ECLI:NL:RBALM:2010:BN8512

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700249-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewapende overvallen op horecagelegenheden in Enschede

Op 28 september 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij twee gewapende overvallen op horecagelegenheden in Enschede. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, en daarnaast moet hij een schadevergoeding van € 3.000,-- betalen aan de slachtoffers. De uitspraak volgde op een openbare terechtzitting op 14 september 2010, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Hofstee, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.J. van de Beek.

De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt om geld en goederen af te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn actieve rol in de overvallen, als medepleger moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, en concludeerde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische schade die de slachtoffers hebben geleden door de overvallen, en de impact die deze feiten hebben op de samenleving. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, en de rechtbank heeft zijn jeugdige leeftijd en verminderde toerekeningsvatbaarheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zonder de mogelijkheid van een voorwaardelijke straf, en heeft de schadevergoeding aan de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van een deel van hun vorderingen dat niet ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Sector strafrecht
parketnummer: 08/700249-10
datum vonnis: 28 september 2010.
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2],
geboren op [1989] in [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de PI Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van14 september 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een of meer anderen twee gewapende overvallen heeft gepleegd, danwel dat hij aan één van die overvallen medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of de eigena(a)r(en) van
de vof de Manderijn heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die vof de Manderijn
en/of de [familienaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- (ieder) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben gericht
gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gezegd/geschreeuwd/geroepen: "Vul de tas" en/of "Meer, meer" en/of -zakelijk
weergegeven- dat die [slachtoffer 1] niet moest zeuren of treuzelen maar de tas moest
vullen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 januari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Chinees
restaurant De Manderijn aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de eigena(a)r(en) van de vof de Manderijn, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- (ieder) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben gericht gehouden,
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gezegd/geschreeuwd/geroepen: "Vul de tas" en/of "Meer, meer" en/of -zakelijk
weergegeven- dat die [slachtoffer 1] niet moest zeuren of treuzelen maar de tas moest
vullen; (parketnummer 08/700249-10)
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Chinees
restaurant De Manderijn aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag
en/of een of meer telefoon(s), in elk geval enig geld en/of goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de eigena(a)r(en) van de vof de
Manderijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (vuur)wapen(s) gelijkende
voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gericht gehouden, en/of
- met een moersleutel, althans een (groot) stuk gereedschap, ten opzichte van
die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben gemanipuleerd en/of die
moersleutel/dat stuk gereedschap boven zijn verdachtes hoofd heeft gehouden
en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gezegd/geschreeuwd/geroepen: "Blijf zitten anders gebruik ik deze, ik gebruik
hem echt";
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[verdachte 5] en/of [verdachte 1] op of omstreeks 13 februari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met elkaar en/althans ieder voor zich, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
het Chineesrestaurant De Manderijn aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en/of een of meer telefoon(s),
in elk geval enig geld en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de eigena(a)r(en) van de vof de
Manderijn, in elk geval aan een ander of anderen dan die [verdachte 5] en/of die [verdachte 1]en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of die andere
deelnemer hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [verdachte 5]
en/of die [verdachte 1]:
- een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (vuur)wapen(s) gelijkende
voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gericht gehouden, en/of
- met een moersleutel, althans een (groot) stuk gereedschap, ten opzichte van
die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben gemanipuleerd en/of die
moersleutel/dat stuk gereedschap boven zijn verdachtes hoofd heeft gehouden
en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of diens familielid/leden heeft/hebben
gezegd/geschreeuwd/geroepen: "Blijf zitten anders gebruik ik deze, ik gebruik
hem echt"
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13
februari 2010 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door:
- de plaats van het misdrijf te observeren en/of (vervolgens) die [verdachte 5] en/of
die [verdachte 2] te informeren met betrekking tot de plaats van het misdrijf, en/of
- in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk
te gaan staan teneinde in geval van ontdekking op heterdaad die [verdachte 5] en/of
die [verdachte 1] te kunnen waarschuwen; (parketnummer 08/700249-10)
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van sub 1 primair en sub 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van het voorarrest en dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in het geheel worden toegewezen met daarbij oplegging van de Terwee-maatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Feit 2
Op 13 februari 2010 zijn in de gemeente Enschede, door een tweetal personen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het Chinees restaurant De Mandarijn aan de [adres] een geldbedrag en telefoons, toebehorende aan de
vof de Mandarijn, weggenomen. Deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en diens familieleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een van zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- vuurwapens op die [slachtoffer 1] en diens familieleden werden gericht gehouden, en
- met een moersleutel ten opzichte van die [slachtoffer 1] en diens familieleden werd gemanipuleerd en die moersleutel boven het hoofd van een van de daders werd gehouden
en waarbij tegen die [slachtoffer 1] en diens familieleden is geroepen: "Blijf zitten anders gebruik ik deze, ik gebruik hem echt" .
