ECLI:NL:RBALM:2010:BO0368

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700048-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere gewapende overvallen op tankstations en eethuis

De rechtbank Almelo heeft op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het (mede)plegen van drie gewapende overvallen. De overvallen vonden plaats op het eethuis Nihao in Hengelo (O) en op twee Shell tankstations in Hengelo (O) en Borne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 december 2009 met een vuurwapen een medewerker van het Shell tankstation aan het Olympiaplein in Hengelo (O) heeft bedreigd en € 1140,52 heeft gestolen. Op 2 januari 2010 heeft hij samen met anderen een tweede Shell tankstation in Borne overvallen, waarbij € 808,90 en een mobiele telefoon zijn gestolen. Daarnaast vond op 12 december 2009 een overval plaats op het Chinees Indisch eethuis Nihao, waarbij ongeveer € 160 tot € 170 is ontvreemd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten, ondanks verweren van de verdediging over de rechtmatigheid van de bewijsvoering en de betrokkenheid van de hulpofficier van justitie. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de impact op de slachtoffers en de maatschappelijke onveiligheid die dergelijke misdrijven veroorzaken. De verdachte had een strafblad en was in proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummers: 08/700048-10 en 23/007024-07 (tul)
datum vonnis: 12 oktober 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren [1973] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Almelo, “HvB De Karelskamp”.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 juli 2010 en 28 september 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 28 december 2009 gewapend een Shell tankstation in Hengelo (O) heeft beroofd, dan wel dat hij op 28 december 2009 in Hengelo (O) door geweld iemand heeft gedwongen geld af te geven.
Feit 2: op 2 januari 2010 al dan niet samen met anderen gewapend een Shell tankstation in Borne heeft beroofd, dan wel dat hij op 2 januari 2010 in Borne al dan niet samen met anderen door geweld iemand heeft gedwongen om geld af te geven.
Feit 3: op 12 december 2009 al dan niet samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een Chinees Indisch eethuis genaamd Ni Hao in Hengelo (O).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 december 2009 in de gemeente Hengelo (O),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van het
Shell tankstation aan het Olympiaplein) heeft weggenomen euro 1140,52, althans
enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Shell en/of [benadeelde partij sub 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker van dat tankstation, genaamd
[[slachtoffer sub 1]], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- (van korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op (het hoofd/lichaam van) die [slachtoffer sub 1] heeft gericht en/of
gericht gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer sub 1] heeft gezegd: "Ik wil geld, anders schiet ik je
dood" en/of "Wil je dood, doe mij het geld", en/althans (soortgelijke)
woorden van dreigende aard en/of strekking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 28 december 2009 in de gemeente Hengelo (O),
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld (in de shop van het Shell tankstation aan
het Olympiaplein) een medewerker van het tankstation, genaamd [slachtoffer sub 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van euro 1140,52,
althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Shell en/of [benadeelde partij sub 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- (van korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op (het hoofd/lichaam van) die [slachtoffer sub 1] heeft gericht en/of
gericht gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer sub 1] heeft gezegd: "Ik wil geld, anders schiet ik je
dood" en/of "Wil je dood, doe mij het geld", en/althans (soortgelijke)
woorden van dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente Borne,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van het
Shell tankstation aan de Europastraat) heeft weggenomen euro 808,90, althans
enig geldbedrag en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde partij sub 2] tankstation en/of [benadeelde partij sub 2] en/of [slachtoffer sub 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer sub 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededader(s):
- (van korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op (het hoofd/lichaam van) die [slachtoffer sub 2] heeft/hebben gericht en/of
gericht gehouden, en/of
- over de balie is/zijn gesprongen, en/of
- heeft/hebben geschreeuwd -zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer sub 2] de kassa open
moest doen en dat hij geld en/of zijn telefoon moest geven, en/of
- geld uit de kassa heeft/hebben gepakt, en/of
- die [slachtoffer sub 2] heeft/hebben gedwongen/gezegd op de grond te gaan liggen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente Borne,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld (in de shop van het Shell tankstation
aan de Europastraat) een medewerker van het tankstation, genaamd [slachtoffer sub 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van euro 808,90 euro, althans enig geldbedrag
en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer sub 2] en/of aan [benadeelde partij sub 2] tankstation en/of [benadeelde partij sub 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) ;
- (van korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op (het hoofd/lichaam van) die [slachtoffer sub 2] heeft/hebben gericht en/of
gericht gehouden, en/of
- over de balie is/zijn gesprongen, en/of
- heeft/hebben geschreeuwd -zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer sub 2] de kassa open moest doen en dat hij geld en/of zijn telefoon moest geven, en/of
- geld uit de kassa heeft/hebben gepakt, en/of
- die [slachtoffer sub 2] heeft/hebben gedwongen/gezegd op de grond te gaan liggen;
3.
hij op of omstreeks 12 december 2009 in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een aan de
[adres] gelegen Chinees Indisch Eethuis Nihao) heeft weggenomen (een)
geldbedrag(en) (ongeveer euro 160,--/170,--), in elk geval enig geld, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer sub 3] en/of Chinees Indisch Eethuis Nihao,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer sub 3] en/of [slachtoffer sub 4] en/of [slachtoffer sub 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte(n) en/of zijn mededader(s):
- (van korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op (het hoofd/lichaam van) die [slachtoffer sub 3] en/of die [slachtoffer sub 4] en/of die
[slachtoffer sub 5] heeft gericht en/of gericht gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer sub 3] en/of die [slachtoffer sub 4] en/of die [slachtoffer sub 5] heeft gezegd/geroepen
-zakelijk weergegeven- dat zij/hij/ze moest(en) blijven (stil) staan en/of
(vervolgens) dat ze 5 minuten moesten wachten;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de sub 1 primair, sub 2 primair en de sub 3 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer sub 2], tot een bedrag van € 1.592,72, oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en niet-ontvankelijk verklaren van het overige deel en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer sub 3] met oplegging daarbij van voornoemde schadevergoedingsmaatregel. Verder vordert zij dat de inbeslaggenomen kleding terug wordt gegeven aan verdachte.
