ECLI:NL:RBALM:2010:BN8511

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710386-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gewapende overval op cafetaria in Enschede met schadevergoeding aan slachtoffer

Op 28 september 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een cafetaria in Enschede op 27 februari 2010. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 200 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.750,-- te betalen aan het slachtoffer, dat schade had geleden door de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een geldbedrag en een horloge had weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer was gebruikt. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, aangezien de verdachte een faciliterende rol had gespeeld door een auto te regelen voor de overval en op de hoogte was van de plannen. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in psychiatrische en psychologische rapportages. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en behandeling van de verdachte, en legde een voorwaardelijke straf op, met bijzondere voorwaarden voor toezicht en eventuele behandeling. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor een totaalbedrag van € 6.600,--, maar de rechtbank kende een bedrag van € 2.750,-- toe, waarbij het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar en legde de bijbehorende straffen en maatregelen op.

Uitspraak

parketnummer: 08/710386-10.
datum vonnis: 28 september 2010.
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[Verdachte 3],
geboren op [1992] in [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een ander of anderen een gewapende overval heeft gepleegd, danwel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer euro 600,--) en/of een
horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria
de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], en/althans/in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben geroepen/gezegd -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en/of
- (daarbij/vervolgens) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht (gehouden);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[Verdachte 5] op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer euro 600,--) en/of een
horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria
de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], en/althans/in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [verdachte 5] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan die [verdachte 5] en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [verdachte 5]
en/of zijn mededader(s):
- tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben geroepen/gezegd -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en/of
- (daarbij/vervolgens) een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht (gehouden)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen met een of meer
ander(en) op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Enschede en/of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door door die [verdachte 5] en/of zijn
mededader(s) naar en/of (met de buit) van de plaats van het misdrijf te
vervoeren en/althans het vervoer van die [verdachte 5] en/of zijn mededader(s) naar
en/of van de plaats van het misdrijf te regelen/organiseren;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor tijd van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met toezicht van de jeugdreclassering en met een eventuele behandeling als bijzondere voorwaarde. Verder heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 4.600,-- gevorderd met oplegging van de Terwee-maatregel en met niet ontvankelijkheid van het overige deel van de vordering.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 27 februari 2010 zijn in de gemeente Enschede, door een tweetal personen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria aan de
[adres] een geldbedrag en een horloge, toebehorende aan Cafetaria de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], weggenomen. Deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat genoemde twee personen
- tegen die [slachtoffer 6] hebben geroepen -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en
- daarbij een pistool op die [slachtoffer 6] hebben gericht gehouden .
De auto waarin verdachte samen met genoemde twee personen naar voormelde cafetaria is gereden, is geregeld door verdachte. Verdachte wist dat er een overval zou worden gepleegd. Op aanwijzingen van verdachte is uiteindelijk voor genoemde cafetaria gekozen. Tijdens de overval heeft verdachte in de gereedstaande auto op de overvallers staan wachten en na de overval heeft verdachte € 20,-- van de buit ontvangen .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op verdachtes aandeel in het geheel, het primair tenlastegelegde is bewezen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu, naar zijn oordeel, de samenwerking tussen verdachte en de personen die bij de cafetaria naar binnen zijn gegaan, niet zodanig nauw en bewust is geweest, dat ten aanzien van verdachte sprake was van medeplegen. De verdediging is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde feit wel bewezen kan worden verklaard.
5.3.De bewijsoverweging van de rechtbank:
Medeplegen.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. Het gaat erom dat er sprake is van een zekere onderlinge gelijkwaardigheid, dat wil zeggen dat de handelingen tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn. Ook kan er sprake zijn van medeplegen wanneer de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gedragingen van de mededader (s), hoewel daartoe wel de mogelijkheid bestond.
Verdachte heeft bij de overval op 27 februari 2010 op verzoek van één van zijn mededaders een auto met chauffeur geregeld. Samen met zijn mededaders, waarvan er twee waren voorzien van bivakmutsen en gewapend waren met vuurwapens, is hij met hen naar een horecagelegenheid gereden in de wetenschap dat deze overvallen zou worden.
Toen dit object niet geschikt bleek is, op aanwijzing van verdachte, uiteindelijk gekozen voor de cafetaria aan de [adres], alwaar de overval plaatsvond. Na de overval heeft verdachte van de buit €. 20,-- gekregen voor zijn verrichte werkzaamheden .
Gelet op vorenstaande gedragingen van verdachte voor, tijdens en na de roofoverval, hebben verdachte en zijn mededaders met betrekking tot het feit zodanig hecht en intensief samengewerkt dat zij allen afzonderlijk als medepleger van het feit en daarom als dader dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op de omstandigheid dat verdachte zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van de gedragingen van zijn mededaders. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de overval op 27 februari 2010, sprake is van medeplegen.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 februari 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria aan de