Verdachte is, kort voordat de twee genoemde personen bij het Chinees restaurant naar binnen gingen, voor dat restaurant langsgelopen en is vervolgens bij een flatgebouw in de nabijheid van het restaurant blijven staan. Daar heeft hij op een gegeven moment met één van de twee overvallers in het restaurant gebeld met de mededeling dat er een politieauto voorbij was gereden maar dat de kust nu veilig was.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Feit 2:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op verdachtes aandeel in het geheel, het primair tenlastegelegde is bewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat de samenwerking tussen verdachte en de personen die bij het restaurant naar binnen zijn gegaan, niet zodanig nauw en bewust was, dat verdachte als medepleger kan worden beschouwd.
De verdachte voert aan dat hij kort voor de overval niet bij het restaurant naar binnen heeft kunnen kijken en dat hij vanaf zijn positie bij de flat geen zicht had op het restaurant en daarom de personen die de overval pleegden, bij een eventuele ontdekking, niet kon waarschuwen, zodat geen sprake is van strafbare betrokkenheid bij de overval.
5.3.De bewijsoverweging van de rechtbank:
Feit 1:
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het sub 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Feit 2:
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid, dat wil zeggen dat de handelingen tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn. Ook kan er sprake zijn van medeplegen wanneer de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gedragingen van de mededader(s), hoewel daartoe wel de mogelijkheid bestond. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn mededaders [verdachte 5] en [verdachte 1] had afgesproken dat hij de zaak zou observeren en zou bellen als er politie langs kwam. Vervolgens zegt hij de zaak vanaf de flat in de gaten te hebben gehouden en na de overval 50 euro van de buit te hebben ontvangen.Ter terechtzitting verklaart hij ook daadwerkelijk te hebben gebeld met de mededeling dat de politieauto weg was. Medeverdachte [verdachte 1] verklaart dat hij samen met verdachte en [verdachte 5] naar de Mandarijn is gelopen en dat ze met z’n drieën de zaak nog eens hebben doorgenomen. Verdachte heeft volgens [verdachte 1] de zaak gescand en is langs gelopen en heeft vervolgens [verdachte 5] gebeld met de mededeling dat zij bij de chinees naar binnen konden. Medeverdachte [verdachte 5] heeft verklaard dat verdachte kort voor de overval bij de chinees langs is gelopen om te zien of de kust veilig was en dat hij het observatiewerk had gedaan en dat hij daarvoor na de overal geld heeft gekregen.
Gelet op vorenstaande gedragingen van verdachte voor, tijdens en na de roofoverval, hebben verdachte en de medeverdachten met betrekking tot het feit zodanig hecht en intensief samengewerkt dat zij allen afzonderlijk als medepleger van het feit en daarom als dader dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op de omstandigheid dat verdachte zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van de gedragingen van zijn mededaders. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de overval op 13 februari 2010, sprake is van medeplegen.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 januari 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die vof de Mandarijn, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader ieder een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en diens familieleden gericht hebben gehouden, en tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Vul de tas" en -zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] niet moest zeuren of treuzelen maar de tas moest vullen;
2.