Voor parketnummer 23/007024-07 vordert zij de tenuitvoerlegging van de bij het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 29 augustus 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 37 dagen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De bespreking van de verweren
Onbevoegd gegeven machtiging binnentreden ter aanhouding
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de hulpofficier van justitie niet bevoegd is tot het afgeven van de machtiging, nu niet is gebleken dat het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht. De machtiging had door de officier van justitie afgegeven moeten worden. Bovendien is gebleken dat de hulpofficier onbevoegd was om een machtiging te verstrekken.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het optreden van de hulpofficier van justitie gedekt is door het optreden van de officier van justitie zelf.
De overwegingen van de rechtbank
Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een bewoner van een woning alwaar de politie wil binnentreden, was het uitgangspunt van de wetgever dat het binnentreden altijd voorafgaand moet worden getoetst door een hogere autoriteit dan degene die zijn bevoegdheid tot binnentreden wil uitoefenen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad vloeit echter voort dat voldoende is dat het binnentreden onder toezicht staat van een autoriteit die bevoegd is tot het geven van een machtiging tot binnentreden. Uit artikel 3 lid 1 sub b van de Algemene wet op het binnentreden blijkt dat de officier van justitie een dergelijke autoriteit is. De rechtbank heeft geconstateerd dat zowel de hulpofficier van justitie als een tweetal officieren van justitie bij de aanhouding aanwezig zijn geweest. Bij die stand van zaken komt aan het eerste verweer van verdachte geen zelfstandige betekenis meer toe nu een officier van justitie bij de aanhouding aanwezig is geweest en onder wier toezicht het binnentreden een aanhouden van verdachte heeft plaatsgevonden. Het binnentreden in de woning van verdachte en diens aanhouding heeft derhalve rechtsgeldig plaatsgevonden.
Voor wat betreft de constatering dat de hulpofficier onbevoegd was als zodanig op te treden overweegt de rechtbank het volgende. Weliswaar was de betreffende hulpofficier niet meer bevoegd tot het verlenen van een machtiging, doch ook hier geldt dat het binnentreden en de daarop volgende aanhouding van verdachte onder toezicht van de betreffende officier van justitie heeft plaatsgevonden, zodat op grond daarvan niet gezegd kan worden dat het binnentreden en de aanhouding van verdachte niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
De slotsom moet derhalve zijn dat dit verweer van de raadsman wordt verworpen.
Uitsluiten van de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 13 september 2010
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte, die hij op 13 september 2010 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd van het bewijs dient te worden uitgesloten. De raadsman voert daartoe aan dat zowel verdachte als hij niet van het verhoor op de hoogte waren en verdachte in verband daarmee niet meer met zijn raadsman heeft kunnen overleggen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman verworpen dient te worden, nu verdachte op 13 september 2010 als getuige is gehoord in de strafzaken van de medeverdachten [medeverdachte sub 1], [medeverdachte sub 2] en [medeverdachte sub 3]. Deze afgelegde verklaring is gevoegd in voornoemde strafzaken en niet in onderhavige strafzaak, zodat het verweer van de raadsman geen doel treft.
Uitsluiten van de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie d.d. 9 april 2010
Standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte, die hij op 9 april 2010 ten overstaan van de politie heeft afgelegd, dient te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman voert daartoe aan dat verdachte op 9 april 2010 voor de eerste keer verhoord is over de overval op Ni Hao op 12 december 2009 en dat dit een nieuwe verdenking betreft. Gelet op de Salduz-rechtspraak en de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor van het college van procureurs-generaal (2010A007), ontleende verdachte het recht op consultatiebijstand voorafgaand aan dit verhoor. Dit recht is niet verwezenlijkt, waardoor dit een vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) dat zich niet meer voor herstel leent, aldus de raadsman.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verdachte steeds is medegedeeld dat hij van het plegen van meerdere overvallen verdacht werd, zoals bijvoorbeeld ondermeer de overval op een cafetaria aan de Oldenzaalsestraat in Hengelo (O). Verdachte heeft steeds het recht op consultatie van zijn raadsman gehad.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer niet slaagt. De rechtbank constateert allereerst dat verdachte tijdens het verhoor op 25 januari 2010 is medegedeeld dat hij ook werd verdacht van een overval op cafetaria Ni Hao in Hengelo (O) op 12 december 2009 en van een overval op cafetaria Peca in Hengelo op 13 december 2009. Het verhoor van verdachte op 9 april 2010 over de overval op Ni Hao betreft geen nieuwe verdenking, nu deze verdenking tijdens eerdere verhoren al ter sprake is gekomen. Het verweer van de raadsman treft om die reden al geen doel.
De rechtbank constateert verder dat de verdediging niet heeft aangevoerd dat verdachte zijn verklaring niet vrijwillig heeft afgelegd. Voorafgaand aan eerder afgenomen verhoren, heeft verdachte zijn advocaat geraadpleegd. Door de verdediging is niet aangevoerd dat het niet raadplegen van een advocaat voorafgaand aan het verhoor op 9 april 2010 heeft geleid tot misverstanden dan wel het afleggen van de verklaring van verdachte heeft beïnvloed. Niet is betoogd dat verdachte, had hij wel een raadsman kunnen raadplegen, een andere verklaring zou hebben afgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat bij alle verhoren die na de aanhouding van verdachte hebben plaatsgevonden hem de cautie is gegeven en dat op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte niet in vrijheid zou hebben verklaard, noch dat de politie op enigerlei wijze bijstand door een advocaat heeft belemmerd. Daar komt nog bij dat verdachte zijn op 9 april 2010 bij de politie afgelegde (ontkennende) verklaring ter terechtzitting in grote lijn heeft bevestigd.