[adres] heeft weggenomen een geldbedrag en een horloge, toebehorende aan Cafetaria
de Snackhoek en/of [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat één of meer van verdachte’s mededaders
- tegen die [slachtoffer 6] hebben geroepen -zakelijk weergegeven- dat het
een overval betrof en dat ze geld wilden, en
- daarbij een pistool op die [slachtoffer 6] hebben gericht gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte, met in achtneming van na te melden omtrent verdachte opgemaakte psychiatrische- en psychologische rapportage strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
In de maanden januari en februari 2010 heeft een groep personen in vaak wisselende samenstelling, een aantal brute overvallen gepleegd op met name horecagelegenheden in Enschede. Verdachte heeft bij één van die overvallen een faciliterende rol gespeeld door op het verzoek van één van zijn mededaders een auto met chauffeur te regelen. Samen met zijn mededaders, die waren voorzien van bivakmutsen en gewapend waren met vuurwapens, is hij op 27 februari 2010 met hen naar een cafetaria gereden in de wetenschap dat deze overvallen zou worden. Toen dit object niet geschikt bleek is, op aanwijzing van verdachte, uiteindelijk gekozen voor de cafetaria aan de [adres]. Daar hebben verdachtes mededaders geld en een horloge gestolen, waarbij vuurwapens op de aanwezigen gericht werden gehouden. Verdachte heeft bij het aanbieden van zijn diensten zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en heeft geen enkel oog gehad voor met name de psychische schade die tengevolge van de overval bij de slachtoffers teweeg werd heeft gebracht. Hij heeft weliswaar geen intitierende rol gespeeld in het gebeuren maar zijn gedagingen zijn wel zodanig geweest dat die uiteindelijk in belangrijke mate tot het realiseren van de overval hebben bijgedragen.
De slachtoffers hebben de overval, blijkens hun verklaringen bij de politie, als zeer beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat feiten als deze een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhouden en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van deze traumatische ervaringen. Bovendien brengen dergelijke feiten maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee.
Ten voordele van verdachte strekt dat hij, blijkens het uittreksel uit het documentatieregister, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met verdachtes jeugdige leeftijd en het feit dat de overvallers geen daadwerkelijk fysiek geweld hebben toegepast op de slachtoffers.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de licht verminderde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, zoals blijkt uit de psychiatrische rapportage van G.C.G.M. Broekman en de psychologische rapportage van A. Rebergen Soetendaal, welke conclusie de rechtbank overneemt.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat de nadruk dient te liggen op begeleiding en behandeling van verdachte en dat in verband daarmee, naast een werkstraf van de voor minderjarigen maximale duur, volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met toezicht en eventuele behandeling als bijzondere voorwaarde.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf, geen rekening gehouden met het feit dat een onbevoegde hulpofficier van justitie verdachte in verzekering heeft gesteld. In dit verband overweegt de rechtbank dat zij constateert dat sprake is van handelen in strijd met artikel 57 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, maar dat daaraan geen verdere consequenties worden verbonden nu verdachte door dit verzuim niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.
9. De schade van benadeelden
[slachtoffer 6], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 6.600,--.
Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
kassa en kassalade € 1.500,--;
psychische schade € 3.500,--;
horloge € 1.000,-- en
kassageld € 600,--.
De benadeelde partij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voor een deel van
€ 4.600,-- ( € 1.000,-- voor de kassa, € 2.500,-- immateriële schade, € 500,-- voor het horloge en € 600 kassageld) kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met niet ontvankelijkheid van het overige deel van de vordering.
De raadsman refereert zich met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan het oordeel van de rechtank.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij ontvankelijk in zijn vordering en is de vordering deels gegrond. In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 2.750,-- toewijzen, bestaande uit de volgende posten:
kassa en kassalade € 750,--;
psychische schade € 1.500,--;
kassageld € 500,--
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het op de vordering betrekking hebbende strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het restant van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering zich niet leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De schade met betrekking tot het horloge is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en voor wat betreft de overige posten zijn deze tot voormelde toegewezen bedragen aannemelijk gemaakt en voor het overige niet voldoende onderbouwd.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank acht het van belang dat er aanvullende waarborgen komen dat verdachte de toegewezen vordering van de benadeelde partij ook daadwerkelijk voldoet. De rechtbank zal daarom ook de maatregel als bedoeld in artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht opleggen en bepalen dat toepassing wordt gegeven aan artikel 77l, vijfde lid Wetboek van Strafrecht.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y en 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
12. De beslissing
De rechtbank:
- vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering van het bureau jeugdzorg, ook als deze inhouden begeleiding of behandeling door derden( bijvoorbeeld Dimence of Karakter);
- draagt de jeugdreclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van € 2.750,-- voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.750,-- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende jeugddetentie voor de tijd van 35 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij voor een deel van € 3.850,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.J. Stoové en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2010.