ECLI:NL:RBALM:2010:BN8513

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700201-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bosch
  • mr. Stoové
  • mr. Taalman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van minderjarigenstrafrecht en onderzoek naar PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank te Almelo, in een interlocutoir vonnis, bepaald dat ten aanzien van de verdachte het minderjarigenstrafrecht zal worden toegepast. De zaak is aangehouden om meer informatie te verkrijgen via een psychiatrische rapportage over de mogelijke oplegging van een PIJ-maatregel. Tijdens de zitting op 14 september 2010 heeft de officier van justitie gevorderd dat het meerderjarigenstrafrecht zou worden toegepast en dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het onderzoek niet volledig was geweest met betrekking tot de persoon van de verdachte, wat heeft geleid tot de beslissing om het onderzoek te heropenen.

De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht, bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van toepassing zijn voor degenen die ten tijde van het begaan van het strafbare feit tussen de 12 en 18 jaar oud zijn. Artikel 77b Sr. biedt een uitzondering voor personen tussen de 16 en 18 jaar, maar de rechtbank is van oordeel dat in dit geval de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de inhoud van de pro justitia rapportage in overweging genomen, waaruit blijkt dat er geen argumenten zijn om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.

De rechtbank benadrukt dat de afdoening van de zaak niet alleen moet focussen op de ernst van de feiten, maar ook op de mogelijkheden voor behandeling van de verdachte, met het oog op het voorkomen van recidive en de veiligheid van de samenleving. Daarom is het noodzakelijk dat er een psychiatrisch rapport wordt uitgebracht, aanvullend op de reeds aanwezige psychologische rapportage. De rechtbank heeft besloten dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen tijdstip, binnen drie maanden na de zitting, om ervoor te zorgen dat de benodigde rapportage tijdig kan worden opgesteld.

Uitspraak

INTERLOCUTOIR VONNIS STRAFZAKEN
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken:
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2010 in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [1992],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in JPC De Sprengen te Zutphen;
De officier van justitie te Almelo heeft gevorderd dat ten aanzien van verdachte meederjarigenstrafrecht wordt toegepast en dat hij terzake de sub 1 t/m sub 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
Onder de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest ten aanzien van de persoon van verdachte, zodat als na te melden dient te worden beslist.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) zijn ten aanzien van degenen die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 18 jaren heeft bereikt, de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van toepassing. Artikel 77b Sr. vormt daarop een uitzondering in die zin dat ten aanzien van personen die de leeftijd van 16 jaren maar niet die van 18 jaren hebben bereikt, aldus de categorie waaronder ook verdachte valt, gelet op de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, het zogenaamde meerderjarigenstrafrecht kan worden toegepast.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat toepassing van het meerderjarigenstrafrecht bij minderjarigen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde is en dat met een dergelijke toepassing grote terughoudendheid moet worden betracht.
De rechtbank is, gelet op de behandeling ter terechtzitting en met name de aldaar gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte en de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakt pro justitia rapportage, waarin ondermeer wordt geconcludeerd dat er geen argumenten zijn gelegen in de persoonlijkheid van verdachte om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, van oordeel dat artikel 77b Sr. buiten toepassing dient te worden gelaten. Bij de afdoening van de zaak moet, naar het oordeel van de rechtbank, niet afstraffing vanwege de ernst van de feiten voorop staan, maar dienen ter voorkoming van recidive in het belang van de veiligheid van de samenleving, ook de mogelijkheden voor behandeling van verdachte aan de orde te komen. De rechtbank is in dit verband van oordeel dat de mogelijkheid van een
PIJ-maatregel dient te worden onderzocht, zodat het noodzakelijk is dat er over verdachte, in aanvulling op de reeds aanwezige psychologische rapportage, een psychiatrisch rapport wordt uitgebracht.
Gezien artikel 346 van het Wetboek van Strafvordering;
B E S L I S S E N D E :
Heropent het onderzoek.
Beveelt dat dit zal worden hervat op een nader in overleg met de officier van justitie te bepalen tijdstip, gelegen binnen drie maanden na heden.
Dit tijdstip is gelegen na de termijn van 30 dagen, zulks om de klemmende reden dat voormelde rapportage naar alle waarschijnlijkheid niet binnen die 30 dagen gereed zal zijn.
Stelt de stukken in handen van de officier van justitie, opdat deze als voormeld zal (doen) handelen.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen de nadere zitting, met verzoek tot kennisgeving van die zitting aan de raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Oldenzaal
Aldus gewezen door mr. Bosch, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Stoové en Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier,
en uitgesproken ter terechtzitting van de rechtbank voornoemd, op 28 september 2010.