ECLI:NL:RBALM:2010:BO7272

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116343 / KG ZA 10-301
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opschorting alimentatie en verkoop voormalige echtelijke woning

In deze zaak heeft de man, eiser, een vordering ingediend om de alimentatiebetalingen aan de vrouw, gedaagde, op te schorten en om haar te veroordelen mee te werken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning. De man stelt dat hij door financiële problemen niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen en dat de vrouw misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door beslag te leggen op zijn aandelen en bankrekening. De vrouw betwist deze stellingen en stelt dat de man wel degelijk in staat is om te betalen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 6 december 2010 en op 13 december 2010 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man geen nieuwe feiten heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat de alimentatiebetalingen worden opgeschort. Ook de vordering tot verkoop van de voormalige echtelijke woning wordt afgewezen, omdat de man niet kan eisen dat de vrouw meewerkt aan een partiële verdeling van de ontbonden gemeenschap. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 116343 / KG ZA 10-301
datum vonnis: 13 december 2010 (j.v.r.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen de man,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. D. Beuving te Wierden.
Het procesverloop
De man heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Op 30 november 2010 heeft de man diverse producties in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 december 2010. Ter zitting zijn partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Partijen zijn gewezen echtgenoten. Hun huwelijk is geëindigd op 2 augustus 2010 door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 14 juli 2010.
- Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans nog minderjarige kinderen en één thans nog jong meerderjarig kind geboren.
- Tijdens de echtscheidingsprocedure heeft deze rechtbank een aantal voorlopige voorzieningen getroffen. Hierbij is onder andere bepaald dat de man voorlopig een bedrag van € 750,- aan kinderalimentatie en een bedrag van € 5.000,- aan partneralimentatie aan de vrouw dient te voldoen. Het verzoek van de man om voornoemde bijdragen te wijzigen, heeft deze rechtbank bij beschikking van 11 augustus 2010 afgewezen.
- In de echtscheidingsprocedure heeft deze rechtbank bij tussenbeschikking van
15 november 2010 een deskundige benoemd in verband met de beoordeling van de door de man te betalen alimentatiebedragen.
2. De man vordert, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - (onder I) zijn betalingsverplichting betreffende kinderalimentatie zoals vastgesteld in de voorlopige voorzieningenprocedure zal opschorten met ingang van 1 juli 2010, totdat in hoogste instantie op het verzoek van de vrouw in de echtscheidingsprocedure is beslist. Daarnaast vordert hij (onder II) te bepalen dat de executie van de beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 3 mei 2010 wordt opgeschort totdat in hoogste instantie op het verzoek van de vrouw in de echtscheidingsprocedure is beslist. Tevens vordert de man (onder III) de vrouw te veroordelen om binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Leverink + Assen Resultaatmakelaars B.V. te Hengelo een verkoopopdracht te verstrekken ter zake de verkoop van de voormalige echtelijke woning, op straffe van de verbeurte van een dwangsom groot € 500,- per dag, met machtiging aan de man om namens de vrouw de opdracht te verstrekken aan voornoemde makelaars na het verstrijken van één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis, indien de vrouw weigerachtig is aan dit onderdeel van het vonnis te voldoen. Verder vordert de man (onder IV) de vrouw te veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering aan de meest biedende op de gezamenlijke woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 500,- per dag, alsmede te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door de vrouw van de koopovereenkomst, alsmede tot het notarieel transport van de woning indien de vrouw weigerachtig is aan dit onderdeel van het in deze te wijzen vonnis te voldoen.
2.1. De man stelt dat de vrouw beslag heeft laten leggen op zijn aandelen en de bankrekening van zijn bedrijf. Volgens de man kan hij echter niet voldoen aan zijn betalingsverplichtingen jegens de vrouw omdat hij de financiële middelen daarvoor niet heeft. Hij wil wel betalen, maar hij kan het niet. Bij executoriale verkoop zal de bank ingrijpen en dat heeft vergaande consequenties voor niet alleen de man, maar ook voor de vrouw, hun kinderen en de werknemers (en hun gezinnen) van het bedrijf van de man. Door toedoen van de vrouw ontstaan grote financiële problemen voor de man en zal er sprake zijn van een noodtoestand aan zijn zijde. De man is daarom van mening dat de vrouw door deze beslaglegging misbruik van haar executiebevoegdheid maakt. Hierbij is tevens van belang dat zij ook op andere vermogensbestanddelen beslag kan leggen, aldus de man.
2.2. De man stelt voorts dat hij door middel van verkoop van de voormalige echtelijke woning nieuwe problemen betreffende de alimentatie wil voorkomen. De vrouw weigert echter om mee te werken aan de taxatie en verkoop van de woning, zodat de man zich genoodzaakt ziet een vordering hiertoe in te stellen.