hij op 13 februari 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het Chinees restaurant De Mandarijn aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en telefoons, toebehorende aan de vof de Mandarijn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en diens familieleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat een of meer van verdachtes mededaders:
- vuurwapens op die [slachtoffer 1] en diens familieleden hebben gericht gehouden, en
- met een moersleutel ten opzichte van die [slachtoffer 1] en diens familieleden hebben gemanipuleerd en die moersleutel boven het hoofd hebben gehouden
en daarbij tegen die [slachtoffer 1] en diens familieleden hebben geroepen: "Blijf zitten anders gebruik ik deze, ik gebruik hem echt";
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 312 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair het misdrijf:
medeplegen van afpersing.
feit 2 primair het misdrijf:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte,
met in achtneming van na te melden omtrent verdachte opgemaakte psychiatrische rapportage, strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte maakte deel uit van een groep personen die in vaak wisselende samenstelling, in een betrekkelijk korte periode een aantal brute overvallen heeft gepleegd. Verdachte is betrokken geweest bij twee van die overvallen op dezelfde horecagelegenheid in Enschede. Voorzien van bivakmutsen en gewapend met vuurwapens dwongen hij en of zijn mededader(s), de aanwezige personen tot de afgifte van geld en of goederen, waarbij de vuurwapens op de aanwezigen gericht werden gehouden. Bij deze brutale overvallen neemt de rechtbank onder meer in aanmerking het gemak waarmee zij door verdachte en zijn mededader(s) werden gepleegd. Verdachte heeft telkens zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en heeft geen enkel oog gehad voor met name de psychische schade die hij door zijn toedoen bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. De slachtoffers hebben de overvallen, blijkens hun verklaringen bij de politie, als zeer beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden; te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaringen. Bovendien brengen dergelijke feiten in de samenleving sterke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij blijkens het uittreksel uit het documentatieregister, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met verdachtes jeugdige leeftijd en het feit dat er bij het plegen van de feiten geen daadwerkelijk fysiek geweld ten overstaan van de slachtoffers is gebruikt.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, zoals blijkt uit de pro justitia rapportage van J.P.M. van der Leeuw en H.A. Gerritsen. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken zoals deze voor feiten als de onderhavige zijn vastgesteld.
Gelet op zijn aandeel bij de tweede overval acht de rechtbank, alles overwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna vermelde duur passend en geboden. Een deels voorwaardelijke straf met een behandeling van verdachte als bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld in voormelde rapportage, acht de rechtbank niet aan de orde. Indien verdachte gemotiveerd is zijn leven een andere wending te geven en wat aan de bij hem aanwezige problematiek te doen, zal hij dit op vrijwillige basis na zijn detentie, danwel in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling dienen te doen.
9. De schade van benadeelden
[Slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], beiden wonende te [woonplaats], [adres], hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vorderen veroordeling van de verdachte terzake immateriële schade tot betaling van € 5.000,-- (ieder € 2.500,--), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2010 respectievelijk 13 februari 2010.
Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd om oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat genoemde vorderingen volledig toewijsbaar zijn.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vorderingen, welke op zich niet worden betwist, te matigen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde benadeelde partijen ieder in hun vordering ontvankelijk en zijn die vorderingen voor een deel van in totaal € 3.000,--
(ieder € 1.500,--) gegrond, omdat is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen- verklaarde feiten sub 1 primair en sub 2 primair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De schade wordt begroot op totaal € 3.000,-- De vorderingen zullen daarom tot dat deel worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige deel (ieder € 1.000),-- niet ontvankelijk verklaren in hun vordering. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten sub 1 primair en sub 2 primair is toegebracht. De rechtbank acht het van belang dat er aanvullende waarborgen komen dat verdachte de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen ook daadwerkelijk voldoet. De rechtbank zal daarom ook ten aanzien van beide vorderingen de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Wetboek van Strafecht.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair het misdrijf:
medeplegen van afpersing.
feit 2 primair het misdrijf:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], van een bedrag van in totaal € 3.000,-- (ieder € 1.500,--) (€ 1.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2010 en € 1.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2010) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feiten sub 1 primair en sub 2 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,-- ten behoeve van de benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 40 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen voor een deel van in totaal € 2.000,-- (ieder
€ 1.000,--) niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de benadeelde partijen dat deel van hun vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2010.