Uit het voorgaande volgt dat het feit dat verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan het politieverhoor op 9 april 2010 een raadsman te consulteren niet tot bewijsuitsluiting van de op die datum afgelegde verklaring of tot enig ander rechtsgevolg kan leiden, nu verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Onrechtmatig gebruik van de camerabeelden van de tankstations
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de beelden van de overval vrijwillig verstrekt zijn en dat direct en niet achteraf een vordering ex artikel 126nf Sv dient gedaan te worden, afgezien van de vraag of deze beelden al dan niet vrijwillig zijn verstrekt. Dit vormverzuim leent zich niet meer voor herstel, aldus de raadsman. De verdediging verzoekt primair het bewijs dat door deze beelden is verkregen alsmede de vruchten daarvan uit te sluiten van het bewijs, subsidiair dit verzuim te compenseren door het matigen van een eventueel op te leggen straf ingevolge artikel 359a Sv.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat artikel 126nf Sv de grondslag is voor de beelden van de beide tankstations en dat deze vordering ook achteraf gedaan kan worden.
De overwegingen van de rechtbank
Vooropgesteld moet worden dat de wetgever met de invoering van de ‘regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens’ een duidelijk wettelijk kader heeft willen geven, waarbinnen de politie en de officier van justitie moeten handelen bij het vorderen van gegevens. Niettemin heeft de wetgever uitdrukkelijk de mogelijkheid open willen laten dat vrijwillig gegevens worden verstrekt en, zo begrijpt de rechtbank, nadien rechtmatig door politie en justitie worden gebruikt.
Of sprake is van een vrijwillige verstrekking van persoonsgegevens zal afhangen van de omstandigheden van het geval. In onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat medewerkers van het Shell tankstation te Hengelo (O) alsmede van het Shell tankstation te Borne met goedkeuring van eigenaar [benadeelde partij sub 2] zelf het initiatief hebben genomen de camerabeelden aan de politie ter beschikking te stellen, om zo de dader(s) van de overval te kunnen opsporen. Een vordering op basis van artikel 126nf Sv was dan ook niet vereist, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Onrechtmatig gebruik van de camerabeelden van de flat
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de beelden van de flat gegevens bevatten die vallen onder het begrip ‘private life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM. Deze beelden zijn niet vrijwillig afgegeven. Nadat de beelden zijn verstrekt is een vordering ex artikel 126nf Sv opgemaakt, zodat er ten tijde van de afgifte van de beelden geen vordering van de officier van justitie en machtiging van de rechter-commissaris was.
Daarnaast betwist de verdediging dat het hier gaat om historische gegevens ex artikel 126nd Sv, niet zijnde gevoelige gegevens als bedoeld in artikel 126nf Sv. De raadsman baseert zich daarbij op de uitspraak van de Hoge Raad, LJN: BK 6331, waarin de afgifte van foto’s waaruit een ras kan worden afgeleid als gevoelige informatie moet worden aangemerkt. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de opgenomen camerabeelden, aldus de raadsman.
Daarnaast is ook niet voldaan aan de vereisten van een vordering ex artikel 126nd Sv, zodat primair bewijsuitsluiting dient plaats te vinden dan wel subsidiair strafvermindering dient te worden toegepast. De raadsman voert daartoe aan dat er geen vordering van de officier van justitie aan het afgegeven van de beelden ten grondslag lag. Ook was geen sprake van een dringende noodzakelijkheid waardoor een schriftelijke vordering achteraf kon worden opgemaakt.
Ook voert de raadsman aan dat de bewoners op de hoogte zouden zijn gesteld van het maken van de opnamen door de beveiligingscamera’s, maar dat niet zeker is dat verdachte daar ook van op de hoogte was. De opnamen zijn dan ook in strijd met artikel 139f Sr vervaardigd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het van te voren duidelijk was dat verdachte op de beelden zou staan. De wetenschap van de camera’s in de flat blijkt duidelijk uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten.
De overwegingen van de rechtbank
Uit de inhoud van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten blijkt dat de daarin vermelde waarneming van de videobeelden betreft opnamen die zijn gemaakt met de beveiligingscamera in de lift en met de beveiligingscamera in de hal beneden en dat deze inhouden – kort gezegd – registratie van het bewegen van de personen in die ruimten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de beveiligingsopnamen niet registratie van personen hebben betroffen , waaronder verdachte, in een ruimte die kan worden aangemerkt als een ruimte, waarin verdachte onbevangen zichzelf moet kunnen zijn, zodat geen sprake is van schending van het ‘private life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Deze zaak verschilt op essentiële punten van de kwestie die aan de orde was in het door de raadsman genoemde arrest van de Hoge Raad. Het gaat hier immers om beelden die (anders dan in het geval van de Hoge Raad) niet aan de woningbouwvereniging waren toevertrouwd, maar om een opname van een beveiligingscamera waarvan de aanwezigheid op allerlei plekken in de publieke ruimte van algemene bekendheid is. De bewoners van het betreffende flat zijn in ieder geval op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van de beveiligingscamera’s in de lift en de hal beneden, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Van strijd met artikel 139f Sr is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Om meer of anders dan een foto- of videoregistratie van de (bij een duidelijke opname voor het bewijs bruikbare) fysionomie van degene die van de lift of de ingang/uitgang van het flat gebruik heeft gemaakt, gaat het hier niet. Van een (aan de beelden of de opnamen daarvan) voorafgegane verwerking van gevoelige persoonsgegevens als bedoeld in art. 16 Wet bescherming persoonsgegevens, is bij deze registratie geen sprake geweest. Het verbod van art. 18 van de wet doet zich (daarom) evenmin gelden. Gelet op deze omstandigheden konden de beelden van de beveiligingscamera’s van de lift en de hal van het flat beneden zonder machtiging van de rechter-commissaris op de voet van artikel 126nd worden gevorderd door de opsporingsambtenaren.
