ECLI:NL:RBALM:2010:BO1401

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700260-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan overval op cafetaria met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo geoordeeld over de betrokkenheid van een minderjarige verdachte bij een gewapende overval op een cafetaria in Hengelo op 13 december 2009. De verdachte was op de hoogte van de overvalplannen en heeft door het vervoeren van kleding voor de medeverdachten bijgedragen aan het delict. Tijdens de overval werd een medewerkster met een mes bedreigd, wat leidde tot ernstige psychische gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig is aan de diefstal met geweld, ondanks zijn ontkenning van wetenschap over de overval. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als consistent en geloofwaardig beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet alleen betrokken was, maar ook opzettelijk heeft geholpen bij de uitvoering van de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden en 45 dagen, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 80 uur. De bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering is ook opgelegd, om de verdachte te ondersteunen in zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700260-10
datum vonnis: 14 oktober 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen de minderjarige verdachte:
[verdachte 3],
geboren op [1993} in [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 30 september 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. R. van Ederen, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Primair: dat verdachte samen met anderen met geweld of dreiging met geweld en voorzien van een wapen, te weten een mes, een geldbedrag heeft gestolen van [benadeelde 1[, eigenaar van een cafetaria;
Subsidiair: dat verdachte, terwijl anderen met geweld of dreiging met geweld en voorzien van een wapen, te weten een mes, een geldbedrag hebben gestolen van [benadeelde 1], eigenaar van een cafetaria, behulpzaam is geweest hierbij door voor die anderen kleding naar een afgesproken plaats te brengen;
Meer subsidiair: dat verdachte een geldbedrag voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit geldbedrag door een misdrijf is verkregen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 december 2009, in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die cafetaria [naam] en/of [benadeelde 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van die cafetaria genaamd
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben gedreigd en/althans
die [slachtoffer 2] dat mes heeft/hebben getoond/voor gehouden en/of dat mes op die
[slachtoffer 2] heeft/hebben gericht gehouden en/althans met dat mes ten opzichte van
die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemanipuleerd;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[Verdachte 2] en/of [verdachte 1] op of omstreeks 13 december 2009, in de
gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die cafetaria [naam] en/of [benadeelde 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of die [verdachte 1]
en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van die cafetaria genaamd
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[verdachte 2] en/of die [verdachte 1] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer 2] met een mes
heeft/hebben gedreigd en/althans die [slachtoffer 2] dat mes heeft/hebben getoond/voor
gehouden en/of dat mes op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht gehouden en/althans
met dat mes ten opzichte van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemanipuleerd
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13
december 2009, in de gemeente Hengelo (O), en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door:
in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf -nadat die
[verdachte 1] en/of die [verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) zich had(den)
omgekleed (in donkere/zwarte kleding)- de in eerste instantie door die
[verdachte 1] en/of die [verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) gedragen kleding in
ontvangst heeft genomen en/of vervolgens naar een vooraf met die [verdachte 1]
en/of die [verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) afgesproken plaats/plek is
gereden/gegaan teneinde aldaar die in eerste instantie door die [verdachte 1]
en/of die [verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) gedragen kleding wederom aan die
[verdachte 1] en/of die [verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) te
geven/overhandigen/over te dragen (zodat die [verdachte 1] en/of die [verdachte 2] en/of
zijn/hun mededader(s) zich kon(den) ontdoen van die donkere/zwarte kleding en
zich opnieuw in die in eerste instantie gedragen kleding kon(den) hul(len);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 december 2009 in de gemeente Hengelo (O), in elk geval
in Nederland, (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die/dat geldbedrag(en) wist dat het (een) door misdrijf verkregen
geld betrof.