3. De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.1. De vrouw betwist de stellingen van de man en is van mening dat hij wel degelijk in staat is de aan hem opgelegde alimentatieverplichtingen te voldoen. Zij heeft talloze malen getracht de man te bewegen om de alimentatiebedragen te voldoen, dan wel in ieder geval tot enige betaling over te gaan. Vanaf eind mei tot op heden heeft de man echter niets meer betaald aan zijn gezin, terwijl hij zelf nog steeds op dezelfde grote voet leeft als ten tijde van het huwelijk van partijen. De vrouw is van mening dat de man haar hierdoor geen andere keuze laat dan gebruik te maken van haar executiebevoegdheid. Volgens de man kan zij in plaats van beslag te leggen op zijn aandelen en de bankrekening van zijn bedrijf ook beslagleggen op de voormalige echtelijke woning, een auto en een drietal levensverzekeringen. De vrouw betwist dit nadrukkelijk. Zij en de kinderen wonen immers nog in de echtelijke woning en daar komt bij dat zij de woning in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen graag aan haar toebedeeld zou zien. Daarnaast heeft zij de door de man bedoelde auto thans zelf in gebruik en nodig om in haar primaire behoeften te voorzien. Verder komt de helft van de waarde van de genoemde levensverzekeringen aan de vrouw toe, zodat beslaglegging hierop ook geen optie is. De vrouw concludeert dat er geen andere mogelijkheden voor haar openstaan dan beslaglegging op de aandelen en de bankrekening. Zij maakt aldus geen misbruik van haar executiebevoegdheid.
3.2. Ten aanzien van de vorderingen betreffende de echtelijke woning stelt de vrouw dat de man haar op grond van de wet niet kan dwingen om mee te werken aan een partiële verdeling van de ontbonden gemeenschap. Ook hier is van belang dat verkoop van de woning niet in het belang van haar en de kinderen is en de vrouw de woning graag aan haar toebedeeld zou zien. Bovendien leent een kort gedingprocedure zich niet voor toewijzing van deze vorderingen, aldus de vrouw.
4. De man stelt dat hij een spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding heeft omdat de vrouw reeds beslag heeft laten leggen op zijn aandelen en de bankrekening. De vrouw betwist het spoedeisend belang aangezien zij nog niet daadwerkelijk tot executie is overgegaan.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man een spoedeisend belang heeft bij deze voorziening in kort geding. De man stelt immers dat hij niet kan en daarom niet zal betalen waardoor er een reële kans bestaat dat de vrouw tot executie over zal gaan.
5.2. Met betrekking tot de vorderingen van de man onder I en II overweegt de voorzieningenrechter dat voor schorsing van de executie van een beschikking slechts plaats is indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit zal het geval kunnen zijn indien de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. De man stelt dat door de executoriale verkoop van de aandelen en de bankrekening een noodtoestand aan zijn zijde zal ontstaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter treft dit betoog geen doel. De man heeft immers niet gesteld of aangetoond dat er na de beschikking in de voorlopige voorzieningenprocedure feiten zijn voorgevallen of aan het licht gekomen zijn waardoor de tenuitvoerlegging van deze beschikking de door hem gestelde noodtoestand zal doen ontstaan. Overigens is het ook nog maar de vraag of er zich inderdaad een noodtoestand zal voordoen, gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de vrouw. Daarnaast heeft de man ook niet gesteld dat de beschikking in de voorlopige voorzieningenprocedure een juridische of feitelijke misslag bevat.
Voorts oordeelt de voorzieningenrechter dat de vrouw een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de executie. De man heeft al een half jaar geen geld meer aan haar en de kinderen betaald en hen aan hun lot overgelaten. De vrouw heeft enkel een bijstandsuitkering en heeft meerdere malen geld moeten lenen om het hoofd boven water te kunnen houden. Thans ziet zij zich daarom genoodzaakt om van haar executiebevoegdheid gebruik te maken.
Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat de man de stellingen van de vrouw dat hij sinds eind mei niets meer heeft betaald, terwijl hij zelf niets tekort komt, dure boodschappen doet en afgelopen zomer nog op vakantie is geweest, niet heeft betwist. Ook is hij niet ingegaan op de suggestie van de vrouw ter zitting dat hij zijn deel van de levensverzekeringen zou kunnen gebruiken voor het betalen van de achterstallige alimentatie.
De man stelt dat de vrouw ook op andere vermogensbestanddelen beslag zou kunnen leggen. De voorzieningenrechter deelt deze mening echter niet. Hij is van oordeel dat van de vrouw niet kan worden verwacht dat zij beslag legt op de voormalige echtelijke woning. De vrouw woont daar immers nog met de kinderen en het is nog onzeker wat er met de woning gaat gebeuren in verband met de toekomstige verdelingsprocedure. Ook de auto en de levensverzekeringen komen hiervoor niet in aanmerking. Afgezien van het feit dat de vrouw de auto zelf gebruikt en recht heeft op de helft van de waarde van de verzekeringen, zal executoriale verkoop hiervan maar weinig opleveren, in verhouding tot het bedrag aan achterstallige alimentatie.
Overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat het argument van de man dat er een grote kans bestaat dat de alimentatiebedragen, na het deskundigenonderzoek in de echtscheidingsprocedure, aanzienlijk worden verlaagd, geen hout snijdt. Het is immers ook mogelijk dat de alimentatiebedragen gelijk blijven of zelfs worden verhoogd. Duidelijkheid hierover kan enkel door het deskundigenonderzoek worden verschaft en thans kan hierover enkel nog worden gespeculeerd.
5.3. Ten aanzien van de vorderingen van de man onder III en IV is de voorzieningenrechter van oordeel dat een partiële verdeling op grond van de wet niet is toegestaan. Nu gebleken is dat de vrouw de voormalige echtelijke woning niet wil verkopen en er nog geen verdeling heeft plaatsgevonden kan niet van haar worden geëist dat zij hieraan meewerkt zoals de man vordert.
5.4. Gelet op bovenstaande overwegingen zal de voorzieningenrechter de vorderingen van de man afwijzen.
6. In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen van de man af.
II. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E.V.A. Groener, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.