ECLI:NL:RBALM:2010:BO4728
Rechtbank Almelo
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vrijstelling en bouwvergunning voor woon-, zorg- en dienstencentrum in Geesteren
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 18 november 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een woon-, zorg- en dienstencentrum, genaamd 'De Aanleg', gelegen op de hoek Dorpsstraat/Vriezenveenseweg te Geesteren. De voorzieningenrechter heeft het beroep van de verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op EUR 14,20 werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van EUR 150,-- aan de verzoeker.
De zaak betreft een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De verzoeker had bezwaren tegen de verleende bouwvergunning, met name over het bouwen tot op de perceelsgrens, de aanwezigheid van balkons aan de zijde van zijn perceel en het gebrek aan parkeervoorzieningen. In een eerdere tussenuitspraak van 7 oktober 2010 had de voorzieningenrechter verweerder opgedragen om aan te tonen dat de parkeernormen voor zorg- en zorggerelateerde functies correct waren vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan op het onderdeel 'parkeren' niet voldeed aan de eisen, maar dat verweerder in de gelegenheid was gesteld om dit gebrek te herstellen.
Na heroverweging heeft verweerder de motivering van het bestreden besluit aangepast, waarbij werd erkend dat de parkeernormen niet correct waren toegepast. De voorzieningenrechter concludeerde dat de herziening van de motivering voldoende was om de rechtsgevolgen van het oorspronkelijke besluit in stand te laten. De rechtbank benadrukte dat de beleidsregels en de toepassing daarvan door verweerder niet onredelijk waren, en dat de parkeergelegenheid in het bouwplan voldoende was, met 48 parkeerplaatsen, waarvan één voor gehandicapten. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker over alternatieve parkeerbehoeften en rapporten van derden verworpen, omdat deze niet waren gebaseerd op de door verweerder gehanteerde beleidsregels.