De rechtbank heeft een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging, te weten [naam] verbeterd in [naam], nu verdachte daardoor niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte, ter zake het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden en 45 dagen, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de Jeugdreclassering en het houden aan de aanwijzingen te geven door de heer Eikenaar, of een andere medewerker aldaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte, terzake het subsidiair tenlastegelegde, tevens wordt veroordeeld tot een taakstraf te weten een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Evenals de officier van justitie en de verdediging, komt de rechtbank tot het oordeel dat het feit zoals primair tenlastegelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
5.1 Het subsidiair tenlastegelegde
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Op 13 december 2009 is door [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 4] een geldbedrag gestolen uit cafetaria [naam] in Hengelo, waarbij zij medewerkster [slachtoffer 2] hebben bedreigd met geweld, door een mes op haar te richten. ,
Verdachte heeft op 13 december 2009 van medeverdachten [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 4] kleding ontvangen en deze kleding in een tas per fiets vervoerd naar een vooraf afgesproken plaats, te weten een schoolplein. Op het schoolplein heeft verdachte op de medeverdachten gewacht en vervolgens aldaar deze kleding weer aan de medeverdachten terug gegeven. ,
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Zij voert hiertoe aan dat verdachte’s behulpzaamheid en betrokkenheid blijkt uit de verklaringen van de medeverdachten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en verzoekt vrijspraak. Zij voert hiertoe aan dat verdachte immer heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van de roofoverval, doch verklaarde in de veronderstelling te zijn geweest dat hij de kleding diende te vervoeren opdat de medeverdachten zich, na een rondje joggen, weer konden omkleden. De raadsvrouw stelt dat aan de juistheid van de verklaringen van de medeverdachten kan worden getwijfeld nu zich in deze verklaringen tegenstrijdigheden bevinden omtrent de gang van zaken.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Medeverdachte [verdachte 4] heeft verklaard dat hij op 13 december 2009 medeverdachten [verdachte 2], [verdachte 1] en verdachte heeft ontmoet bij skatepark Thiemsbrug te Hengelo. [verdachte 4] heeft voorts verklaard dat hij hoorde dat [verdachte 2] een plan had om de [naam] te overvallen. [verdachte 4] heeft verklaard dat zij gezamenlijk naar een schoolplein zijn gefietst alwaar zij zouden omkleden voor de overval. Volgens [verdachte 4] heeft [verdachte 2] op dat moment tegen verdachte gezegd dat hij met de kleding naar het andere schoolplein moest gaan zodat zij zich na de overval weer konden omkleden. [verdachte 4] heeft tevens verklaard dat verdachte van te voren van de overval heeft geweten.
Medeverdachte [verdachte 1] heeft verklaard dat hij met verdachte, [verdachte 2] en [verdachte 4] naar een schoolplein is gefietst voorafgaand aan de overval. Op het schoolplein hebben [verdachte 2] en [verdachte 1] zich omgekleed in meegebrachte donkere kleding. [verdachte 1] verklaart vervolgens dat verdachte de kleding zou meenemen naar een basisschool op de Hengelose Es. Daar zouden [verdachte 1] en [verdachte 2] na de overval weer kunnen omkleden. Toen de medeverdachten na de overval aankwamen bij het schoolplein, stond verdachte, volgens [verdachte 1], al op hen te wachten. [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat zij zich op het schoolplein weer hebben omgekleed en vervolgens het geld hebben verdeeld.
Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat hij een dag voor de overval aan verdachte heeft verteld over de overvalplannen op cafetaria [naam]. Voorts heeft [verdachte 2] verklaard dat hij op de dag van de overval met verdachte naar een schoolplein is gefietst waar hij zich heeft omgekleed en waar is besloten dat verdachte de kleding naar een ander schoolplein zou brengen. Vervolgens heeft [verdachte 2] verklaard dat hij met [verdachte 1] en [verdachte 4] na de overval naar verdachte is gegaan, die wachtte op het afgesproken schoolplein.
Ook medeverdachte [verdachte 5] heeft verklaard dat verdachte erbij was op het schoolplein na afloop van de overval en dat verdachte heeft meegedeeld in de buit.