Onrechtmatige doorzoeking
De standpunten van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de doorzoeking onrechtmatig is geweest, nu volgens de verdediging geen sprake was van een dringende noodzakelijkheid.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aan de doorzoeking een machtiging van de rechter-commissaris ten grondslag ligt. Daarnaast heeft de officier van justitie in haar proces-verbaal gerelateerd dat de rechter-commissaris niet ter plaatse kon verschijnen. Het komt de rechtbank genoegzaam voor dat aan de wettelijke vereisten voor een doorzoeking door de officier van justitie is voldaan, te meer nu het niet aan de rechtbank is om te onderzoeken of en wanneer de rechter-commissaris al dan niet tijd heeft om een doorzoeking te doen.
6. De beoordeling van het bewijs
6.1 Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij voert daartoe aan dat uit de fotoconfrontatie een overeenkomst met de overvaller als zijnde verdachte blijkt. Daarnaast bevat het dossier een proces-verbaal met betrekking tot de vergelijking van de beelden van de flat van verdachte en de beelden van de overvallen. Verdachte verklaart dat hij op de beelden van de flat staat. De kleren die in beslag zijn genomen, zijn van verdachte. Daarnaast heeft de overvaller een waggelend loopje en verklaart verdachte zelf dat de overvaller op hem lijkt, aldus de officier van justitie.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat verdachte van het feit dient te worden vrijgesproken, nu de resultaten van de beelden en de huiszoeking dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte van het feit dient te worden vrijgesproken. Hij voert daartoe aan dat uit de beelden van de flat van verdachte en de overval op de Shell in Hengelo (O) blijkt dat er 27 minuten zit tussen het tijdstip van het verlaten van de flat door verdachte en het tijdstip van de overval in plaats van de 40 minuten die de verbalisant in zijn proces-verbaal heeft gerelateerd. Nu uit de beelden van de overval blijkt dat verdachte lopend kwam en lopend wegging na het plegen van de overval en de afstand tussen het huis van verdachte en het tankstation volgens [verbalisant naam sub 1] binnen drie kwartier fietsend is af te leggen, kan verdachte deze overval niet hebben gepleegd.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[Slachtoffer sub 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 december 2009 omstreeks 17.15 uur aan het werk was in het Shell tankstation aan het Olympiaplein in Hengelo (O). Op een gegeven moment zag hij een jongeman binnenkomen die in zijn rechterhand een pistool had. Hij stond tegen de kassa aan en richtte het pistool op een afstand van 20 tot 30 centimeter op mij. Hij zei “ik wil geld, anders schiet ik je dood” en “wil je dood, doe mij het geld”. Hij heeft de kassa open gedaan en heeft de overvaller geld gegeven. Die pakte het geld aan, stopte dit in de zakken van zijn jas, draaide zich om en rende de deur uit. De dader was 1.70 meter lang. Hij had een normaal postuur en een blanke huidskleur. Hij droeg een donkerkleurige baseballpet en een zwarte jas met capuchon. De capuchon droeg hij over de pet. De boord van de jas had aan de binnenkant drukknopen, licht van kleur. Hij droeg een donkerkleurige stoffen broek. De dader had een klein snorretje, een vlassnorretje. Het was een grijskleurig pistool.
Op donderdag 7 januari 2010 heeft een fotoconfrontatie plaats gevonden met de medewerker tevens [slachtoffer sub 1] van de overval op het Shell tankstation te Hengelo (O) op 28 december 2009. Aan deze getuige werd een selectie van 22 verdachtenfoto’s getoond. De getuige verklaarde dat hij bij het zien van foto 8 overeenkomsten zag met de dader. Volgens HKS is deze foto geregistreerd ten name van [verdachte], geboren op [1973] te [geboorteplaats], wonende [adres] in [woonplaats].
De [verbalisant sub 2] heeft de beveiligingsbeelden van 28 december 2009 van de flat aan de [adres] te [woonplaats] bekeken. Om 16.27.00 uur (werkelijke tijd volgens de verbalisant, de rechtbank begrijpt dat dit 16.47.00 uur moet zijn) verlaten twee personen, die lijken op [verdachte sub 4], de flat. Beide personen gingen via de trap naar beneden. De jas en het loopje van één van de personen kwam overeen met het loopje van verdachte. Vervolgens fietsen twee personen op één fiets weg. De persoon die achterop sprong leek op verdachte en de persoon die fietste leek op [verdachte sub 4]. Het is de rechtbank gebleken dat de reistijd van de woning van verdachte naar het Shell tankstation aan het Olympiaplein in Hengelo (O) per fiets ongeveer een kwartier bedraagt, zodat verdachte na het verlaten van de flat om 16.47 uur, anders dan de raadsman bepleit heeft, om 17.15 uur bij het tankstation aan het Olympiaplein kan zijn. De rechtbank overweegt ten overvloede dat ook indien verdachte vanuit de [adres] eerst [verdachte sub 4] naar haar huis aan de [adres] in [woonplaats] heeft gebracht en zich vervolgens per fiets dan wel lopend naar het Olympiaplein heeft begeven, daar nog voor het tijdstip van de overval omstreeks 17.15 uur kan zijn.
