ECLI:NL:RBALM:2010:BO0547

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10 / 121 WET AQ1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de herziening van een examen voor luchtvarende

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de algemeen directeur van het CBR, waarbij zijn verzoek om herziening van de uitslag van zijn examens voor luchtvarende in de vakken "PPL-A Meteorology" en "PPL-A Aircraft General Knowledge/Principles of Flight" is afgewezen. Eiser had geslaagd met respectievelijk 79% en 78%, maar wenst dat de uitslag wordt gewijzigd naar 80% of meer. Hij heeft ook verzocht om een nieuwe inzagetermijn voor de examenstukken, welke verzoek eveneens is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat er geen beroep openstaat tegen een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat. Dit betekent echter niet dat er geen beroep mogelijk is, maar dat de toetsing door de bestuursrechter beperkt is tot de formele eisen die aan de besluitvorming zijn gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door eiser gewenste langere inzagetermijn niet als een louter procedureel aspect kan worden gezien, maar als een noodzakelijke voorbereidingshandeling voor het verkrijgen van een nieuw oordeel over zijn kennen of kunnen. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het besluit van 15 december 2009 een beoordeling van zijn kennen en kunnen inhield, waartegen op grond van de Awb geen beroep openstaat. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 121 WET AQ1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
en
De algemeen directeur van het CBR,
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 15 december 2009.
2. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2009 heeft verweerder een door eiser ingediend verzoek om herziening van een door hem afgelegd examen voor luchtvarende in de vakken “PPL-A Meteorology“ en “PPL-A Aircraft General Knowledge/Principles of Flight” afgewezen. Tevens is daarbij een door eiser gedaan verzoek om een nieuwe periode voor inzage van die door hem gemaakte examens afgewezen.
Eiser kan zich blijkens het beroepschrift van 25 januari 2010, zoals nader aangevuld bij brief van 10 februari 2010, niet met dat besluit verenigen.
Op 12 maart 2010 heeft verweerder de rechtbank de aan het besluit ten grondslag liggende stukken en een verweerschrift doen toekomen.
Op 3 september 2010 heeft verweerder de rechtbank desgevraagd nog een nader stuk doen toekomen.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 27 september 2010, waar eiser in persoon is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.C.A. van den Hil, werkzaam bij de Divisie Vorderingen van het CBR.
3. Overwegingen
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft examen voor luchtvarende gedaan in de vakken “PPL-A Meteorology“ en “PPL-A Aircraft General Knowledge/Principles of Flight” en is hiervoor geslaagd met een score van respectievelijk 79% en 78%.
Op grond van het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 heeft eiser om inzage van de examenstukken gevraagd. Eiser heeft de gevraagde examenstukken op 4 december 2009 van 13.00 tot 14.00 uur kunnen inzien, waarna door hem op diezelfde dag een bezwaarschrift is ingediend tegen verweerders besluit van 18 november 2009, waarbij aan hem een zogenaamde resultaatsbrief met betrekking tot de beide voornoemde examens is verstrekt. Deze brief is door verweerder opgevat als een verzoek om herziening betreffende de beide examens. Tevens heeft eiser in de brief van 4 december 2009 verzocht om hem een nieuwe inzagetermijn te gunnen ten einde het bezwaar aan te vullen.
Bij het bestreden besluit zijn zowel het herzieningsverzoek als het verzoek om een nieuwe inzagetermijn afgewezen.
In beroep voert eiser, kort weergegeven, aan dat hij zich niet kan verenigen met de gevolgde procedure. Eiser acht het in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dat hem slechts een termijn van 1 uur is gegund om de stukken van beide examens in te zien, waardoor hij zijn bezwaar/verzoek om herziening, onvoldoende kan onderbouwen. Voorts stelt eiser dat het huishoudelijk reglement afdeling Luchtvaartexamens hier niet kan worden toegepast.
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat met het besluit van 15 december 2009 een beoordeling wordt gegeven van het kennen en kunnen van eiser, waartegen op grond van het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder e van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar en beroep openstaat. Daarnaast stelt verweerder dat eiser geen procesbelang heeft nu hij is geslaagd en niet duidelijk is welk belang hij heeft bij een score van 80% of meer zoals eiser wenst. Mocht het beroep van eiser wel ontvankelijk zijn dan stelt verweerder zich op het standpunt dat hij heeft gehandeld in overeenstemming met het huishoudelijk reglement afdeling Luchtvaartexamens.
De rechtbank zal zich vooreerst buigen over de vraag het beroep ontvankelijk is. In dat verband stelt de rechtbank vast dat ingevolge het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Awb geen beroep openstaat tegen een besluit inhoudende een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Dit betekent evenwel niet dat tegen een beoordeling van het kennen en kunnen in het geheel geen beroep mogelijk is, maar dat de omvang en aard van de toetsing door de bestuursrechter zodanig beperkt is dat slechts kan worden beoordeeld of met betrekking tot de besluitvorming aan de formele bij of krachtens de wet gestelde voorwaarden is voldaan.
Dat eiser beroep heeft ingesteld tegen het besluit op bezwaar ten aanzien van de herziening en ten aanzien van de afwijzing van zijn verzoek voor een nieuwe inzagetermijn (en niet tegen de examenuitslag zelf), betekent niet dat artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Awb niet langer aan beroep op de rechtbank in de weg zou staan. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat eiser ten gronde met zijn beroep wenst te bereiken dat de uitslag van zijn hiervoor genoemde examens alsnog wordt gewijzigd in een score welke meer dan 80% bedraagt, omdat hij van mening is dat een deel van de vragen voor tweeërlei uitleg vatbaar was en de gegeven beoordeling niet strookt met zijn prestaties.
In tegenstelling tot eiser ziet de rechtbank de door eiser gewenste langere inzagetermijn niet als een louter procedureel aspect, doch als een voorbereidingshandeling ter zake van de verkrijging van een nieuw oordeel over zijn kennen of kunnen. Dergelijke handelingen zijn naar uit de wetsgeschiedenis blijkt van beroep op de rechter uitgezonderd, omdat toetsing daarvan door de rechter op praktische problemen zou stuiten.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, rechter, en door deze en M.W. Hulsman, griffier ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010
Afschrift verzonden op
mtl