De rechtbank concludeert dat voormelde verklaringen van de medeverdachten consistent zijn en op onderdelen overeen komen. Het feit dat de medeverdachten met name voor zichzelf behoorlijk belastende verklaringen hebben afgelegd en de rol van verdachte niet groter hebben gemaakt dan deze is, draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de geloofwaardigheid. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de afgelegde verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar zijn. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw hieromtrent.
Op basis van bovenstaande verklaringen staat voor de rechtbank vast dat verdachte, anders dan door de raadsvrouw betoogd, voorafgaand aan de overval van de plannen daartoe heeft geweten en acht aldus de verklaring van verdachte dat hij meende dat de medeverdachten een rondje gingen joggen niet geloofwaardig. De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte, door ten tijde van de overval voor de medeverdachten kleding te vervoeren naar een vooraf afgesproken plaats, behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval en derhalve medeplichtig is aan diefstal met geweld.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair:
[verdachte 2] en [verdachte 1] op 13 december 2009, in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan die cafetaria [naam] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerkster van die cafetaria genaamd [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan hun mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [verdachte 2] die [slachtoffer 2] met een mes heeft gedreigd en dat mes op die [slachtoffer 2] heeft gericht gehouden,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 13 december 2009 in de gemeente Hengelo (O) opzettelijk behulpzaam is geweest door:
in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf -nadat die
[verdachte 1] en die [verdachte 2] zich hadden omgekleed in donkere/zwarte kleding- de in eerste instantie door die [verdachte 1] en die [verdachte 2] gedragen kleding in ontvangst heeft genomen en vervolgens naar een vooraf met die [verdachte 1] en die [verdachte 2] en hun mededader afgesproken plaats/plek is gegaan teneinde aldaar die in eerste instantie door die [verdachte 1] en die [verdachte 2] gedragen kleding wederom aan die [verdachte 1] en die [verdachte 2] te
geven zodat die [verdachte 1] en die [verdachte 2] zich konden ontdoen van die donkere/zwarte kleding en zich opnieuw in die in eerste instantie gedragen kleding konden hullen;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
Verdachte is betrokken geweest bij een overval op cafetaria [naam] in Hengelo in december 2009. Verdachte was op de hoogte van de plannen en heeft, door voor hen de kleding te vervoeren, de mededaders geholpen bij het plegen van dit ernstige delict. Een medeverdachte heeft bij de overval een medewerkster van de cafetaria met een mes bedreigd. De medewerkster van de cafetaria heeft de overval, blijkens haar verklaring bij de politie, als zeer beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaringen. Bovendien brengen dergelijke feiten maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee. Verdachte en zijn mededaders lijken hieraan volledig voorbij te zijn gegaan en enkel uit te zijn op geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Voor het feit als hier bewezen is verklaard bestaan, nu het een minderjarige verdachte betreft, geen oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Met name gelet op de ernst van het feit en nu verdachte eerder wegens een geweldsdelict met justitie in aanraking is geweest is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd waarvan de duur gelijk zal zijn aan de duur van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de inhoud van het door P. Eikenaar van Bureau Jeugdzorg Overijssel opgemaakte adviesrapport van 14 juli 2010. Uit dit rapport komt naar voren dat van belang is dat verdachte door ‘lik op stuk’ beleid moet leren dat er grenzen aan zijn gedrag zijn. Verdachte vertoont respectloos gedrag richting zijn ouders. Derhalve acht de heer Eikenaar het van belang dat de jeugdreclassering door middel van een verplicht toezicht ook hierbij ondersteuning kan bieden. De heer Eikenaar adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank volgt dit advies en zal derhalve aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van 3 maanden waaraan voornoemde bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aan verdachte naast voornoemde deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarde, tevens een taakstraf, te weten een werkstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal de duur van de op te leggen werkstraf, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, bepalen op 80 uur.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 48, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
subsidiair: het misdrijf: “medeplichtigheid aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen”;
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden en 45 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de de heer Eikenaar of een andere medewerker van de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg Overijssel;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
80 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.T. Vogel, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. C. Verdoold en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2010.