De verbalisant relateert verder dat verdachte op 28 december 2009 om 12.38 uur (werkelijke tijd) in de lift stapt met zijn hond en zijn fiets. Op de beelden is te zien dat hij onder meer een donkere spijkerbroek en een donkerblauwe jas draagt. Verdachte heeft tevens aan zijn linkerhand een zwarte handschoen. Deze handschoen komt overeen met de handschoen die de dader van de overval op zowel het tankstation in Hengelo als in Borne droeg. Ook hier droeg de overvaller deze soortgelijke handschoen alleen aan zijn linkerhand. Op de beelden van de lift is te zien dat aan de donkerblauwe jas een lichtgekleurde kraag zit, waarop 2 donkere drukknopen bevestigd zitten. Deze kraag komt ook overeen met de kraag die de dader van de overval ook droeg op 28 december 2009. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon op de beelden dan wel foto’s van de beelden in de flat aan de [adres] in [woonplaats] is.
De [verbalisanten sub 3 en sub 4] zagen op de nader bestudeerde beelden van de overval op het Shell tankstation in Hengelo (O) dat de door de overvaller gedragen spijkerbroek op de rechterachterzijde kennelijk voorzien was van opdrukken dan wel gestikte naden. Een van de in beslag genomen spijkerbroeken was op de rechterachterzijde voorzien van versierselen, bestaande uit een opdruk zijnde een merknaam en van een extra oranjekleurig gestikte naad. De rechtbank begrijpt dat dit de spijkerbroek van het merk G-Star is, die door verdachtes vader naar het politiebureau is gebracht en die te zien is op de foto op de pagina’s 649 (1A) en 651 (3A). Op de beelden wordt door de verbalisanten tevens een deel van een broekriem gezien. Onder de onderzochte kleding was ook een broekriem, die eveneens door verdachtes vader naar het politiebureau is gebracht. Qua kleur en voor zover zichtbaar de afmeting qua breedte kan deze riem door de overvaller gedragen zijn. Verdachte is door de politie ook geconfronteerd met de foto’s van de spijkerbroek en de groene riem en heeft verklaard dat deze spijkerbroek en riem van hem zijn en dat hij geen kleding uitleent.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder punt 5 heeft overwogen met betrekking tot de camerabeelden en de doorzoeking verwerpt de rechtbank het primair gevoerde verweer van de raadsman.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 28 december 2009 het Shell tankstation aan het Olympiaplein in Hengelo (O) heeft overvallen.
6.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij voert daartoe aan dat het dossier een proces-verbaal met betrekking tot de vergelijking van de beelden van de flat van verdachte en de beelden van de overvallen bevat. Verdachte verklaart dat hij op de beelden van de flat staat. De kleren die in beslag zijn genomen, zijn van verdachte. Daarnaast heeft de overvaller een waggelend loopje en verklaart verdachte zelf dat de overvaller op hem lijkt, aldus de officier van justitie. Daarnaast verklaren zowel [medeverdachte sub 4] als medeverdachte [medeverdachte sub 5] als medeverdachte [medeverdachte sub 3] over verdachtes betrokkenheid bij deze overval.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van het feit dient te worden vrijgesproken, nu de resultaten van de beelden en de huiszoeking dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2010 werkzaam was in het Shell tankstation aan de Europastraat in Borne toen dit tankstation overvallen werd. Op een gegeven moment zag hij omstreeks 15.40 uur 2 mannen de shop in rennen. Beide mannen hadden de capuchon van hun jas over hun hoofd. De voorste man sprong over de balie. Deze man was donkergetint en had bijna zijn hele gezicht bedekt. Deze man droeg zwarte handschoenen en een zwarte jas tot op de heup. De man was ongeveer tussen de 1.70 meter en 1.80 meter. De andere man bleef voor de balie staan. Deze man had ook een zilvergrijs pistool in zijn hand. Beide mannen schreeuwden dat ze geld wilden en dat ik de kassa open moest doen. De man die over de balie was gesprongen opende de kassa en haalde er al het papiergeld en wat muntgeld uit. De man voor de balie schreeuwde dat hij nog meer geld wilde. Op de kluis die tussen de beide kassa’s in staat lag een envelop met papiergeld die aangever aan de man heeft gegeven. Vervolgens moest aangever met de man die bij hem achter de balie stond, meelopen naar het gangetje achter de balie. Daar moest hij zijn gsm afgeven en op de grond gaan liggen. De man liep terug, sprong weer over de balie en verdween.
De [verbalisanten sub 5 en sub 2] hebben de opnames van de beveiligingscamera’s van het Shell tankstation te Borne bekeken. Op deze beelden is te zien dat één van de overvallers, gekleed in een rode jas, op een opvallende wijze loopt. Deze persoon beweegt opvallend met zijn bovenlichaam mee van de ene naar de andere kant bij elke stap. Het zou als waggelen omschreven kunnen worden. Zij hebben voorafgaand aan een verhoor van verdachte op 10 januari 2010 gezien dat de manier van lopen van verdachte overeenkomt met de opvallende manier van lopen van de verdachte gekleed in de rode jas die de overval op het tankstation in Borne gepleegd heeft. De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte een waggelende manier van lopen heeft, ongeveer zoals door de verbalisanten wordt omschreven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad op die manier loopt.
[Medeverdachte sub 4] heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2010 met verdachte in de Albert Heijn in een passage (de rechtbank begrijpt: Thiemsbrug) in het centrum van Hengelo (O) was. Daar heeft verdachte een aantal keren gebeld en moesten zij op een vriend wachten, waarvoor zij naar het station in Hengelo (O) zijn gegaan. Op een gegeven moment zei verdachte dat ze nog op een andere jongen moesten wachten, waarvoor ze naar de achterkant van het station zijn gelopen. Die jongen kwam daar met de auto. Daarna zijn ze met zijn vieren gaan rijden totdat ze uiteindelijk bij een benzinestation gestopt zijn. Verdachte en medeverdachte zijn daar uitgestapt, hebben een capuchon over hun hoofd getrokken en nadat verdachte een pistool onder zijn jas vandaan had gehaald zijn ze het tankstation binnen gelopen. [Medeverdachte sub 4] vroeg naar geld en is over de balie gesprongen, heeft de kassa geopend en heeft geld uit de kassa gehaald. Vervolgens heeft hij de gsm van de medewerker van het tankstation gepakt en is hij weer over de balie gesprongen, waarna verdachte en [medeverdachte sub 4] het tankstation uit zijn gelopen en weer bij de andere jongens in de auto zijn gestapt. Vervolgens zijn ze naar de woning van verdachte gegaan waar verdachte het geld onder de vier jongens verdeeld heeft.
