/juwelen, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders:
- die [slachtoffer 5] meermalen, met kracht met een wapen op het hoofd heeft/hebben geslagen,
en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 5]
heeft/hebben gedrukt en gericht, en
- die [slachtoffer 5] bij het hoofd heeft/hebben vastgepakt en daarbij een hand over de neus en de
mond van die [slachtoffer 5] heeft geduwd en
- de armen en de enkels van die [slachtoffer 5] met tie rips heeft/hebben vastgebonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij het artikel 312 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair telkens het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt geleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
In de maand november 2009 heeft een groep personen, in wisselende samenstelling, een tweetal brute gewapende overvallen op woningen gepleegd. Verdachte heeft aan beide overvallen actief deelgenomen en in beide gevallen werden de slachtoffers in de beschermde omgeving van hun woning door de overvallers, die waren voorzien van zogenaamde horrormaskers of bivakmutsen en waren gewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Daarbij werden de wapens op de slachtoffers gericht gehouden en bij de aangevers werd fors fysiek geweld toegepast. Bij deze brutale overvallen neemt de rechtbank ondermeer in aanmerking het gemak waarmee verdachte en zijn mededaders zijn overgegaan tot het plegen van deze ernstige feiten. Verdachte heeft telkens zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en geen enkel oog gehad voor met name de psychische schade die hij door zijn toedoen bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. De slachtoffers hebben de overvallen, zo blijkt uit hun verklaringen bij de politie, als zeer beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden en te verwachten valt dat die slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaringen. Daarbij brengen dergelijke feiten in de samenleving maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee, te meer nu deze overvallen deel uitmaken van een golf van overvallen in de regio Twente.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging en bij het bepalen van de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Nu geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor dit soort feiten zijn vastgesteld, zal de rechtbank als uitgangspunt nemen de straf die in de regel door deze rechtbank bij een gewapende overval op een woning wordt opgelegd, te weten een gevangenisstraf van vier jaren.
Ten nadele van verdachte strekt dat hij, zo volgt uit het uittreksel uit de documentatie, is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, mishandeling en bezit van vuurwapens. Anderzijds zal de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening houden met verdachtes jeugdige leeftijd en het feit dat hij vader is. Voorts is er bij verdachte sprake van een alcoholverslaving.
Over verdachte is op 28 april 2010 een psychologisch rapport uitgebracht, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. H.A. Stierum. Daaruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is hij afhankelijk van alcohol en cannabis en heeft hij een posttraumatische stressstoornis. Aangezien verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde heeft de psycholoog geen uitspraak gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Op 27 april 2010 is door dr. J.J. van Egmond, psychiater, een rapport opgemaakt over verdachte. Deze deskundige komt tot dezelfde diagnose als de psycholoog, maar voegt hier de conclusie aan toe dat verdachte, indien de feiten bewezen worden geacht, als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beoordeeld. De rechtbank neemt deze conclusie over en houdt hiermee bij het bepalen van de straf rekening.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna vermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
8.2 Het beslag
De rechtbank overweegt dat de inbeslaggenomen pruiken en het masker vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu deze pruiken en dat masker aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Voorts zijn de pruiken en het masker bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen, terwijl deze goederen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
9. De schade van benadeelden
[slachtoffer 1], wonende te Hengelo (O), [adres],
[slachtoffer 2], wonende te Hengelo (O), [adres],
[slachtoffer 3], wonende te Hengelo (O), [adres] en
[slachtoffer 4], wonende te Hengelo (O), [adres],
hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting , op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De vordering van [slachtoffer 1] bestaat uit de volgende posten:
waarde van gestolen persoonlijke bezittingen € 560,--;
waarde van gestolen goed dat in bewaring was gegeven € 5.800,--;
smartengeld € 1.750,--;
schade aan bedrijf [firmanaam] € 15.000.--;
kosten rechtsbijstand € 600,--,
één en ander te verhogen met de wettelijke rente.
De vordering van [slachtoffer 2] bestaat uit de volgende posten:
waarde gestolen juwelen/sieraden € 19.675,--;
waarde vernielde pop € 80,--;
waarde gestolen telefoon € 90,--;
smartengeld € 1.750,--;
kosten rechtsbijstand € 600,--,
één en ander te verhogen met de wettelijke rente.
De vordering van [slachtoffer 3] bestaat uit de volgende posten:
smartengeld € 1.750,--;
dagwaarde mobiele telefoon € 50,--;
kosten rechtsbijstand € 150,--,
één en ander te verhogen met de wettelijke rente.
De vordering van [slachtoffer 4] bestaat uit de volgende posten:
smartengeld € 1.750,--;
kosten rechtsbijstand € 150,--,
één en ander te verhogen met de wettelijke rente.
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat vorenvermelde vorderingen, wegens de gecompliceerdheid ervan, zich niet lenen voor een afdoening in dit strafgeding, zodat de benadeelde partijen in hun vordering niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde benadeelde partijen ieder in hun vordering ontvankelijk en zijn die vorderingen tot na te noemen bedragen gegrond,
omdat is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit sub 1 primair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers.
De rechtbank acht het door alle benadeelde partijen gevorderde bedrag van € 1.750,-- terzake immateriële schade gegrond en voldoende aannemelijk gemaakt.
Ook de gevorderde bedragen ter zake rechtsbijstand acht de rechtbank ten aanzien van alle benadeelde partijen gegrond. Deze vorderingen zijn door de gemachtigde van de benadeelde partijen voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
Tevens acht de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1], voor een bedrag van € 5.000,-- (buit) en die van de benadeelde partij [slachtoffer 3], voor een bedrag van € 50,-- (mobiel), gegrond en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het overige deel van hun vordering te weten, respectievelijk € 16.360,-- en € 19.845,-- niet ontvankelijk verklaren nu, naar het oordeel van de rechtbank, dit deel van de vordering telkens niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en zich dus niet leent voor afdoening in dit strafgeding. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit sub 1 primair is toegebracht. De rechtbank acht het van belang dat er aanvullende waarborgen komen dat verdachte de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen ook daadwerkelijk voldoet. De rechtbank zal daarom ook ten aanzien van alle vorderingen de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36, 36f, en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2 telkens het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt geleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 primair en sub 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], voornoemd van een bedrag van € 6.750,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
13 november 2009) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 1 meer subsidiair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.750,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 68 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], voornoemd van een bedrag van € 1.750,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
13 november 2009) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.750,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 27 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], voornoemd van een bedrag van € 1.800,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
13 november 2009) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 150,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.800,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 28 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 1.750,-- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2009) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 150,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.750,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 27 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van die bedragen komt te vervallen;
- Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor een deel van respectievelijk € 16.360,-- en € 19.845,-- niet ontvankelijk zijn in hun vordering en dat de benadeelde partijen dat deel van hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer, de onder verdachte inbeslaggenomen pruiken en het gezichtsmasker.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.