ECLI:NL:RBALM:2010:BN8519

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/711000-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Wentink
  • J. Jordaans
  • A. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en bedreiging met een hamer tegen vader

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 28 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft op 18 december 2009 met een hamer in de richting van het hoofd van zijn vader geslagen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte rade, waardoor poging tot moord niet bewezen kon worden. Wel werd poging doodslag bewezen geacht, omdat de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zijn vader geraakt zou worden en mogelijk zou overlijden. Daarnaast werd de bedreiging met de woorden 'ik vermoord je' bewezen verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De verdachte werd geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van één jaar. De rechtbank heeft ook de civiele vordering van de benadeelde partij, de vader van de verdachte, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1.025,00 werd vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij als gegrond beschouwd, aangezien de schade rechtstreeks voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de psychische toestand van de verdachte in overweging namen en de aanbevelingen van de forensisch psychiater volgden.

Uitspraak

De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Zwolle PPC,
Huub van Doornestraat 15.
Terechtstaande terzake:
1.
hij op of omstreeks 18 december 2009,
in de gemeente Borne,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachte's
vader) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of geweldadig) met een hamer, althans een (hard) voorwerp,
op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of armen
heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft
getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 711000-09);
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 december 2009,
in de gemeente Borne,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachte's vader) van het leven te
beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig
en/of geweldadig) met een hamer, althans een (hard) voorwerp, op en/of tegen
en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of armen heeft geslagen
en/of meermalen althans eenmaal tegen het lichaam heeft getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 08/711000-09);
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 december 2009,
in de gemeente Borne,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (zeer)
(krachtig en/of geweldadig) met een hamer, althans een (hard) voorwerp,
op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of armen
heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft
getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 08/711000-09);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 december 2009,
in de gemeente Borne,
opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke
betrekking stond, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen,
althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of geweldadig) met een hamer, althans
een (hard) voorwerp op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of
lichaam en/of armen heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het
lichaam heeft getrapt waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(parketnummer 08/711000-09);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 december 2009,
in de gemeente Borne,
een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden
toegevoegd: "ik vermoord je" en/of "ik maak je dood" althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 08/711000-09);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1, primair, is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
de rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade getracht heeft het slachtoffer van het leven te beroven.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring die verdachte op 19 december 2009 heeft afgelegd buiten beschouwing moet worden gelaten. Volgens de raadsvrouw waren de verbalisanten op de hoogte van de psychische toestand van verdachte en had er niet vanuit mogen worden gegaan dat verdachte op ondubbelzinnige wijze afstand had gedaan van zijn recht om een advocaat te spreken.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er door de verbalisanten geen cognitieve functiestoornissen bij verdachte zijn waargenomen en dat het voor de verbalisanten niet overduidelijk was dat verdachte de reikwijdte van zijn beslissing om af te zien van zijn recht om een advocaat te raadplegen niet kon overzien.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het op door Z. Raanhuis, agent bij de Regiopolitie, op 19 december 2009 opgemaakte procesverbaal blijkt dat [getuige], zijnde de moeder van verdachte, onder meer heeft verklaard dat zij nooit bang is geweest voor verdachte maar dat nu wel is en dat verdachte waanideeën heeft en in haar ogen een monster is. Zij heeft verder verklaart dat verdachte heel erg ziek is en opgenomen moet worden en dat verdachte een jaar opgenomen is geweest bij Mediant. De aanvang van het verhoor van de getuige was op 19 december 2010 om 14.00 uur en is geëindigd om 15.15 uur dezelfde dag.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op vorenstaande de verbalisanten ten tijde van het verhoor van verdachte op 19 december 2010 om 15.15 uur ervan op de hoogte konden en moesten zijn dat er bij verdachte mogelijk dermate psychische klachten waren als gevolg waarvan hij de gevolgen zijn beslissing om af te zien het recht om een advocaat te raadplegen niet kon overzien. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de verbalisanten had gelegen om onder gegeven omstandigheden en het specifieke geval een advocaat in te schakelen.
De rechtbank ziet aanleiding de door verdachte op 19 december 2009 afgelegde verklaring buiten beschouwing te laten en niet als bewijsmiddel tegen verdachte te gebruiken.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
De aangever heeft blijkens het door L. Levers, hoofdagent van politie, op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 december 2009, - zakelijk weergegeven -verklaard dat hij gelijk een harde knal boven op zijn hoofd voelde, dat hij opzettelijk en met kracht door [verdachte] werd geslagen en dat hij toen hij op de grond lag pas zag dat [verdachte] een hamer in zijn rechterhand vasthield. Toen hij op de grond lag heeft aangever volgens zijn verklaring gezien dat er met de hamer op zijn hoofd werd gemikt, dat er meerdere keren werd uitgehaald en dat hij met zijn armen zijn hoofd en gezicht wilde beschermen.