[Medeverdachte sub 5] heeft bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2010 door [medeverdachte sub 3] is gebeld voor een klusje. Hij is daarvoor met zijn auto naar het station in Hengelo gereden alwaar [medeverdachte sub 3] samen met twee onbekende mannen is ingestapt. Een van de mannen was Turks en de ander was donker van kleur. [medeverdachte sub 3] vertelde dat [medeverdachte sub 5] naar Borne moest rijden. Op een gegeven moment kwamen ze bij een Shell tankstation uit. Daar heeft [medeverdachte sub 5] de auto in een straat schuin aan de overkant van het tankstation geparkeerd. De Turkse man en de onbekende jongen liepen in de richting van het tankstation. [Medeverdachte sub 3] bleef eerst in de auto maar stapte later ook uit. Op een gegeven moment zag hij dat de Turkse man en de andere jongen weer richting de auto kwamen rennen. Hij zag dat de Turkse man zijn hand voor zijn buik hield. Die twee mannen zijn weer ingestapt en even verderop is [medeverdachte sub 3] weer in de auto gestapt. Daarna zijn ze naar de woning van de Turkse man gereden. Onderweg zag [medeverdachte sub 5] dat de Turkse man een grijs wapen in zijn handen had. Bij de flat vertelde de Turkse man nog dat er camera’s hingen in het flat. In de woning is het geld onder de vier verdeeld en hebben [medeverdachte sub 3] en [medeverdachte sub 5] de woning van verdachte weer verlaten. [Medeverdachte sub 5] verklaart tevens bij de politie dat de Turkse jongen, voordat hij het tankstation binnen ging, een rode jas aan heeft getrokken. Deze jas lag in de auto en was van [medeverdachte sub 5]. Na de overval heeft de Turkse jongen die jas weer achtergelaten in de auto van [medeverdachte sub 5]. Die Turkse jongen droeg ook een rood petje, die hij al droeg op het moment dat hij in Hengelo in de auto stapte. Dit petje heeft de Turkse jongen na de overval ook achtergelaten in de auto. Tijdens dit verhoor wordt [medeverdachte sub 5] een politiefoto van [verdachte], geboren [1973] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] te [woonplaats] getoond. [Medeverdachte sub 5] herkent de man als zijnde de Turkse man die bij de overval betrokken was en waarover hij verklaard heeft. In elk geval de rol van [medeverdachte sub 5] is die van medepleger.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 2 januari 2010 het Shell tankstation aan de Europastraat in Borne samen met een ander heeft overvallen.
6.3 Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de verklaringen van de medeverdachten.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van het feit dient te worden vrijgesproken, nu de resultaten van de beelden en de huiszoeking dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij als eigenaresse van het Chinees Indisch eethuis Ni Hao aan de [adres] te Hengelo (O) op 12 december 2009 is overvallen. Zij was in de keuken kroepoek aan het inpakken. Op een gegeven moment ziet zij dat de deur naar de balie open gedaan wordt. In de deuropening stond een man die een grijs pistool in zijn hand had. De man had een iets donkere huidskleur. De man richtte het pistool op aangeefster, haar man en haar zoon. De man zei “blijf staan”. Hij deed de deur naar het gangetje dicht. Aangeefster is met haar man en zoon blijven staan en zijn wat later via de achterdeur naar buiten gegaan. De man liep met een capuchon over zijn hoofd richting de Wielewaalstraat liep. Haar zoon vertelde dat er papiergeld uit de kassa was weggenomen. Dit was een bedrag van ongeveer 160 of 170 euro.
Getuige [slachtoffer sub 5] heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 december 2009 samen met zijn ouders in de keuken van het Chinees restaurant Ni Hao in Hengelo (O) was. Op een gegeven moment ziet hij dat de tussendeur open gedrukt werd. Daarop liep een man de keuken in. Deze man had een donkergrijs wapen in zijn handen. Hij had het wapen met beide handen vast en richtte op zijn moeder. De man riep “blijf staan, blijf stil staan”. Vervolgens zwaaide hij heen en weer met het pistool toen hij getuige en diens vader zag staan. De man liep de cafetaria weer in en deed de tussendeur dicht. Hij zei dat zij vijf minuten moesten wachten. Na een aantal seconden zijn getuige en zijn moeder als eerste via de zijdeur naar buiten gelopen, gevolgd door zijn vader. [Slachtoffer sub 5] zag dat de man naar een auto liep en dat hij rechts instapte aan de kant van de bijrijder. Het was een klein model auto, blauw/paars van kleur.
[Medeverdachte sub 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 december 2009 betrokken is geweest bij een overval op een Chinese cafetaria aan de [adres] in Hengelo (O). Hij heeft die dag de blauw/paarse Suzuki Alto van zijn zus geleend. Nadat hij [medeverdachte sub 2] bij het station in Hengelo (O) op had gehaald, zijn ze samen naar de woning van [verdachte] aan de [adres] in [woonplaats] gegaan. Daar heeft [medeverdachte sub 3] bij [verdachte] een grijskleurig pistool gezien. Op een gegeven moment zijn zij alle drie in de Suzuki gestapt. In de auto vroeg [medeverdachte sub 3] aan [verdachte] hoe hij aan geld zou komen. Die zei daarop dat alles goed kwam en dat [medeverdachte sub 3] hem alleen af hoefde te zetten en even te wachten. Ook zei [verdachte] dat hij nog een stevige jongen nodig had en vroeg of [medeverdachte sub 3] met hem meeging. Die wilde dit niet, waarop [verdachte] om een andere jongen vroeg. [Medeverdachte sub 3] heeft daarop gebeld met [medeverdachte sub 1], die met hen mee is gegaan. Onderweg wees [verdachte] de weg, waarop ze uiteindelijk aan de [adres] in Hengelo (O) uitkwamen. Daar heeft [medeverdachte sub 3] op aanwijzen van [verdachte] de auto geparkeerd. Omdat er nog mensen in de buurt liepen, hebben ze in de auto nog even gepraat. Op een gegeven moment is [verdachte] uitgestapt. Ongeveer 2 of 3 minuten later kwam [verdachte] weer aanrennen. Hij stapte in de auto en zij “rijden, rijden, rijden”. [Medeverdachte sub 3] zag dat [verdachte] een aantal verfrommelde bankbiljetten vasthield. Daarvan heeft 30 euro bij [medeverdachte sub 3] in zijn rechterbroekzak gestopt. [Medeverdachte sub 3] wist dat [verdachte] geld zou stelen.
[Medeverdachte sub 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op zaterdag 12 december 2009 met [medeverdachte sub 3] bij [verdachte] thuis is geweest. [Verdachte] heeft daar een pistool laten zien. In die woning is besproken de geldproblemen van [medeverdachte sub 3] en [verdachte] op te lossen door een overval te plegen. Op een gegeven moment zijn ze alle drie in de auto van [medeverdachte sub 3] gestapt en naar het centrum van Hengelo (O) gereden. Daar is [medeverdachte sub 1] bij hen in de auto gestapt. Op een gegeven moment riep [verdachte] “rij naar Ni Hao”. [Medeverdachte sub 3] heeft de auto geparkeerd met de achterkant in de richting van Ni Hao. Daar stapten [medeverdachte sub 3] en [verdachte] uit. Zij praatten daar wat met elkaar, waarna [medeverdachte sub 3] weer instapte en [verdachte] alleen weg liep. Op een gegeven moment zei [medeverdachte sub 3] “hij komt er aan, hij komt er aan”. [Medeverdachte sub 2] keek naar achteren en zag [verdachte] aan komen rennen met zijn handen in zijn zakken. [Verdachte] stapte naast [medeverdachte sub 3] aan de bijrijders kant in. [Medeverdachte sub 3] reed keihard weg. [Medeverdachte sub 3] vroeg aan [verdachte] “heb je het gedaan?”. [Verdachte] zei daarop “ja ik heb een overval gepleegd, ik heb Ni Hao beroofd”. Hij zag in de auto dat [verdachte] aan [medeverdachte sub 3] 30 euro gaf.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 12 december 2009 het Chinees Indisch eethuis Ni Hao aan de [adres] in Hengelo (O) samen met anderen heeft overvallen.
6.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 december 2009 in de gemeente Hengelo (O), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van het Shell tankstation aan het Olympiaplein) heeft weggenomen 1140,52 euro toebehorende aan [benadeelde partij sub 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van dat tankstation, genaamd [slachtoffer sub 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- van korte afstand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer sub 1] heeft gericht en gericht gehouden, en
- tegen die [slachtoffer sub 1] heeft gezegd: "Ik wil geld, anders schiet ik je dood" en "Wil je dood, doe mij het geld";
2.
hij op 2 januari 2010 in de gemeente Borne, tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de shop van het Shell tankstation aan de Europastraat) heeft weggenomen 808,90 euro, toebehorende aan [benadeelde partij sub 2] en een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer sub 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer sub 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders:
- van korte afstand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer sub 2] hebben gericht en gericht gehouden, en
- over de balie zijn gesprongen, en
- hebben geschreeuwd -zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer sub 2] de kassa open moest doen en dat hij geld en zijn telefoon moest geven, en
- geld uit de kassa hebben gepakt, en
- die [slachtoffer sub 2] hebben gezegd op de grond te gaan liggen;
3.