Aangever heeft op 28 april 2010 tegenover de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij voordat hij de eerste klap kreeg niet heeft gezien dat [verdachte] met een hamer in zijn hand stond en dat hij toen hij op de grond lag en [verdachte] begon te slaan de hamer wel zag. De exacte beweging die [verdachte] bij de klap maakte heeft aangever niet gezien. Op de vraag hoe vaak [verdachte] heeft geslagen heeft aangever verklaard dat hij 4 of 5 keer en dat hij de klappen heeft afgeweerd met zijn armen en benen.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris, in aanwezigheid van zijn raadsman, - zakelijk weergegeven- verklaard dat hij zijn vader wild te lijf is gegaan met de hamer. Ter terechtzitting heeft- verdachte verklaard dat hij een hamer bij zich had en dat hij zijn vader twee keer met zijn vuist op het hoofd heeft geslagen en dat hij toen hij begon te slaan de hamer in zijn hand had.
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat niet bewezen kan worden verdachte zijn vader daadwerkelijk met de hamer op het hoofd heeft geslagen, omdat de verklaring van vader dat dit zou zijn gebeurd een conclusie inhoudt en géén feitelijke waarneming is. De rechtbank acht bewezen dat verdachte met een hamer in richting van het hoofd van zijn vader heeft geslagen en met een hamer op het lichaam en armen van zijn vader heeft geslagen. Verdachte heeft, door met een hamer te slaan, de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn vader op het hoofd geraakt zou worden en als gevolg daarvan zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, subsidiar en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 18 december 2009, in de gemeente Borne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] (zijnde verdachte's vader) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een hamer, in de richting van het hoofd en op het lichaam en de armen heeft geslagen en tegen het lichaam heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 18 december 2009, in de gemeente Borne, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde persoon dreigend de woorden toegevoegd: "ik vermoord je" en "ik maak je dood".
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 subsidiair, het misdrijf:
"Poging doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2, het misdrijf:
"Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht",
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank is het met het standpunt van de officier van justitie eens dat de feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf opleverende, in zodanig verband moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de door [slachtoffer], wonende te Borne, [adres], ingediende civiele vordering wordt toegewezen.
De rechtbank overweegt over de strafbaarheid van verdachte en over de oplegging van een straf of maatregel, het volgende:
Het door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, op verzoek van de rechtercommissaris opgemaakte rapport omtrent de geestesvermogen van verdachte gedateerd 3 september 2010, houdt zakelijk weergegeven omtrent verdachte het volgende in.
Diagnostisch is er sprake van recidiverende psychosen, zelfs mogelijk een chronisch psychose, in het kader van schizofrenie van paranoïde type en verslavingsproblematiek. Er bestaat een zeer sterke relatie tussen de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, en de psychopathologie. De enorme woede-explosie kan zowel vanuit de psychotische toestand als vanuit de kwetsbare persoonlijkheidsfactoren verklaard worden. Voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten zijn er aanwijzingen dat onderzochte zich niet goed voelde en instabiel was. In antwoord op de aan hem gesteld vragen concludeert Gerritsen dat de ten laste gelegde feiten (waarschijnlijk) volledig verklaard kunnen worden op basis van de psychopathologie. Gerritsen adviseert verdachte als volledig ontoerekingsvatbaar te beschouwen en adviseert de rechtbank om verdachte voor de duur van een jaar in psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen en dat na het aflopen daarvan, indien noodzakelijk, een rechterlijke machtiging kan worden aangevraagd.
De rechtbank neemt vorenstaande conclusie omtrent de ontoerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare, en is van oordeel verdachte ter zake de onder sub 1 subsidiair en sub 2 bewezenverklaarde feiten niet strafbaar is, omdat dit hem niet kan worden toegerekend. Derhalve zal de rechtbank ter zake van deze feiten ontslag van alle rechtsvervolging uitspreken.
Aangezien verdachte voldoet aan de wettelijke voorwaarden vermeld in artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank, overeenkomstig het advies van de psychiater, de maatregel van plaatsing als voorzien in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De rechtbank overweegt daarbij, dat zij ervan uitgaat dat de plaatsing van verdachte gelet op de in voormelde rapportage omschreven toestand van verdachte en mede ter bescherming van de maatschappij, na de periode van één jaar, op grond van een rechterlijke machtiging, kan voortduren.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat door [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], ter zake van feit 1 en feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 1.025,00, bestaande uit de volgende posten: € 25,00 ziekenhuisgeldvergoeding en € 1.000,00 smartengeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt het gevorderde bedrag van € 1.025,00,= zodat de vordering toewijsbaar is.
De na te melden maatregel is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 9a, 37 en 56 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, primair, is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1, subsidiair en sub 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Legt op de maatregel voorzien in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht en gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst, voor een termijn van één jaar.
Veroordeelt verdachte, terzake van de bewezen feiten tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres] van een bedrag groot: € 1.025,00 (zegge: eenduizendenvijfentwintig euro).
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mr. Jordaans en mr. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 september 2010.