hij op 12 december 2009 in de gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een aan de
[adres] gelegen Chinees Indisch Eethuis Nihao) heeft weggenomen geld (ongeveer euro 170,--) toebehorende aan [slachtoffer sub 3] en/of Chinees Indisch Eethuis Nihao, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer sub 3] en [slachtoffer sub 4] en [slachtoffer sub 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders:
- (van korte afstand) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer sub 3] en/of die [slachtoffer sub 4] en/of die [slachtoffer sub 5] heeft gericht en/of gericht gehouden, en
- tegen die [slachtoffer sub 3] en/of die [slachtoffer sub 4] en/of die [slachtoffer sub 5] heeft gezegd/geroepen -zakelijk weergegeven- dat zij moesten blijven stil staan en dat ze 5 minuten moesten wachten;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
feit 2 primair en feit 3
telkens het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een drietal brute overvallen op een tweetal Shell tankstations in Borne en Hengelo (O) en een chinees restaurant genaamd Ni Hao in Hengelo (O). Verdachte is daarbij zeer berekenend te werk gegaan en heeft de overige verdachten bij zijn criminele activiteiten betrokken. Deze feiten houden een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en zij ondervinden daarvan nog dagelijks de negatieve gevolgen in de vorm van gevoelens van angst en onzekerheid, zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de slachtoffers blijkt. Feiten als de onderhavige veroorzaken bovendien onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, te meer nu onderhavige overvallen deel uitmaken van een golf van overvallen in de regio Twente.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging en bij het bepalen van de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Nu geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor dit soort feiten zijn vastgesteld, acht de rechtbank als uitgangspunt voor dit feit - daarbij acht slaand op de professioneel ogende wijze van uitvoering, zoals het gebruik van een vuurwapen - drie jaren gevangenisstraf reëel.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij de initiator is geweest en ook degene is geweest die tijdens de overvallen een vuurwapen gehanteerd heeft. Verdachte heeft ook getracht zichzelf onherkenbaar te maken voor de beveiligingscamera’s van de tankstations door een pet en een capuchon te dragen, alsmede door bij zijn woning een zij-ingang te nemen waarvan bij hem bekend was dat daar geen camera aanwezig was, zodat verdachtes gangen niet geregistreerd konden worden. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat de waarschuwing van de politieagenten dat zij hem in de gaten hielden hem er niet van heeft weerhouden een overval te plegen. Ook houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij geen verantwoording voor zijn daden heeft willen nemen, ondanks het belastende bewijs tegen hem. De rechtbank houdt daarnaast ten nadele van verdachte rekening met het feit dat uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij herhaaldelijk voor zowel vermogens- als geweldsdelicten is veroordeeld. Daarnaast liep hij nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
Over verdachte is getracht door het NIFP een dubbelrapportage op te (doen laten) stellen. Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het opstellen van deze rapportage. De rechtbank houdt hier rekening mee.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat bij het bepalen van de hoogte van na te melden straf, geen rekening gehouden dient te worden met het feit dat een onbevoegde hulpofficier van justitie verdachte heeft voorgeleid en in verzekering heeft gesteld. In dit verband overweegt de rechtbank dat zij constateert dat sprake is geweest van handelen in strijd met artikel 57 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, maar dat zij daaraan in deze zaak geen verdere consequenties zal verbinden nu verdachte door dit verzuim niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar passend en geboden is.
8.2 De in beslag genomen goederen
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de aan verdachte toebehorende en onder hem in beslag genomen schoenen van het merk Nike, maat 41, kleur beige/zwart/blauw en een windjack, kleur donkerblauw met licht grijs met een capuchon van het merk La Martina, zodat de rechtbank de teruggave hiervan aan verdachte zal gelasten.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
[Slachtoffer sub 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.232,65 (drieduizend-tweehonderd-tweeëndertig euro en vijfenzestig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Mobiele telefoon € 342,72
- Netto inkomstenderving januari tot en met maart 2010 € 415,93
- Voorschot op verlies arbeidsvermogen vanaf 1 april 2010 € 1.224,--
(onder voorbehoud van rechten voor het overige)
- een immateriële schadevergoeding € 1.250,--
(onder voorbehoud van rechten voor het overige)
De benadeelde partij vordert dit bedrag als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vordering.
De benadeelde partij heeft verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon en de immateriële schadevergoeding voor toewijzing vatbaar zijn en dat de rest niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair dient te vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu deze niet van eenvoudige aard is. De benadeelde partij heeft geen aankoopnota van de ontvreemde telefoon overgelegd. Het is ongeloofwaardig dat de benadeelde partij geen inkomsten meer zou hebben nadat hij zijn baan opgezegd zou hebben en er is geen bewijs overgelegd van de huisarts of van een behandelaar dat de benadeelde partij zijn werk niet meer kon uitoefenen dan wel dat er sprake is van psychisch lijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het [slachtoffer sub 1]. De opgevoerde schadeposten zijn weliswaar betwist, maar de rechtbank acht een vergoeding voor de geleden schade op zijn plaats. Vast staat dat verdachte en zijn mededaders de telefoon van de benadeelde partij tijdens de overval hebben meegenomen. Uit de aangifte van de benadeelde partij blijkt dat dit een Samsung Ultra Touch betrof, terwijl de kosten voor een nieuwe mobiele telefoon, te weten een HTC MDA Vario IV, door de benadeelde partij gevorderd worden. De rechtbank acht toewijzing van een bedrag van € 200,-- wegens verlies van de Samsung telefoon op zijn plaats. De rechtbank acht de immateriële schadepost voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 1.450,-- (veertienhonderdvijftig euro), inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[Slachtoffer sub 3], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 182,10 (honderdtweeëntachtig euro en tien eurocent).
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Papiergeld uit de kassa € 170,--
- Slaapmedicatie € 12,10
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het vermeende weggenomen bedrag uit de kassa betreft een schatting. Er zijn geen bewijzen overgelegd, terwijl voor een onderneming gemakkelijk bewezen kan worden wat er die dag aan inkomsten waren en deswege wat er weggenomen zou zijn. Van de slaapmedicatie is evenmin bewijs overgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het [slachtoffer sub 1]. De opgevoerde schadeposten zijn weliswaar betwist, maar de rechtbank acht deze aannemelijk, mede gelet op hetgeen door de verschillende medeverdachten is verklaard over het aandeel van de buit dat aan hen is uitgedeeld, zodat de rechtbank het gevorderde daarom zal toewijzen tot een bedrag van € 182,10 (hondertweeëntachtig euro en tien eurocent). Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het [slachtoffer sub 1] naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 2 primair en 3 zijn toegebracht.
10. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf van 37 dagen die het gerechtshof in Amsterdam bij arrest van 29 augustus 2008 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd (meermalen) aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Sr.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
feit 2 primair en feit 3
telkens het misdrijf: diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) jaren,
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer sub 2] van een bedrag van € 1.450,-- (veertienhonderd en vijftig euro) (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2010) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.450,-- (veertienhonderd en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 24 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer sub 2], voor een deel van € 1.782,65 (zeventienhonderd tweeëntachtig euro en vijfenzestig eurocent) niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer sub 3] van een bedrag van € 182,10 (honderdtweeëntachtig euro en tien eurocent) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 3 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 182,10 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 3 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een paar Nike schoenen en een La Martina windjack;
Tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 23/007024-07
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 29 augustus 2008, te weten van 37 dagen gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2010.